En de boer, hij registreerde voort

Geen enkele andere sector wordt zo vanuit de Europese Unie gestuurd als de landbouw. ‘Wij zijn grote voorstanders van een gemeenschappelijk landbouwbeleid. Maar een regel die van bovenaf wordt opgelegd, ziet er onderaan vaak heel anders uit’, zegt melkveehouder Peter Broeckx.

Langs een kasseiweg in Dessel met alleen maar boerderijen, begonnen de ouders van Peter Broeckx in de jaren zestig varkens, kippen en koeien te kweken. Vandaag staan er in diezelfde straat behalve de onderneming van Broeckx junior enkel nog gezinswoningen. In de hele Kempische landbouwgemeente zijn nog een tiental actieve boerderijen. ‘Landbouwbedrijven’ heten die tegenwoordig. Ook bij Broeckx, wiens liefde voor zijn honderd koeien blijkt uit elke zin die hij uitspreekt, worden de runderen semiautomatisch gevoederd en gemolken. Een succesvolle landbouwer is anno 2010 meer dan ooit een moderne ondernemer.

Behalve de runderen bezit Broeckx ook 65 hectare grond waarop hij gras en maïs teelt. Die oppervlakte is voldoende om te voorzien in de eigen cyclus: de maïs en het gras volstaan voor de basisvoeding van de dieren. De mest die zij op hun beurt produceren, kan Broeckx allemaal kwijt op zijn eigen grond. ‘De meeste boeren van bij ons slagen daarin’, zegt hij. ‘In Vlaanderen is de productie en de verwerking van mest momenteel in evenwicht. Landbouwers die te weinig ruimte hebben om al hun mest te plaatsen, kunnen via de zogenaamde burenregeling een afspraak maken met een collega.’

In 1987, toen Broeckx samen met zijn vrouw in het bedrijf van zijn ouders stapte, was er nog geen sprake van de Europese nitraatrichtlijn, die enkele jaren later samen met de mestactieplannen die eruit voortvloeiden zoveel Vlaamse boeren tot wanhoop zou drijven. ‘In de jaren tachtig was het nog volop vrijheid, blijheid. Telkens de drijfmestkelder vol stond, werd de mest gewoon over de grond verspreid. Maar in de winter, wanneer er geen plantengroei is en de nitraten dus niet worden opgenomen, stroomde die meststof gewoon door naar het grondwater.’

De nitraatrichtlijn zette daar een punt achter. Voortaan mocht een liter water nog maximaal 50 milligram nitraat bevatten. De lidstaten of regio’s moesten hun mestactieprogramma’s voorleggen aan Europa. Het dichtgebouwde Vlaanderen, met weinig landbouwoppervlakte, was een slechte leerling en werd meermaals veroordeeld. ‘Onder boeren bestaat zelfs vandaag nog de discussie of wij niet te veel geviseerd worden’, zegt Broeckx. ‘Plantaardig materiaal dat in natuurgebieden afsterft, brengt namelijk ook nitraten in het water. Ik ken collega’s die in het water in natuurgebieden gaan meten om dat te bewijzen. Maar daar doe ik niet aan mee. We weten dat het nitraatgehalte op de meetpunten in het oppervlaktewater in landbouwgebieden grotendeels te wijten is aan onze activiteiten. Laten we dus in de eerste plaats voor onze eigen deur vegen. De migratie van nitraten in het grondwater is een andere discussie. Daar dragen zowel de landbouw als andere maatschappelijke activiteiten verantwoordelijkheid.’

Drie miljoen liter mest

Al de hele middag rijdt een loonwerker met zijn tractor heen en weer tussen de straatkant, waar Broeckx zijn drijfmestkelder heeft, en de percelen grasland achter de boerderij. De tank is uitgerust met een systeem dat de mest in de aarde injecteert. ‘Vroeger werd de mest gewoon over het land verspreid en bleef die daar liggen. Nu gaat die rechtstreeks de grond in.’

Dat de loonwerker momenteel gronden van Broeckx aan het bemesten is, daar zijn ze op het provinciaal kantoor van de Mestbank van op de hoogte. ‘Voor hij naar hier komt, moet hij dat aangeven in het systeem. Hij heeft een gps op zijn tractor, waardoor men ook kan volgen of hij effectief met die opdracht bezig is. Als hij straks thuiskomt, moet hij nog eens bevestigen hoeveel kubieke liter mest hij in welk perceel heeft geïnjecteerd.’

De bemestingsmethodes van dertig jaar geleden liggen dus ver achter ons. ‘Op zich is dat een goede zaak’, zegt Broeckx. ‘Elke boer die een beetje bodemkunde heeft gestudeerd, beseft wel dat je niet in de herfst of in de winter kunt bemesten. Maar daardoor moet hij wel voldoende opslagplaats hebben om een half jaar te overbruggen, tot de eerste bemesting eind februari.’ In de kelder van Broeckx is er momenteel plaats voor drie miljoen liter. ‘De uitbreidingen hebben uiteraard extra kosten meegebracht. Veel landbouwers zijn gestopt omdat ze op een bepaald moment geen nieuwe investeringen meer wilden doen.’

Hoewel de boeren het belang ervan inzien, stuit de voortschrijdende Europese regelgeving doorgaans op veel weerstand. ‘De reden daarvoor is dat het nooit ophoudt’, zegt Broeckx, die naast tal van andere bestuursmandaten nationaal ondervoorzitter van de Boerenbond en voorzitter van de Vlaamse agromarketingorganisatie VLAM is. ‘Bij elke nieuwe regelgeving weten we op voorhand dat het niet het eindpunt zal zijn. Bovendien hebben België en Vlaanderen de neiging om altijd de beste leerling van de Europese klas te willen zijn. Europa stelt de richtlijn op, maar voor de lidstaten – en in ons geval de regio’s – blijft er ruimte voor interpretatie. Via decreten kun je de Europese regelgeving op haar strengst implementeren, maar je kunt ook zorgen dat je telkens net met de hakken over de sloot raakt. Daarover verschillen de politieke partijen trouwens grondig van mening. Veel meer wil ik daar niet over kwijt, behalve dat het gaat om de volgende keuzes: wat is werkbaar, wat is leefbaar, wat is aanvaardbaar en wat is erover?’

Door zijn mandaten in vakorganisaties is Broeckx doorgaans goed op de hoogte van wat er zijn bedrijf de komende jaren te wachten staat. ‘Ik weet wat er vanuit Europa op ons afkomt, maar veel boeren weten dat niet. Voor hen is elke nieuwe regel een bedreiging. Wij moeten ervoor zorgen dat die op de juiste manier vertaald wordt naar onze achterban. Maar mijn opdracht tijdens de onderhandelingen bestaat er vooral in om de gesprekspartners duidelijk te maken wat bepaalde beslissingen in de praktijk zullen betekenen: welke investeringen er nodig zullen zijn en hoeveel extra werk de boer zal hebben. Een regel die van bovenaf wordt opgelegd, ziet er onderaan vaak heel anders uit.’

Beekprik

Een veelbesproken onderwerp bij de landbouwers is Natura 2000, het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden. De beheersplannen die daarvoor moeten worden opgesteld, grijpen onvermijdelijk in op landbouwgebieden. Ook Broeckx ontsnapt er niet aan. ‘Ik heb een aantal gronden die grenzen aan de Desselse Nete. Sinds kort is daar een habitatrichtlijngebied afgebakend tot op honderd meter van de oever. De reden is de aanwezigheid van de beekprik, een kleine vis die bijna enkel nog voorkomt in de bovenlopen van de Kleine Nete. Volgens mij is dat een teken dat het er nog niet zo slecht gesteld is met de kwaliteit van het water. Maar de repliek luidt: “De beekprik is hier nog aanwezig, dus moet hij beschermd worden.” Ik kan al raden wat dat voor mij zal betekenen: bemestingsbeperkingen. Ik zal mij daaraan houden. Zelfs daar waar er geen beperkingen zijn, weet mijn loonwerker dat hij met zijn bemestingsmachine niet dichter dan vijf meter van de oever mag komen.’

In een ander Dessels beekje stelden onderzoekers van de Universiteit Antwerpen een tijdje geleden vast dat er bijzonder veel inteelt onder de vispopulatie was. ‘De reden daarvoor was een oude watermolen een beetje verderop, met een niveauverschil van een meter. Daardoor konden de vissen maar in één richting zwemmen. Om de biodiversiteit te garanderen, is er nu een omleiding gemaakt van drie kilometer, zodat de vissen ook in de andere richting de watermolen kunnen passeren. Uiteraard is daar een aantal hectare landbouwgrond voor opgeofferd, met het nodige verzet van de plaatselijke boeren. Maar omdat biodiversiteit belangrijk is, durf ik in zulke gevallen wel voor een zaal boeren te gaan staan om de beslissing te verdedigen.’

Paspoort

De immer nieuwsgierige koeien op de weide achter de boerderij dragen niet alleen een halsband met een transponder om automatisch hun melkproductie op te meten en hen van de juiste hoeveelheid krachtvoer te voorzien, ze zijn ook de trotse dragers van twee oranje oorplaatjes. ‘Die dingen scheuren wel eens uit. Vandaar dat het verplicht is om er in elk oor een te hebben’, zegt Broeckx. Op de plaatjes staat een nummer en een streepjescode. Ze zijn het paspoort van de koe. Telkens het dier ergens aankomt of vertrekt, moet het aan- of afgemeld worden. Een afgemelde koe die een week lang nergens anders wordt aangemeld, is verdacht.

Het dierenwelzijn, eveneens een Europese bevoegdheid, baart Broeckx geen zorgen. ‘In bepaalde sectoren, zoals de pluimveehouderij, brengen de verplichtingen niet te onderschatten kosten mee. Maar bij mij mogen ze komen zoveel ze willen.’ Waar hij het moeilijker mee heeft, is de uitgebreide registratieplicht die in de loop van de jaren gegroeid is. ‘We hebben een bedrijfscontract met een dierenarts. Daarin verklaart hij dat hij toezicht houdt op dit bedrijf, zowel voor het gebruik van medicamenten als voor de eventuele aanwezigheid van besmettelijke ziektes. Maar wanneer ik bij een van mijn dieren een uierontsteking vaststel, moet die zo snel mogelijk behandeld worden. Dus is het toegelaten dat ik antibiotica in huis heb. In het melklokaal staat een speciale ijskast. Alles wat erin komt of eruit gaat, en aan welk dier ik het heb toegediend, moet worden opgeschreven. Eigenlijk is het simpel: elke actie die je hier onderneemt, moet je ook registreren. En zo krijg je het gevoel dat ze je continu op de hielen zitten. Op zich heb ik weinig te vrezen. Ik probeer het zo goed mogelijk te doen, maar een kleine administratieve onachtzaamheid kan al tot grote boetes leiden. De controledruk is er altijd.’

De burger en de consument

Aangezien Europa de hele voedselpiramide beheert, is ook het gebruik van biotechnologie Europees gereglementeerd. ‘Boeren die aan de slag willen met door Europa toegelaten genetisch gewijzigde organismes (ggo’s), kunnen dat in principe doen’, zegt Broeckx. ‘Zelf zou ik bijvoorbeeld niet neen zeggen tegen genetisch gewijzigde maïs die bestand is tegen onkruidverdelger. In de Verenigde Staten bestaat dat al. Er wordt glyfosfaat gesproeid, een middel dat inwerkt op de sapstromen, waardoor alle planten afsterven. Alleen de maïs ondervindt dankzij de genetische ingreep geen groeischade.’

In theorie is er niemand die Broeckx tegenhoudt. ‘Er zijn bijvoorbeeld co-existentieregels opgesteld, die nauwkeurig bepalen hoe ver de ggo’s verwijderd moeten zijn van het perceel van andere gewassen of percelen van buren.’ Waar de landbouwer met ggo’s zich wel aan moet houden, is de meldingsplicht op de etiketten. En daar wringt het schoentje. ‘De voorlichting van de Europese consument is van die orde dat niemand ggo’s vertrouwt, dus wagen ook de distributeurs er zich niet aan. Waar moet je dan als landbouwer je producten kwijt?’ Het grote verschil met de Verenigde Staten is volgens Broeckx dat daar enkel het eindproduct gecontroleerd wordt. ‘Als dat in orde is, is er geen probleem. Maar in Europa wordt de hele productiewijze gecontroleerd. Dus moeten wij zelfs voor ons krachtvoer het duurdere, ggo-vrije sojaschroot en lijnzaad blijven kopen.’

Broeckx is ervan overtuigd dat de toepassing van ggo’s snel tot hogere opbrengsten kan leiden. ‘Uiteraard op voorwaarde dat bedrijven als Monsanto die niet tegen woekerprijzen op de markt brengen. Maar de mogelijkheden zijn enorm. Via genetische wijziging is het volgens mij niet zo ingewikkeld om planten te telen die beter bestand zijn tegen droogte en efficiënter water uit de grond halen. Dat zou betekenen dat we in de toekomst ook aardappelen of rijst kunnen telen op plaatsen waar die momenteel niet kunnen groeien. Wij promoten het gebruik van ggo’s niet actief, omdat het allicht alleen maar een omgekeerd effect zou hebben. Maar het debat zit er sowieso aan te komen. We gaan naar een wereldbevolking van 9 miljard mensen. Om al die monden te voeden zullen we ggo’s nodig hebben. Onze maatschappij mag vandaag dan al afkerig staan tegenover ggo’s, de burger durft zijn eigen principes te verloochenen als consument. Welk percentage van de consumenten doet zijn aankopen vanuit een ethisch bewustzijn? De overgrote meerderheid staat voor het rek en kijkt enkel naar de prijs.’

Speculatie

In Vlaanderen heeft de Boerenbond zich altijd een grote voorstander getoond van een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid. Dat is niet overal zo. ‘In Nederland bijvoorbeeld verzet men zich als vanouds tegen elke vorm van marktregulering’, weet Broeckx. ‘Een van de ontstaansredenen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in de jaren vijftig was dat er in Europa nooit meer honger mocht zijn. De voedselproductie moest gestimuleerd worden. En omdat de landbouw zich zou kunnen ontwikkelen, trokken de lidstaten tolmuren op aan de buitengrenzen. Daardoor konden de boeren hun producten tegen een redelijke prijs afzetten. Op die manier konden ze investeren en vooruitgang boeken. Dat heeft er ook voor gezorgd dat er altijd goedkoop voedsel ter beschikking is geweest.’

Vandaag zit het wel snor met de ontwikkeling van de Europese landbouw. Om ook de landen in de derde wereld dezelfde kansen te bieden moeten de Europese tolmuren gesloopt worden. ‘Die eis van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is deels gerechtvaardigd. Er waren misvormingen in ons landbouwbeleid. We dumpten onze overschotten in de derde wereld waardoor de landbouw daar niet tot ontwikkeling kon komen.’ Op momenten dat er te veel geproduceerd werd en de prijs onder druk kwam, haalde de Europese Gemeenschap een deel van de productie uit de markt. Later werd die ofwel bij relatieve schaarste op de markt gebracht, ofwel gesubsidieerd afgezet.

‘De goedkope dumping op andere markten is ondertussen afgebouwd. Maar in de toekomst gaat men ook het stockeren stopzetten. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid staat onder druk. De 27 lidstaten zullen weer meer vrijheid krijgen. Europa zal niet langer de absolute regulator zijn. Het gevolg is dat we opnieuw naar een vrije markt geëvolueerd zijn, met de prijsschommelingen van dien. De voorbije maanden was dat trouwens al te merken. Bij de minste droogte ontstaat er speculatie. Financiële instellingen richten hun pijlen opnieuw op de markt van de voedselgrondstoffen. En waar Europa vroeger op momenten van schaarste kon ingrijpen door voorraden op de markt te brengen, zullen er fricties ontstaan in de keten van consument tot producent. Elke tussenschakel wil haar graantje meepikken. Dat is logisch. Maar aangezien de concurrentie in de distributiesector keihard blijft, zal de producent tevreden moeten zijn met wat overblijft.’

Melkveehouders als Broeckx hebben wat dat betreft al het vaakst hun tanden laten zien. De beelden van de met melk overstroomde akkers staan in het collectieve geheugen gegrift. ‘Vroeger hadden we op zijn minst een minimumprijs waarop we ons konden richten. Daar kon je rekening mee houden wanneer je investeringen deed. Ik heb enkele jaren geleden beslist om mijn stal te renoveren. Kostprijs: 250.000 euro, die in de tien volgende jaren moeten worden afbetaald. Maar zonder gegarandeerde prijs riskeer je heel slechte jaren. In 2009 heb ik 40.000 euro verlies geleden. Voortaan zullen wij onze kosten moeten richten op een noodscenario in plaats van op een minimumprijs.’

Oceanië

De prijsschommelingen kunnen natuurlijk ook in het voordeel van de boer spelen, geeft Broeckx toe. Zo was 2008 een uitstekend jaar. ‘Melk wordt enkel op grote schaal geproduceerd in Oceanië, Noord-Amerika en Europa. Oceanië is een interessante regio om in de gaten te houden. Koeien staan daar altijd op de weide. Bij droogte, zoals in 2008, komt er geen Oceanisch melkpoeder op de wereldmarkt. In datzelfde jaar waren er ook een aantal problemen op de Noord-Amerikaanse markt. Meteen gingen de prijzen de hoogte in. In 2008 had je ook het melamineschandaal in China. Duizenden kinderen werden ziek door vervuild melkpoeder. Chinezen waren de jaren daarvoor belangrijke importeurs van melkpoeder geworden. De vraag daalde door dat schandaal spectaculair.’

In het kader van de deregulering van de landbouwmarkt verdwijnt in 2015 het Europese quotum op melkproductie. Van dan af zullen veehouders zoveel produceren als ze zelf kunnen verkopen. Toch verwacht Broeckx niet meteen een toename. ‘Het quotum heeft een beetje van zijn waarde verloren. Elke boer moet zich houden aan een eigen quotum. Maar wie daarboven gaat, moet enkel een boete betalen als de lidstaat ook haar nationale quotum overschrijdt. België heeft dat de voorbije jaren nooit gehaald, waardoor meer landbouwers gaan gokken. Een quotumregeling of aanbodbeheersing heeft enkel zin als het systeem voor een goede prijs kan zorgen. Dat kan alleen maar als men niet langer exporteert en de tolmuren voldoende hoog zijn.’

Ook na 2015 ziet Broeckx de Belgische melkproductie niet stijgen. ‘Weinig mensen voelen zich ertoe geroepen om een melkveebedrijf te starten of over te nemen. Jongeren zien het minder zitten om 365 dagen per jaar op hun bedrijf te blijven. Daarnaast schrikt de hoogte van het startkapitaal hen af.’ Vaak is de enige optie wat Broeckx deed: het bedrijf van de ouders overnemen. Maar ook dat is niet vanzelfsprekend. ‘Ik zou heel graag hebben dat een van mijn vier kinderen het van ons overneemt. Voorlopig zitten ze echter met andere dingen in hun hoofd. Ik ga hen niet pushen. Het is een beslissing voor het leven. Je waagt de sprong en dan moet je vooruit. Maar het blijft een boeiend beroep.’

Hannes Cattebeke

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content