Verkiezingen Hongarije: de ‘Viktator’ oog in oog met de verenigde oppositie

Verkiezingsaffiches in Hongarije (28/3/2022). © belga

De Hongaarse premier Viktor Orban, hét boegbeeld van de Europese populistische rechterzijde, staat zondag voor zijn grootste verkiezingsuitdaging sinds hij in 2010 aan de macht kwam. Bij de parlementsverkiezingen probeert een bonte alliantie van zes partijen ‘de Viktator’ een hieltje te lichten en het land opnieuw naar de Europese mainstream te loodsen. Toch lijkt Orban de beste kaarten te hebben.

Sinds het vertrek van de Duitse bondskanselier Angela Merkel is Orban de langst regerende regeringsleider in de Europese Unie. Bovendien behaalde zijn conservatief-nationalistische partij Fidesz bij de vorige verkiezingen in 2018 opnieuw een tweederdemeerderheid in het nationale parlement. Samen met de kleine coalitiepartner Christendemocratische Volkspartij (KDNP) en de steun van de Duitse minderheid controleert Orban momenteel 134 van de 199 zetels in het prachtige, neogotische parlementsgebouw aan de oever van de Donau.

Vanuit die unieke machtspositie heeft Orban zijn land het voorbije decennium uitgebouwd tot wat hij zelf graag een ‘illiberale democratie’ noemt. De persvrijheid is beknot, de rechtsstaat zowat uitgekleed en de overheidsinstellingen zitten stevig in de greep van de partij. De democratische neergang en de onophoudelijke tirades tegen migranten, liberalen en progressieven en de elitaire bureaucraten uit Brussel maakten van Orban het zwarte schaap van de Europese mainstream, maar ook de onbetwiste voorman van populistisch rechts op het continent.

Toch zit de 58-jarige Orban dezer dagen in het defensief. Uit groeiende bekommernis om de autoritaire koers en de kleptocratische trekjes van het bewind van Orban toont Europa zich steeds meer bereid om de geldstromen naar Hongarije droog te leggen. Bovendien is Orban sinds de oorlog in Oekraïne vervreemd geraakt van zijn nauwste bondgenoten in de Europese arena. Illustratief: Polen en Tsjechië zegden deze week af voor een defensiebijeenkomst van de Visegradlanden in Boedapest.

‘Verenigd voor Hongarije’

Ook in eigen land moet Orban zich schrap zetten. De oppositie heeft haar lessen getrokken uit de verkiezingsnederlagen van 2014 en 2018 en verenigde zich met het oog op de stembusgang van zondag in een alliantie. ‘Verenigd voor Hongarije’ telt zes partijen die het hele politieke spectrum bestrijken, van de groenen (Dialoog, LMP) en de sociaaldemocraten (MSZP, DK) tot de liberalen (Momentum) en, curieus genoeg, het radicaal rechtse Jobbik. Eén doel bindt hen: het einde van het ‘corrupte’ en ‘autoritaire’ regime van Orban.

Het bonte gezelschap raakte het eens over gemeenschappelijke kandidaten in de 106 kieskringen en organiseerde vorig jaar succesvolle voorverkiezingen, waarbij de 49-jarige Peter Marki-Zay op het schild gehesen werd als uitdager van Orban. Hij presenteert zich als een ontgoochelde ex-aanhanger van Fidesz die het land opnieuw op een democratisch en pro-Europees pad wil zetten. Voortgestuwd door enkele lokale verkiezingszeges en wervende voorverkiezingen stak de nieuwe alliantie vorig najaar voor het eerst boven Fidesz uit in een aantal peilingen.

Dat gat heeft Orban inmiddels dichtgereden. Recente polls dichten Fidesz 48 tot 50 procent van de stemmen toe, de verenigde oppositie 44 tot 46 procent. Nochtans leek de Russische inval in Oekraïne in volle verkiezingscampagne Orban in nauwe schoentjes te brengen. Geen enkele regeringsleider in de EU staat immers dichter bij het Kremlin en de algemene verontwaardiging over de bombardementen op kraamklinieken en theaters dreigde ook op Orban negatief af te stralen. ‘De keuze is nooit zo eenvoudig geweest: Orban en Poetin, of het Westen en Europa’, zo stelde Marki-Zay het.

Neutrale positionering

De handige Orban koos echter voor een neutrale positionering. Ja, ook hij veroordeelde de inval en stemde in met de zwaarste economische en financiële sancties die de EU ooit oplegde, maar tegelijkertijd weigerde hij wapens te leveren aan het Oekraïense leger. ‘Hongarije moet buiten deze oorlog blijven. We mogen niet tussen de Russische hamer en het Oekraïense aambeeld belanden’, waarschuwde Orban. Hij profileerde zich als de garant van vrede en veiligheid en wreef de oppositie aan het land mee te sleuren in de oorlog. Kritiek op de torenhoge inflatie en dalende koers van de forint counterde Orban dan weer met fiscale voordelen voor grote gezinnen, hogere pensioenen en lonen en maatregelen om de energieprijzen te drukken.

In Hongarije klinkt de boodschap van Orban ook veel luider. Regeringsgezinde kanalen domineren het medialandschap. Marki-Zay moest onlangs genoegen nemen met het wettelijke minimum van vijf minuten zendtijd op de openbare televisie terwijl de speech van Orban op de nationale feestdag negen keer werd uitgezonden in 24 uur. Die ongelijke toegang tot media is een van de bekommernissen die wordt aangestipt in een recent interimrapport van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Die heeft een grootschalige monitoringmissie op de been gebracht, met 18 langetermijnwaarnemers en nog eens 200 waarnemers op de verkiezingsdag, hoogst uitzonderlijk voor verkiezingen in een EU-lidstaat.

In dat rapport stelt de OVSE ook aan de kaak dat nauwelijks iets is gedaan aan andere pijnpunten die ze had aangestipt bij de verkiezingen van 2018: het misbruiken van administratieve middelen, het vermengen van overheid en partij, het gebrek aan transparante campagnefinanciering… De regering bestempelde die kritiek als ‘ongefundeerd’. ‘Het doel van dit rapport is zeer duidelijk: twijfel zaaien over het democratische karakter van het Hongaarse kiessysteem om een excuus klaar te hebben voor een nederlaag van links’, zo luidde het bij directeur Miklos Szantho van de regeringsgezinde denktank Center for Fundamental Rights.

‘Kiezerstoerisme’

Politieke waarnemers wijzen er ook op dat het verkiezingssysteem in de kaart van Orban speelt. 106 zetels worden rechtstreeks betwist in de kieskringen, 93 zitjes worden proportioneel verdeeld via de landelijke kieslijsten. Jaren geleden al hertekende Orban de grenzen van de kiesdistricten ten nadele van de progressieve stemmen in verstedelijkte gebieden en ten gunste van zijn eigen conservatieve achterban op het platteland. Het maakt dat de oppositie volgens analisten een voorsprong van drie tot vijf procent moet halen om een regering te kunnen vormen. Bovendien waarschuwen de OVSE en de oppositie ook voor recente wijzigingen aan de kieswet die de deur zouden openen voor ‘kiezerstoerisme’, waarbij kiezers zich laten registreren in districten waar de uitslag bijzonder nipt kan worden.

Om niets aan het toeval over te laten, hebben de oppositie en de civiele samenleving niet minder dan 20.000 vrijwilligers gerecruteerd om toe te zien op het tellen van de stemmen. Dat zijn er ongeveer twee per kiesbureau. De ruim 10.000 kiesbureaus openen de deuren om 06.00 uur en sluiten om 19.00 uur. De 8,2 miljoen stemgerechtigden kunnen niet enkel stemmen op de 664 kandidaten die dingen naar een parlementszitje, ze kunnen ook deelnemen aan een referendum dat de regering organiseert over haar omstreden LGBTQ-beleid van de regering. Het vormt een bijkomende hefboom om het conservatieve electoraat naar de stembus te lokken. Die opkomst zal mee het eindresultaat bepalen. In 2018 daagde ongeveer 70 procent van de kiezers op.

Partner Content