Redactie Knack

‘Orbans referendum is geen democratisch instrument, maar een politiek geladen wapen’

Alleen al de vijf vragen die premier Victor Orban de Hongaren wil voorleggen, laten duidelijk zien hoe hij zijn onderdanen wenst te sturen, schrijft Toine Paulissen.

De symboliek is onmiskenbaar: in de week van de Gay Pride Parade in Boedapest kondigt Viktor Orbán een referendum aan over zijn beruchte ‘antihomowet’. Die wet is helemaal niet anti-LGBTQ+, aldus de Hongaarse premier, maar dient alleen om kinderen te beschermen.

Zo’n (slecht) verdoken agenda vinden we evenzeer terug in zijn beweegredenen om de volksraadpleging überhaupt te organiseren: niet de stem van zijn volk, maar zijn eigen strategische motieven staan centraal. Via de rechtstreekse goedkeuring door de burgers van zijn ‘antihomowet’, wil hij Brussel de mond snoeren. Een klinkende overwinning zal Orbán gebruiken om zijn bekende, populistische riedeltje te herhalen: dat zijn critici eigenlijk tegen (de democratische wil van) het Hongaarse volk zijn.

Referenda zijn immers het ultieme democratische instrument. Of zo worden ze alleszins vaak voorgesteld. Ze geven aan burgers de kans om beleid rechtstreeks te beïnvloeden, of toch minstens hun mening erover expliciet uit te spreken.

Deze vorm van directe democratie heeft de laatste decennia sterk aan populariteit gewonnen, wat vaak wordt gelinkt aan burgerlijke onvrede over traditionele democratische processen. Dat klinkt aannemelijk, maar hoe verklaart men dan de opkomst bij deze stemmingen de afgelopen 20 jaar sterk is gedaald? Omdat referenda in veel gevallen geen democratisch, maar een politiek instrument zijn, waarbij strategische motieven en doelen aan de grondslag liggen. En kiezers dat snel in de gaten hebben.

Want referenda worden vrijwel altijd georganiseerd door de heersende politieke elite. Kijk naar de context van enkele recente spraakmakende referenda en je zal zelden een nobel democratisch streven ontdekken. Het brexitreferendum van 2016 was een belofte van David Cameron aan zijn eurosceptische backbenchers om hem tijdens de kiescampagne van 2015 te steunen. In datzelfde jaar trachtte premier Alexis Tsipras via een referendum over de bail-out van de Griekse overheid zijn positie binnen zijn eigen partij te verstevigen. En niemand minder dan Orbán zelf gebruikte de directe democratie al eerder om zijn eigen belangen veilig te stellen door na de vluchtelingencrisis het door de EU reeds goedgekeurde spreidingssysteem aan zijn bevolking voor te leggen.

Orbans referendum is geen democratisch instrument, maar een politiek geladen wapen.

Het grote verschil tussen Orbán en zijn voormalige collega-premiers is het gebrek aan checks and balances in Hongarije. Deze zorgen er in normale omstandigheden voor dat het politieke profijt van referenda relatief ‘onschuldig’ blijft via onafhankelijke controle. In het Verenigd Konikrijk bijvoorbeeld bestaat er een onafhankelijke Electoral Commission die instaat voor de organisatie van referenda. In Hongarije daarentegen is er van evenwicht en controle geen sprake meer omdat Orbán de voorbije jaren de democratie en haar onafhankelijke instellingen volledig heeft weten uit te hollen. Ook en vooral ten koste van specifieke minderheidsgroepen. De LGBTQ+-gemeenschap bijvoorbeeld.

Orbán nieuwste referendum dient duidelijk als een wapen, niet alleen tegen mensen die niet in zijn wereldbeeld passen, maar ook in zijn permanente strijd tegen Brussel. Hij zal er dan ook alles aan doen om zijn strijd voor het behoud van zijn ‘antihomowet’ te overgieten met een ‘democratisch’ sausje op basis van de uitkomst van zijn referendum.

Alleen al de vijf vragen die Orbán de Hongaren wil voorleggen, laten duidelijk zien hoe hij zijn onderdanen wenst te sturen: ‘Steunt u dat kinderen seksuele opvoedingscontent met verschillende seksuele oriëntaties kunnen tegenkomen zonder ouderlijke toestemming? Dat geslachtsveranderingsoperaties gepromoot worden richting hen? Dat dergelijke operaties beschikbaar worden voor hen? Dat mediaprogramma’s die hun ontwikkeling beïnvloeden ongehinderd uitgezonden worden? Dat programma’s die geslachtsveranderingen laten zien beschikbaar worden voor hen?’

Is dat neutraal? Neen. Is dat objectief? Neen. Gaan de vragen überhaupt over de feitelijke wettekst? Neen. Maakt het uit? Hoogst waarschijnlijk niet. Geen enkele instantie lijkt sterk genoeg om Orbán tegen te houden.

Tegelijk zal eender welk resultaat gebruikt worden om het eigen beleid te bekrachtigen. Kijk maar naar het referendum van 2016 over het Europese spreidingsplan: 98 procent stemde destijds tegen het spreidingsplan, een verpletterende overwinning voor Orbán dat uitdraaide op een plebisciet voor het antimigratiebeleid van de regering. Dat de uitslag van het referendum volgens de wet ongeldig was, omdat het opkomstpercentage onder de 50 procent bleef, maakte niet uit. Het gebruik van overheidsmiddelen evenmin. En zij die dachten dat de lage opkomst de eerste breuken in het harnas van Orbán blootlegden, kwamen in de voorbije jaren bedrogen uit.

We zijn dus gewaarschuwd wanneer er over luttele maanden een uitslag wordt gerapporteerd waarbij het Hongaarse volk haar steun uitspreekt voor de antihomowet. Of wanneer Orbán spreekt van een overwinning voor de democratie, en dat ‘het volk gesproken heeft’, en dat in de aanloop naar de cruciale parlementsverkiezingen van 2022. In werkelijkheid zal een hele gemeenschap onder vuur zal blijven liggen, het referenduminstrument andermaal zijn misbruikt en slechts één echte winnaar triomferen. Voorlopig toch.

Partner Content