De vergeten geschiedenis van de Congolese ménagères, gevangen tussen bed en keuken

Drie kolonialen met hun vrouw en kinderen rond 1900. © AP.0.0.25094, collectie KMMA Tervuren; foto A. Mahieu, 1896
Hannelore Vandebroek Journalist en historicus

Seksuele contacten tussen veroveraars en veroverden waren schering en inslag in de geschiedenis van de koloniale overheersing wereldwijd. In de Belgische kolonie hielden heel wat kolonialen er een zwarte ‘huishoudster’ op na. Was zij een volwaardige partner of een prostituee? Een slachtoffer of een verleidster?

De blanke, koloniale wereld was een mannenwereld: koloniale agenten, plantagebezitters, ondernemers, werknemers van private bedrijven, handelaars, missionarissen en avonturiers waren doorgaans mannen. Op enkele missiezusters na, waren er voor de Tweede Wereldoorlog weinig vrouwen in de Belgische kolonie. Het leefmilieu werd ongeschikt geacht voor het gestel van een westerse vrouw. In 1900 waren er ongeveer 1100 blanke mannen in Congo en 82 blanke vrouwen, onder wie 62 religieuzen.

Het dagelijks leven van de koloniale mannen was dus eenzaam. Ze leefden vaak geïsoleerd en leden onder het klimaat. Een oplossing vonden ze soms in het aangaan van relaties met een Congolese vrouw. De schaars geklede vrouwen waren in Europese ogen sowieso seksueel beschikbaar. Maar tegelijkertijd symboliseerden die vrouwen voor de Europese man al het slechte in de koloniale bevolking: ze waren zogenaamd infantiel, irrationeel, seksueel, mysterieus en subversief.

Tevreden kolonialen

Tot in het begin van de 20ste eeuw gedoogden de meeste koloniale overheden het houden van een concubine. Soms werd het zelfs aangemoedigd. In de Belgische kolonies stonden de ’troostvrouwen’, vaak jonge meisjes, bekend als ménagères of lavadères. Ze waren een typisch element van de manier waarop het dagelijkse leven in de kolonie georganiseerd was. De ménagères hielden de koloniale medewerkers tevreden: ze deden het huishouden, voldeden in de seksuele behoeften van de koloniaal en zorgden voor een band met de lokale bevolking. De koloniaal leerde via zijn huisvrouw iets van de cultuur, taal en gewoonten en dat was nuttig voor zijn werk. De overheid zag de vrouwen meestal als een stabiliserende factor. Een ménagère hield bovendien minder risico’s in op geslachtsziektes dan omgaan met prostituees.

De voordelen voor de vrouwen zelf waren minder evident. Hun keuzevrijheid was vaak beperkt. Toch moet het stereotiepe beeld van de zwarte vrouw als een gewillige hoer of een passief slachtoffer genuanceerd worden. Een relatie met een blanke kon ook privileges opleveren en de economische positie van een vrouw verbeteren. Het liet sommige vrouwen toe te ontsnappen aan de beperkingen van hun traditionele familieverbanden. Alleenstaande vrouwen uit de groeiende steden konden zo in hun levensonderhoud voorzien. Een familie kon status verwerven door een dochter uit te huwelijken aan een blanke. In de ogen van de Congolese familie was dat een volwaardig huwelijk. De blanke koloniaal gaf er vaak zijn eigen interpretatie aan: hij zag dat ‘huwelijk’ als tijdelijk. Maar er was een grote variatie in soorten relaties tussen koloniale mannen en Congolese vrouwen: van verkrachtingen tot kortere en langere relaties, met meer en minder dwang. Enkele kolonialen brachten hun Congolese partner uiteindelijk mee naar België en trouwden zelfs met haar. De meeste interraciale relaties waren echter buitenechtelijk.

Congolese ménagère met haar kind.
Congolese ménagère met haar kind.© AP.0.0.27185, collectie KMMA Tervuren; foto C. Vandekelder, s.d.

Meisjes die bij een blanke man in dienst kwamen als huisvrouw konden vaak niet anders dan toegeven aan de seksuele avances van hun werkgever. Ze kregen, zelfs als er sprake was van een relatie, nooit dezelfde status als een Europese vrouw. Er bleef steeds een ongelijke machtsverhouding. De koloniale man voelde zich tegenover zijn maîtresse minder gebonden door traditionele relatiewaarden, zoals trouw en zorg. Hij had dus seksuele toegang tot haar, zonder de plicht voor haar en haar nageslacht te moeten zorgen. De vrouwen werden soms opzijgeschoven door de komst van een Belgische verloofde of echtgenote. Of omdat de koloniaal hen inruilde voor een jonger exemplaar, waarbij hij haar al dan niet terug naar haar dorp stuurde, en eventueel zelfs haar kinderen afnam door ze bij zich te houden.

De vormen van samenwonen tussen kolonialen en hun huishoudsters waren divers. Meestal woonden de vrouw en haar eventuele kinderen in een aparte woning. Dat huis was een grenslocatie tussen beide culturen, de Europese en de Congolese. Soms werd de ménagère verborgen gehouden voor Europese bezoekers, soms was ze – bijna – een volwaardige partner en gastvrouw.

Taboe

Echte liefdesrelaties hadden weinig kans van slagen. De vooroordelen waren torenhoog. Na 1910 versterkten de raciale segregatie en de tegenkanting van de overheid tegen de gemengde relaties. Het misprijzen tegenover de Afrikaanse cultuur groeide en het superieure Europese ras moest ‘puur’ gehouden worden. Europeanen die te dicht bij de Congolese bevolking leefden, verloren hun ‘blankheid’ en dus hun status. De zwarte vrouwelijke seksualiteit werd gezien als een bedreiging. De concubines zouden de blanke man bezoedelen.

In het begin van de 20ste eeuw werd de koloniale opdracht in toenemende mate geherdefinieerd als een beschavingsmissie. België wilde het Congo van Leopold achter zich laten en een ‘moderne’ kolonie zijn. Een losbandige moraal, zoals buitenechtelijke relaties, kon niet door de beugel. De vertegenwoordigers van het moederland moesten zich correct gedragen. Hun gezag steunde niet langer op fysiek geweld, maar op hun zogenaamde morele superioriteit. Wie zich verlaagde tot seks met een Congolese vrouw dreigde dat gezag te verliezen.

De Belgische overheid stuurde een reeks omzendbrieven rond die aanzetten tot moraliteit en discretie. De concubines werden niet expliciet verboden, maar ze mochten niet zichtbaar zijn voor de buitenwereld. Het resultaat was niet dat ze verdwenen, maar wel dat ze nu misprezen werden. Ook de kerk wees dergelijke relaties af. Al hield hier en daar een missionaris er zelf een Congolese vrouw op na.

Voor de Grieken, Portugezen en Italianen die in de Belgische koloniale gebieden werkten en verbleven, waren relaties met Afrikaanse vrouwen meer aanvaard dan voor Belgen. Ze bleven langer onafgebroken in de kolonie en gingen vaker een nauwere relatie aan met een lokale vrouw. Relaties tussen blanke vrouwen en zwarte mannen kwamen uiterst zelden voor, maar ze waren er wel en waren een nog groter taboe.

Dit artikel maakt deel uit van Congo – Meer dan een kolonie, een speciale uitgave van Knack Historia. Bestel de volledige editie hier.

Partner Content