Ontslaggolf in Duitsland: ‘Het land moet af van zijn industrie-fetisj’
Eerst kondigde Volkswagen aan dat het fabrieken sluit, en deze week maakte staalreus ThyssenKrupp massaontslagen bekend. Hoe kon het zo foutlopen met de gevierde Duitse industrie?
Het ministerie van Financiën van de Zuid-Duitse deelstaat Baden-Württemberg, de thuisbasis van industriereuzen als Bosch, Mercedes en ZF Friedrichshafen, is een goede plek om de temperatuur van Duitsland te meten. Het land is in de greep van de angst voor de-industrialisatie, en stevent af op verkiezingen die bondskanselier Olaf Scholz zijn job kunnen kosten, als zijn partij hem al niet eerder aan de kant schuift. Die vervroegde verkiezingen vinden plaats op 23 februari.
Danyal Bayaz, minister van Financiën van de deelstaat, maakt zich zorgen. Volgens hem heeft Duitsland zijn gezondheid ondergraven door te weinig te investeren in de publieke sector, op een moment dat de rentetarieven laag waren. Vandaag, geconfronteerd met energieschaarste, toenemende concurrentie uit China en de dreiging van Amerikaanse invoerrechten van 10 à 20 procent onder Donald Trump, vreest Bayaz dat het Duitse economische model aan het instorten is.
Volgens Bayaz krijgt Duitsland maar geen grip op nieuwe technologieën, hoe sterk het ook mag staan in onderzoek en toegepaste technologie. ‘De laatste succesvolle grote Duitse start-up was SAP, een softwarebedrijf dat werd opgericht in 1972’, zegt hij. Hoewel Duitsland meer dan 60 keer zoveel inwoners heeft als Estland, telt het maar 15 keer zoveel ‘unicorns’, privébedrijven met een waarde van meer dan 1 miljard dollar.
Zelfgenoegzaam
Een echte verrassing is die afbrokkeling van het Duitse model niet. De Duitse industrie, en dan met name de kmo’s, heeft zich gericht op geleidelijke innovatie, waardoor ze slecht voorbereid zijn op technologische schokken – denk aan de opkomst van elektrische auto’s. De hechte relaties tussen bedrijven, banken en politici hebben geleid tot zelfgenoegzaamheid en weerstand tegen verandering. De begrotingsregels werden dogmatisch nageleefd, maar dat leidde wel tot roestende bruggen, vervallen scholen en vertraagde treinen. Groei in buitenlandse markten zorgde tijdelijk voor dikke winsten voor Duitse bedrijven en extra belastinginkomsten voor de overheid, maar dat exportgedreven model heeft Duitsland kwetsbaar gemaakt nu de globalisering is afgekoeld.
De gevolgen laten zich voelen. Sinds de coronapandemie is er nauwelijks reële economische groei geweest, en de vooruitzichten zijn niet veel beter, zelfs zonder rekening te houden met de dreiging van een handelsoorlog met het Amerika van Trump. Volkswagen, de grootste autofabrikant van Europa, overweegt voor het eerst in zijn 87-jarige geschiedenis in eigen land fabrieken te sluiten, wat 30.000 banen kan kosten. De werkloosheid blijft laag, maar neemt wel toe.
De-industrialisatie
Bedrijven klagen over de hoge energieprijzen, zeker sinds Duitsland stopte met de invoer van Russisch gas na de invasie van Oekraïne in 2022. En dat in een land waar de industrie nog altijd goed is voor 20 procent van de bruto toegevoegde waarde. Dat is bijna twee keer zoveel als in Frankrijk, hoewel de Duitse industriële productie na een piek in 2018 sindsdien steeds sneller is afgenomen dan elders in de EU, vooral in energie-intensieve sectoren zoals de staalproductie. Orderboeken slinken, geplande investeringen worden uitgesteld of verplaatst naar het buitenland. De ceo van ThyssenKrupp, een verliesgevende staalfabrikant die onlangs aankondigde het aantal jobs te laten krimpen van 27.000 naar 16.000, verklaarde dat Duitsland zich ‘midden in een de-industrialisatie’ bevindt. Zelfs de detailhandel heeft het moeilijk. Na de Russische invasie bezocht Raoul Rossmann, die een apotheekketen runt, zijn filialen om te bekijken hoe hij kon besparen op energiekosten.
Orderboeken slinken, geplande investeringen worden uitgesteld of verplaatst naar het buitenland.
Andere problemen zijn een tekort aan arbeidskrachten door de vergrijzing en te veel bureaucratische regels, waarvan er veel uit Brussel komen. Volgens het Ifo Instituut in München kosten die regels de Duitse economie jaarlijks 146 miljard euro.
Een belangrijke verandering, aldus Sander Tordoir van het Centre for European Reform (CER), is de veranderde relatie met China. In de jaren 2000 en 2010 was Duitsland perfect gepositioneerd om te profiteren van de Chinese vraag naar auto’s, chemicaliën en precisieproducten. De export naar China steeg tussen 2015 en 2020 met 34 procent, terwijl de export naar andere landen afnam. Maar in 2020 veranderde China van een netto-importeur in de grootste auto-exporteur ter wereld. Chinese bedrijven veranderen van klanten in concurrenten, en bedreigen niet alleen de Duitse auto-industrie maar ook de kmo’s. Tordoir: ‘Het gaat niet alleen over auto’s, maar ook over machines en chemicaliën.’
Tweede China-schok
Volgens Clemens Fuest van het Ifo-instituut vertegenwoordigt China nu amper 6 procent van de totale Duitse export, ongeveer hetzelfde aandeel als Nederland. Maar het verhaal van China gaat niet alleen over de afhankelijkheid van export. In een binnenkort te publiceren paper voor het CER beschrijven Sander Tordoir en Brad Setser, econoom bij de Council on Foreign Relations, hoe de ‘tweede China-schok’ de problemen in de Duitse industrie kan verergeren. De door de staat gesubsidieerde fabrikanten hebben grote productieoverschotten, waarvoor ze buitenlandse klanten zoeken. Dat kunnen ze dankzij de subsidies teen lage prijzen doen. Gevolg is dat China véél meer uitvoert dan invoert. Dat brengt Duitse bedrijven in moeilijkheden, zowel in eigen land als op buitenlandse markten.
Terwijl de Duitse export naar China afnam, sprong Amerika in het gat. Sommige bedrijven profiteerden van de mogelijkheden die waren ontstaan door de Amerikaanse ontkoppeling van Chinese technologie, andere van de subsidiegolf die werd veroorzaakt door de Inflation Reduction Act van president Joe Biden. Maar de tweede ambtstermijn van Donald Trump brengt dat allemaal in gevaar. Er dreigen niet alleen invoerrechten, die volgens de Bundesbank een procentpunt van het Duitse bbp kunnen afsnoepen, maar nieuwe Amerikaanse beperkingen kunnen ook Duitse fabrikanten treffen die Chinese onderdelen gebruiken. Ze zullen ook de jacht versnellen van Chinese exporteurs op alternatieve markten, waaronder Europa.
Chinese bedrijven veranderen van klanten in concurrenten en bedreigen niet alleen de Duitse auto-industrie, maar ook de kmo’s.
De Duitse industrie is verdeeld over China, merkt een diplomaat op: hoewel kmo’s, vooral machinebouwers, het beleid van ‘de-risking’ steunen, steken autofabrikanten en conglomeraten zoals BASF juist nog een tandje bij. Volkswagen en BMW plannen grote nieuwe investeringen in Chinese productie, net als fabrikanten van auto-onderdelen zoals Continental. Lobbywerk door de autosector zorgde ervoor dat Duitsland een van slechts vijf landen was die in oktober stemden tegen EU-invoerrechten op de import van Chinese elektrische voertuigen. Binnen de Duitse regering zijn er spanningen tussen diplomaten en veiligheidsdiensten, die China handelsbeperkingen willen opleggen omdat Peking Rusland militair steunt, en industriegerichte beleidsmakers, die vrezen dat Duitsland zich zo’n maatregel met zijn lage groei niet kan veroorloven.
Industriefetisj
Het verhaal van de de-industrialisatie is complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. Het verlies van banen in de maakindustrie drukt op de al dalende productiviteit van Duitsland. Toch is de bruto toegevoegde waarde in de maakindustrie stabiel gebleven, hoewel de productie is afgenomen. Met andere woorden: sommige Duitse fabrikanten produceren waardevollere producten, maar verkopen er minder van. Die focus op ‘kwaliteit boven kwantiteit’, zoals Deutsche Bank het beschrijft, wijst erop dat er een toekomst is weggelegd voor Duitse bedrijven die hoogwaardige technologie produceren, waaronder luxe-auto’s. Duitsland behoudt ook een voorsprong in groene technologie, zoals windturbines en elektrolyse-installaties.
Energie-intensieve industrieën zijn al twintig jaar niet gegroeid. De auto-industrie verliest al zes jaar banen, en een ommekeer lijkt onwaarschijnlijk.
Maar dat kan de verliezen elders nauwelijks compenseren. Duitsland moet volgens Moritz Schularick van het Kiel Institute for the World Economy afstappen van zijn ‘industriefetisjisme’. Energie-intensieve industrieën zijn al twintig jaar niet gegroeid. De auto-industrie verliest al zes jaar banen, en een ommekeer lijkt onwaarschijnlijk. ‘Jarenlang dachten ze dat ze de besten waren, en ineens is dat voorbij’, zegt een EU-functionaris.
Maar dat kan de verliezen elders nauwelijks compenseren. Duitsland moet volgens Moritz Schularick van het Kiel Institute for the World Economy afstappen van zijn ‘industrie-fetisjisme’. Energie-intensieve industrieën zijn al twintig jaar niet gegroeid. De auto-industrie verliest al zes jaar banen, en een ommekeer lijkt onwaarschijnlijk. ‘Jarenlang dachten ze dat ze de besten waren, en ineens is dat voorbij’, zegt een EU-functionaris.
Er zijn diepgaande structurele veranderingen nodig om het Duitse industriële model te veranderen. Duitsers ervan overtuigen dat er een alternatief is voor hun rol als Exportweltmeister vergt jaren, geen maanden.
Schuldenrem
Volgens sommigen zou de hervorming van de schuldenrem de Duitse economie een impuls kunnen geven. De schuldenrem beperkt het jaarlijkse structurele begrotingstekort van de federale overheid tot 0,35 procent van het bbp. Het is een overblijfsel uit een tijdperk dat definitief achter ons ligt, zegt Max Krahé van Dezernat Zukunft, een onderzoeksinstelling in Berlijn. De schuldenrem werd in de grondwet opgenomen toen Duitsland voor de stimulering van zijn economie nog afhankelijk was van andere landen die tekorten maakten. In een wereld waarin de globalisering stagneert, werkt dat model niet meer.
Ondertussen zijn de publieke investeringsbehoeften van Duitsland – volgens een vaak geciteerde schatting zouden die 600 miljard euro over tien jaar bedragen – te groot geworden om te negeren. Bovendien moet er geld worden gevonden voor defensie. Dit jaar heeft Duitsland eindelijk de NAVO-doelstelling van 2 procent van zijn bbp bereikt, maar dat heeft het alleen te danken aan een speciaal fonds, dat binnenkort uitgeput zal zijn. Waarschijnlijk is er nog meer nodig om de nieuwe regering-Trump tevreden te stellen.
Het gevoel groeit dat de volgende coalitie open zal staan voor een bescheiden hervorming van de schuldenrem.
Om die redenen groeit het gevoel dat de volgende coalitie, die waarschijnlijk geleid zal worden door Friedrich Merz van het centrumrechtse CDU, open zal staan voor een bescheiden hervorming van de schuldenrem. Als dat zo is, zegt Sander Tordoir, zou een investeringsboom kunnen helpen om exportverliezen op korte termijn te compenseren. En als ze goed uitgevoerd worden, zouden investeringen in infrastructuur en onderwijs, waarin Duitsland achterloopt op zijn concurrenten, de langetermijngroei van Duitsland kunnen versnellen. Er zijn heel wat hervormingsideeën, zoals het verhogen van het toegestane tekort, het opheffen van de limieten voor leningen die bedoeld zijn voor openbare investeringen, en het oprichten van fondsen voor infrastructuur of defensie die buiten het budget vallen.
Grondwetswijziging
Omdat het om grondwetswijzigingen gaat, zouden al die maatregelen een tweederdemeerderheid in beide huizen van het parlement vereisen. Dat zou moeilijk kunnen worden: de kans is groot dat extreme partijen aan beide kanten van het politieke spectrum na de volgende verkiezingen een blokkerende minderheid in de Bondsdag zullen hebben. Daarom hebben de regerende sociaaldemocraten aan Merz gevraagd om nu al zijn steun te verlenen aan hervormingen. Tot nu toe heeft hij dat geweigerd.
Thorsten Benner, directeur van het Global Public Policy Institute in Berlijn, zegt dat Duitsland na het ‘gemakkelijke optimisme’ van de Merkel-jaren in een ‘neerslachtigheidsval’ is gelopen waarin disfunctionele politiek, de beperkingen van de schuldenrem, overbureaucratisering en publiek wantrouwen elkaar versterken. Hij hoopt dat de volgende regering als een ‘zekering’ kan fungeren.
Grote deal
Dat lijkt niet onwaarschijnlijk. De stemming is zo somber dat het gevoel groeit dat diepgaande veranderingen onvermijdelijk zijn. Mogelijk wordt in het volgende coalitieakkoord een grote deal gesloten: Merz stemt in met aanpassingen aan de schuldenrem als zijn partners akkoord gaan met belastingverlagingen of hervormingen in de sociale zekerheid. Maar het zou wrang zijn mocht de parlementaire rekenkunde hervormingen dwarsbomen, net nu de omstandigheden daarvoor gunstig zijn.
© The Economist