Olivier Costa

‘Corruptieschandaal in Europees Parlement toont nood aan strengere regels’

Olivier Costa Directeur politieke studies aan het Europacollege in Brugge

Het recente omkoopschandaal in het Europees Parlement bewijst dat er dringend nood is aan strengere regels, schrijft Olivier Costa, directeur politieke studies aan het Europacollege in Brugge en lid van de Franse denktank l’Observatoire de l’éthique publique. Hij pleit voor meer transparantie en ethiek, en minder relativisme: “Niet alle buitenlanden zijn vrienden.”

Op 11 december werd Eva Kaili, een van de ondervoorzitters van het Europees Parlement, samen met drie andere personen aangeklaagd en gearresteerd. De aanleiding: een onderzoek naar vermeende corruptie gelinkt aan Qatar.

Mevrouw Kaili is een Grieks socialistisch parlementslid, verantwoordelijk voor betrekkingen met het Midden-Oosten. Onlangs had ze in het parlement verklaard dat Qatar “in de voorhoede van het arbeidsrecht” staat en dat de wil van het land om het WK voetbal te organiseren een aanzienlijke democratische vooruitgang betekende. Elke verkozene die kritiek had op het land was bezig met “intimidatie”, sprak ze.

Zakken met geld

Op zaterdag 10 december vond de Belgische politie zakken met contant geld bij haar thuis nadat kort daarvoor Kaili’s vader was onderschept met een grote koffer geld. Hij stond op het punt om ermee naar Griekenland te vertrekken. Een ander socialistisch parlementslid, de Belg Marc Tarabella, is ook betrokken. Als vicevoorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor betrekkingen met het Arabisch schiereiland verklaarde hij onlangs dat Qatar “een te volgen voorbeeld” is voor andere landen in de regio.

(Lees verder onder het artikel.)

Deze zaak kan niet beschouwd worden als typisch voor wat er in het Europees Parlement gebeurt. De instelling werd nooit eerder geconfronteerd met een corruptieschandaal van deze omvang. Maar de onthullingen zijn wel een wake-up call, die twee fenomenen illustreert.

Qatars werkwijze onder de loep

Het nieuws slaat het verhaal aan diggelen dat de Qatarese overheid en sommige getrouwen al jaren proberen te verkondigen – en nog veel luider sinds het begin van de wereldbeker: dat het land vandaag een onberispelijk ethisch parcours rijdt.

Als de beschuldigingen kloppen, bevestigt dat de verdenking dat autocraten van Qatar het imago van hun land hebben willen zuiveren om een internationale investeringsstrategie te stimuleren en zakelijke partnerschappen aan te gaan.

Tot nog toe heeft Qatar niet laten zien als land te willen leren van de levensvisie van WK-fans uit liberale democratieën, noch dat ze zinnens zijn om hun zeer conservatieve samenleving te matigen. In plaats daarvan hebben de leiders van het land zich geconcentreerd op het inhuren van consultants en woordvoerders, en werden er talrijke invloedrijke figuren in Doha uitgenodigd om de festiviteiten bij te wonen.

Als de feiten van de afgelopen dagen bewezen blijken en bevestigd worden door een rechter, zal het schandaal een doos van Pandora van corruptie onder politieke, administratieve, economische en media-elites van het land openen. Ondertussen blijft de Franse justitie onderzoek doen naar de voorwaarden waaronder de wereldbeker aan de monarchie werd toegekend, waaronder een beruchte lunch tussen toenmalig president Nicolas Sarkozy en Qatarese elites in november 2010.

Oproep tot veranderingen in het Europees Parlement

Het vermeende schandaal illustreert ook de noodzaak aan verandering en hervormingen in het Europees Parlement.

Uit tal van zaken die door de pers aan het licht zijn gebracht, blijkt dat de druk van lobbyisten op parlementsleden toeneemt naarmate hun verantwoordelijkheden en invloed toenemen. De aanwezigheid van lobbyisten en wat ze precies mogen doen zijn in vergelijking met veel lidstaten sterk gereguleerd voor de Europese instellingen. Toch moeten de wet en de praktijk voortdurend worden aangepast aan nieuwe strategieën van lobbyisten.

(Lees verder onder het artikel.)

Er moet ook een omgeving worden gecreëerd die lobbyisten en minder ethisch ingestelde politici op afstand houdt. Het is bijvoorbeeld niet juist dat leden van het Europees Parlement in de marge van hun mandaat als consultant of advocaat kunnen werken. Of dat afgezanten uit niet-EU-landen niet verplicht zijn zich in te schrijven in het transparantieregister, dat wel verplicht is voor alle andere mensen die van plan zijn de Europese instellingen te bezoeken.

En het is hoog tijd dat de leden van het Europees Parlement alle namen opgeven van de mensen die ze in het kader van hun werk ontmoeten, en dat er regels komen die beperkingen opleggen wat betreft het werk dat zij doen na het verlaten van het Europees Parlement. Tot slot is het essentieel dat de partijen meer aandacht besteden aan de eerlijkheid van kandidaten voor het Europees Parlement, en dat de EU een onafhankelijke ethische commissie krijgt met ruime onderzoeks- en sanctiebevoegdheden.

Het Europees Parlement debatteert al dertig jaar over deze kwesties en veel ngo’s, denktanks en deskundigen hebben op dit gebied al suggesties gedaan. Er is sprake van enige vooruitgang om de meest gewetenloze lobbyisten en hebzuchtige parlementsleden beter te kunnen omzeilen, maar het tempo is te laag.

Lessen voor de toekomst

Natuurlijk zal geen enkele wet ooit volledig kunnen voorkomen dat corrupte parlementsleden hun invloed verkopen aan de hoogste bieder. Maar als het Europees Parlement misbruik krachtiger zou bestrijden en als transparantie, eerlijkheid en ethiek de kern van de werking zouden vormen, dan zou de instelling niet langer oneerlijke mensen aantrekken, noch zouden politieke partijen het risico nemen om hen erheen te sturen. En corrupte persoonlijkheden zouden ook voorzichtiger te werk gaan.

Voor de Europese en nationale autoriteiten is het vandaag van essentieel belang dat recht wordt gedaan en dat de hoofdrolspelers van het Qatarese corruptieschandaal geen invloedrijke posities meer bekleden.

Ten slotte moet het relativisme dat aan de basis ligt van het buitenlands beleid van de EU worden bestreden. Niet alle buitenlanden zijn vrienden, en niet al hun vertegenwoordigers gedragen zich netjes. Sommige landen aarzelen niet om gewetenloze methoden toe te passen wanneer zij met Europese partners samenwerken – en dat ontkennen is geen passende reactie op dergelijk gedrag.

Olivier Costa is directeur politieke studies aan het Europacollege in Brugge en lid van de Franse denktank l’Observatoire de l’éthique publique.

Deze opinie is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.

Partner Content