Goede peilingen, slechte resultaten: het lot van de groenen in Europa

Peter Casteels
Peter Casteels Redacteur en columnist bij Knack

De klimaatcrisis is overal. Toch slagen de ecologisten er, ondanks vaak veelbelovende peilingen, nergens in Europa in om écht de leiding te nemen. De Duitse Groenen moesten zich vorige week tevredenstellen met een overwinningsnederlaag. Is het hun lot om een zweeppartij te blijven?

April was een mooie maand voor Annalena Baerbock. De Duitse Groenen hadden nog maar net besloten om hun veertigjarige covoorzitter als kandidaat- bondskanselier naar voren te schuiven, of de partij klom naar de eerste plaats in de peilingen. Eind april waren ze maar liefst 28 procent waard. De twee grote volkspartijen, CDU/CSU en SPD, verkeerden in diepe crisis en volgden, met respectievelijk 23 en 14 procent, op ruime achterstand. Een groene kanselier leek niet langer een utopie, de artikels over dat vooruitzicht waren al geschreven. Tot de campagne plots grimmiger werd. Berichten over een onterecht aan Baerbock toegekende coronabonus, fouten in haar cv en een plagiaatkwestie werden gretig opgepikt door de media. Baerbock probeerde de schade te beperken, maar maakte daarbij weinig indruk.

Je zou verwachten dat een klimaatramp in eigen land in het voordeel van de Groenen speelt. Maar je zag geen enkel effect.’ Herfried Münkler, politoloog Humboldt-universiteit

‘De manier waarop zij én de partij met die berichten omgingen, was stuntelig en onprofessioneel’, stelt Herfried Münkler in een telefoongesprek met Knack. Münkler, een gerenommeerd politoloog verbonden aan de Berlijnse Humboldt-universiteit, vindt dat de partij beter Robert Habeck, de andere covoorzitter, in het veld had gestuurd. ‘Bij publieke optredens staat Habeck veel steviger in zijn schoenen. Met zijn ervaring in de spits had de partij misschien wel 5 procent meer kunnen behalen. Maar ook niet meer dan dat. 20 procent was voor de Groenen het hoogst haalbare.’

Uiteindelijk zouden de Groenen net geen 15 procent van de kiezers overtuigen. Omdat die score bijna een verdubbeling betekende tegenover het vorige verkiezingsresultaat kon de partij dat zonder blozen verkopen als een historische overwinning. Toch overheerste vooral teleurstelling. Hun belangrijkste thema, het klimaat, was de voorbije zomer tenslotte alleen maar urgenter geworden. In volle campagne had de overstromingsramp aan 183 mensen het leven gekost.

‘Je zou verwachten dat zo’n klimaatramp in eigen land in het voordeel van de Groenen speelt’, zegt Münkler. ‘Maar je zag geen enkel effect. De belangrijkste verklaring lijkt me dat mensen minder bang zijn voor de heel kleine kans dat ze zelf betrokken raken bij zo’n ramp, dan voor de heel grote kans dat een dominante groene partij ingrijpende gevolgen zal hebben voor hun levensstandaard.’

Volgens Münkler is het, mede om die reden, ook niet zo verwonderlijk dat de Groenen in de peilingen vaak betere scores laten optekenen dan in de verkiezingsuitslagen. ‘De Groenen kunnen niet langer het alleenrecht claimen als het gaat over ecologie’, legt hij uit. ‘Ook andere partijen geven vandaag een antwoord op de ecologische vraagstukken. Hoe meer de verkiezingsdag nadert, hoe meer mensen die ecologie belangrijk vinden aangetrokken worden tot andere partijen. Als het er echt toe doet, beginnen ze zich zorgen te maken over hun levensstandaard. De consequentie van hun stem zou kunnen zijn dat de prijzen van vlees, brandstof, groenten en fruit stijgen. Op dat moment zoeken ze een partij die belooft dat de noodzakelijke klimaatinspanningen hen niet te veel zullen kosten.’

Münklers uitleg spoort met de evoluties in de peilingen. Terwijl de Groenen gaandeweg wegzakten van 28 naar 15 procent, steeg de uiteindelijke winnaar, SPD, van 14 naar bijna 26 procent. Münkler: ‘Het lijkt aannemelijk dat veel mensen die in april nog een stem voor de Groenen overwogen uiteindelijk voor de SPD kozen. Ook de SPD belooft te willen strijden tegen de klimaatverandering, maar ze benadrukt altijd dat die strijd verenigbaar moet zijn met de sociale kant van de zaak.’

Het is wellicht ook een van de redenen waarom groene partijen het vooral of zelfs alléén goed doen in wat politologen ‘postmateriële samenlevingen’ noemen. Dat zijn landen of regio’s waar veel burgers zich geen zorgen hoeven te maken over oplopende facturen, waardoor er (mentale) ruimte komt voor andere bezorgdheden. Simon Otjes, politoloog aan de Universiteit Leiden, verwees ernaar in een blog voor de website s tukroodvlees.nl. In postmateriële samenlevingen bereiken de groene partijen voornamelijk de stedelijke, hogeropgeleide kiezers, de zogenaamde ‘nieuwe middenklasse’. Niet toevallig breken groene politici of partijen makkelijker door in sterk gegentrificeerde steden in Europa zoals Bordeaux, Lyon, Stuttgart of Amsterdam, waar ze telkens de burgemeester leveren. Het valt in dat verband ook op dat de Duitse Groenen niet onder de verwachtingen bleven in grote steden zoals Berlijn (22,4 procent, plus 9,8), Keulen (28 procent, plus 14,5) of München (26,1 procent, plus 8,8).

Keine Experimente

KU Leuven-politoloog Steven Van Hecke, gespecialiseerd in Europese politiek, is het ’ten dele’ eens met de stelling van Herfried Münkler. ‘Het is een nadeel dat de groenen hebben tegenover de sociaaldemocraten, ja. Als socialist Frans Timmermans zegt dat hij de energieprijzen onder controle wil krijgen, gelooft iedereen hem. Als een groene excellentie dat zegt, heeft dat iets minder geloofwaardigheid.’ Maar verder zag Van Hecke in Duitsland vooral een verkiezingsuitslag die bovenal erg Duits is. ‘Ik weet dat het een cliché is, maar voor hen geldt blijkbaar nog altijd: Keine Experimente. Je had de misschien teleurstellende uitslag van de Groenen, maar vergeet ook niet dat extreemlinks en extreemrechts werden afgestraft. Dat is vrij uniek in Europa: we zijn het tegenwoordig gewend dat de extremen winnen.’

Van Hecke twijfelt er niet aan dat de Groenen ooit veel meer dan 20 procent kunnen behalen. ‘Ik zie geen enkele reden waarom dat uitgesloten zou zijn’, zegt hij. ‘Twintig jaar geleden had ik zo’n uitspraak nooit gedaan, want toen werden de groene partijen vaak gedomineerd door fundi’s. Maar vandaag hebben de realo’s overal het pleit gewonnen. De groenen in Europa hebben bijna collectief de beslissing genomen om beleidspartijen te worden. Ze willen duidelijk niet eindigen zoals extreemlinks, en dat valt ook aan hun politieke personeel te zien. Sommige groenen lijken nu wel crypto-christendemocraten.’

De Europese kaart laat een gemengd beeld zien, meent Van Hecke. Bij de Europese verkiezingen van 2019 deden de groenen het in veel landen erg goed. In België boekte Ecolo toen een overwinning zonder enige bittere nasmaak. De politoloog wil ook ‘mild’ zijn voor de Duitse Groenen, maar voor Groen in Vlaanderen is hij strenger. ‘De groenen behaalden in Duitsland 15 procent, terwijl zelfs gewezen boegbeeld Joschka Fischer er nooit in slaagde meer dan 10 procent van de kiezers te overtuigen. Annalena Baerbock wist ook centrumkiezers aan te spreken: van de CDU/CSU zijn er wel 900.000 kiezers overgelopen. Wie had dat twintig jaar geleden kunnen denken? Maar in Vlaanderen heeft Groen in 2019 wel degelijk een echte nederlaag geleden. Het is er helemaal niet in geslaagd om centrumkiezers te overtuigen.’

Establishment of revolutie

Toch vertoont de uitslag van de Groenen in Duitsland gelijkenissen met wat Groen in Vlaanderen is overkomen. Begin 2019 protesteerden jongeren voor een beter klimaatbeleid, en trokken grote klimaatmarsen vele tienduizenden deelnemers. Groen behaalde in de peilingen voor de verkiezingen van 26 mei 16 procent. Het zou in Vlaanderen stranden op 10 procent. Voor de Kamer was het zelfs nog iets minder, hoewel ook weer het op een na beste resultaat werd neergezet.

Kristof Calvo was een van de belangrijkste kopstukken in die campagne. Hij zit vandaag nog altijd in de Kamer voor Groen, maar is sinds begin 2021 ook verbonden aan het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks in Nederland. ‘We moeten het de volgende keer echt beter doen, maar zo’n overwinningsnederlaag overkomt natuurlijk niet alleen de groenen’, zegt Calvo daarover. ‘Guy Verhofstadt (Open VLD) is ook nog de gedoodverfde winnaar geweest, waarna hij teleurstelde bij de verkiezingen. In Duitsland leek Martin Schulz (SPD) in 2017 al bondskanselier, maar het resultaat viel uiteindelijk ook tegen. Te vroeg pieken in de peilingen houdt altijd gevaren in. Politieke tegenstanders richten zich meer op jou dan ze anders zouden doen, en de media hebben ook veel meer aandacht voor iemands doen en laten. Een partij die bovenaan staat, wordt niet alleen met liefde bejegend.’

Steven Van Hecke is niettemin opvallend streng voor Groen: ‘Het heeft geprobeerd om een breder publiek aan te spreken, en is daar in de campagne niet in geslaagd. Dat valt de partij niet per se kwalijk te nemen, en het is zelfs niet oneervol om eens verkiezingen te verliezen, maar het is wel kwalijk dat Groen daar geen lessen uit lijkt te trekken. Ik begrijp niet dat Meyrem Almaci na de regeringsvorming van Vivaldi gewoon bleef zitten als voorzitter.’

Sinds hij geregeld in Den Haag komt, ziet Calvo de uitdagingen waar groene partijen voor staan een stuk scherper. Ook collega Jesse Klaver van GroenLinks slaagde er dit voorjaar niet in om van de klimaatcrisis een verkiezingsoverwinning te maken. Het Nederlandse politieke landschap is drukker bevolkt dan elders: GroenLinks werd niet alleen uitgedaagd door centrumpartijen met meer bestuurservaring zoals D66, het kreeg ook te maken met alternatieven zoals Partij voor de Dieren, die radicaler kunnen zijn. ‘Ook de N-VA worstelt met zo’n tussenpositie’, zegt Calvo. ‘Tussen het establishment aan de ene kant en soms zelfs revolutionaire partijen aan de andere. Die positie maakt ook ons kwetsbaar, en tegelijk liggen daar onze kansen. We moeten durven te dromen van radicale ideeën, maar moeten ze op korte termijn beter concretiseren. Wij staan voor verandering, maar dat kan ook zonder mensen de indruk te geven dat morgen de revolutie losbarst. Groenen moeten een beleidspartij én een denktank zijn. Daar zijn we tijdens de campagne van 2019 onvoldoende in geslaagd.’

Het is niet oneervol om eens verkiezingen te verliezen. Maar dat Groen daar geen lessen uit trekt, is kwalijk.’ Steven Van Hecke, politoloog KU Leuven

Calvo onderschrijft deels ook de eerdere opmerkingen van Herfried Münkler. ‘Het is heel belangrijk dat groene partijen nooit one-issuepartijen worden die alleen met het klimaat bezig zijn’, geeft hij toe. ‘Dat bleek ook uit de analyse die het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks na de verkiezingen maakte. De conclusie was dat wij een combinatie moeten zijn van rood en groen. We kunnen het thema van sociale rechtvaardigheid niet laten liggen. Dat is een inhoudelijke keuze, maar met het klimaat zijn er gewoon niet genoeg stemmen te winnen. Ook dat zagen we in Nederland: er waren veel verschillende partijen die ambitieuze klimaatplannen voorstelden, terwijl uit postelectoraal onderzoek bleek dat er helemaal niet zo veel kiezers waren die klimaat echt een belangrijk thema vonden.’

Competentie

Er is nog een andere reden voor de groene overwinningsnederlagen. Simon Otjes stipt aan dat in de laatste maanden en weken van een verkiezingscampagne de zogenaamde ‘competentievraag’ steeds nadrukkelijker wordt gesteld. Otjes: ‘Welke partij of welke kandidaat is het best in staat om regeringsverantwoordelijkheid op zich te nemen? Naarmate de verkiezingsdag nadert, begint die vraag meer en meer door te wegen. Dat is voordelig voor de traditionele partijen en lastiger voor partijen die, zoals GroenLinks in Nederland, de verantwoordelijkheid nooit hebben gedragen. In Nederland hebben we die dynamiek bij de vorige verkiezing duidelijk gezien. In de laatste weken voor de stembusgang werd na elk debat een peiling gehouden over de competentievraag. Uit de resultaten bleek dat er bij de progressieve kiezer een consensus ontstond over de competentie van Sigrid Kaag (voormalig buitenlandminister voor de links-liberale D66, nvdr). De groeiende consensus heeft ook nog eens een zelfversterkend effect. Het eindresultaat was dat D66 vijf zetels won, terwijl GroenLinks, een partij die in dezelfde electorale vijver vist, er zes verloor. In Duitsland lijkt de vorige maanden min of meer hetzelfde gebeurd. Naarmate de verkiezingsdag naderde, groeide bij de progressieve kiezer een consensus rond Olaf Scholz. Uit een peiling begin september bleek dat bijna de helft van de respondenten diens SPD “competent” noemde. De Groenen moesten het stellen met 30 procent.’

Dat de minder ervaren uitdager het moeilijker heeft om mooie peilingsresultaten om te zetten in een florissant verkiezingsresultaat, toont ook het geval-Emile Roemer, in 2012 kandidaat voor de donkerrode Socialistische Partij (SP) in Nederland. Een maand voor de verkiezingen stond de partij met 38 zetels op kop in de peilingen. Roemer, die volgens de peilingen zelfs even uitzicht had op het minister-presidentschap, moest uiteindelijk tevreden zijn met 15 zetels. ‘Op het ogenblik dat de competentievraag meer begon door te wegen, deed Roemer een paar ongelukkige uitspraken’, vertelt Otjes. ‘In de weken voor de verkiezingen zag je de SP razendsnel dalen in de peilingen. Bij de traditionele linkse partij, de PvdA van Diederik Samsom, gebeurde het omgekeerde. Uiteindelijk was de PvdA met 38 zetels de grote winnaar op links.’

Steven Van Hecke ziet de groene partijen stilaan evolueren naar echte bestuurspartijen die ook als dusdanig worden herkend door de kiezer. In Vlaanderen heeft een politica als Petra De Sutter, die voor Groen vicepremier werd in de regering- De Croo, een profiel dat kiezers daarvan kan overtuigen. Als de Duitse Groenen in een nieuwe regering stappen, zal hun bestuurdersaura afstralen op alle Europese groenen. Van Hecke: ‘Als hun Europarlementsleden de omschakeling maken van oppositiemodus naar beleidsverantwoordelijkheid, maakt dat een duidelijk verschil in de Europese politiek. Veel Europeanen zullen zien dat de groenen niet langer politici zijn die aan de zijlijn blijven staan.’

Herfried Münkler gelooft er niet echt in. Een groene kanselier voor Duitsland noemt hij ‘een illusie’, en hij ziet de groenen ook in de toekomst niet echt doorbreken. Kristof Calvo denkt er uiteraard anders over. In 2017 zei hij dat de groenen tegen 2025 25 procent van de stemmen kunnen behalen én de premier leveren. Zou hij dat vandaag nog herhalen? ‘Zulke uitspraken helpen niet om kiezers te overtuigen, dus daar zou ik me vandaag niet meer aan bezondigen’, zegt Calvo er nu over. ‘Uiteindelijk blijven verkiezingsresultaten heel moeilijk te voorspellen. Wie had er in 2014 geloofd dat Vlaams Belang met Tom Van Grieken vandaag weer de grootste partij zou zijn? Helemaal niemand.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content