Herman Matthijs (UGent, VUB)

‘De uitbreiding van de EU heeft geen besparing opgeleverd voor de Belgische schatkist’

‘De Europese begroting moet de 20ste eeuw verlaten en zich richten op de 21ste eeuw,’ schrijft prof. Herman Matthijs (UGent, VUB).

Woensdag was het de Europese feestdag. Dat is een gevolg van de verklaring van de Franse Minister van Buitenlandse zaken Robert Schuman op 9 mei 1950, die leidde tot de oprichting van wat nu de Europese Unie is .Maar buiten de EU-ambtenaren, die dan één dag betaald verlof hebben, is dat niet echt bijgebleven bij de meer dan 500 miljoen onderdanen van de Europese Unie. De EU zit de laatste jaren in zak en as: een ongecontroleerde massa-immigratie, onvoldoende gecontroleerde buitengrenzen van de Schengenzone, budgettair-monetaire problemen in diverse lidstaten, een veel lagere groei dan Noord-Amerika en China, enz. Bovendien zijn de onderhandelingen gestart voor een nieuw ‘eigen middelenbesluit’ en ‘ meerjarig financieel kader’ vanaf 2021, zeg maar: een nieuwe Euopese begroting. De vraag vanuit de Europese Commissie is duidelijk: meer geld.

Regelgeving

De huidige regeling voor de financiering van de EU zegt dat de begroting moet worden aangenomen met unanimiteit, met andere woorden elke lidstaat heeft een vetorecht.

In de huidige plannen moeten de lidstaten 80 procent van de door hun nationale douane geïnde douanerechten afgeven aan de EU. Van een totaal van 22,8 miljard euro betaalt Duitsland 20,7 procent, gevolgd door Nederland (12 procent) en België (10,8 procent). Daarmee is het belang van de lucht- en zeehavens in deze landen toonaangevend binnen de Unie. De begroting bepaalt ook dat de lidstaten 0,30 procent van hun BTW-opbrengsten moeten afdragen. Dat levert dan 17,2 miljard op. Maar Duitsland, Nederland en Zweden betalen maar 0,15 procent, want deze landen hebben een uitzondering verkregen als grote nettobetalers – dat zijn de landen die meer geld aan Europa geven dan ze terugkrijgen.

Dan is er de heffing op het bruto nationaal inkomen (BNI). Die levert in 2018 102,7 miljard op, maar met verminderingen voor Denemarken, Nederland (756 miljoen ) en Zweden. Tenslotte is er nog de correctie voor de Britten. Premier Thatcher heeft in 1984 bedongen dat het Verenigd Koninkrijk jaarlijks een bedrag terugkrijgt als nettobetaler (in 2018: 4,9 miljard). Dat bedrag moet door de andere landen worden gecompenseerd, maar niet volledig door vier landen: Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

Als men alle eigen middelen optelt, dan wordt dat voor 2018 begroot op 142,8 miljard euro. Samen met de eigen inkomsten van de EU-instellingen komen we op een totaal budget van 144,6 miljard euro.

België

België betaalde in 2018 6.213 miljoen aan de algemene Europese begroting. Dat is al volgt verdeeld: douanerechten 2.473 miljoen, BTW 562 miljoen, BNI-heffing 2.903 miljoen, Belgisch aandeel in de BNI-vermindering voor de vier vermelde landen 31 miljoen, Belgisch aandeel in de Britse correctie 243 miljoen. Daarmee is België de zevende grootste betaler aan de Europese begroting met een aandeel van 4,34 procent. Deze cijfers staan in de goedgekeurde EU algemene begroting van 2018.

Op die zevende plaats staan we al de hele 21e eeuw. Maar ons aandeel in de financiering is steeds gestegen. In 2002 was het 3,97 procent, in 2010 4,02 procent. De uitbreiding van de Unie tot 28 landen heeft dus geen besparing opgeleverd voor de Belgische schatkist. De reden is heel simpel, er is uitgebreid met vooral armere landen. De rijke EFTA-landen – Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland – willen om budgettaire redenen niet toetreden tot de dure EU.

Wie betaalt?

Als men de totale som van de bijdragen uit de eigen middelen bekijkt (142,8 miljard euro), dan is de top tien van betalers als volgt per procentueel aandeel:

1 Duitsland 20,7%
2 Frankrijk 15,35%
3 Verenigd Koninkrijk 12,7%
4 Italië 11,61%
5 Spanje 8,31%
6 Nederland 5,16%
7 België 4,34%
8 Polen 3,25%
8 Zweden 2,83%
10 Oostenrijk 2,26%


Zelfs met de verminderingen voor Duitsland blijft dit land uitgesproken de eerste betaler van de EU. Opvallend is ook dat Nederland en Zweden, mits de besproken verminderingen, in de top tien blijven. Polen is, met 40 miljoen inwoners, de enige nieuwe lidstaat die de top tien haalt. De volgende nieuwe lidstaat van deze eeuw staat pas op plaats vijftien (Tsjechië) met een aandeel van 1,25 procent in de financiering. De zes oorspronkelijke lidstaten van 1951 betalen nog steeds 55,5 procent van de begroting. Als men de vijftien lidstaten van 1995 neemt, loopt dit op tot 89,1 procent. Met andere woorden: de drie uitbreidingen van deze eeuw met dertien landen is financieel-budgettair geen succes te noemen. Liefst elf lidstaten hebben een aandeel van minder dan 1 procent.

Als het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zou verlaten, dan valt er ruim 18 miljard euro weg aan de ontvangstenzijde. Zelfs met de ‘British rebate’ is dit land nog een zeer belangrijke nettobetaler van zowat 7 miljard euro per jaar. De vraag is wie dat verschil gaat bijbetalen, want de Europese Commissie heeft geen enkel voorstel ingediend om dat bedrag weg te saneren op de uitgavenzijde.

Toekomst

Aangezien de Commissie veel geld wil voor nieuwe soorten van uitgaven, zal er ook moeten bespaard worden op de traditionele uitgaven: landbouw en regionale steun. Ten aanzien van de regionale steun gaan de vele armere lidstaten op de rem staan. Dan maar de gedeeltelijke hernationalisatie van de landbouw doorvoeren? Voor België zou dat budgettair geen slechte zaak zijn, maar het Frankrijk van Macron moet dan zelf meer geld gaan zoeken en het begrotingstekort van de vijfde Franse republiek staat op 3 procent BBP. Ook Nederland en de Scandinavische landen staan niet te springen voor meer Europees geld. In feite is de BTW een relatief geharmoniseerde EU-belasting en men zou beter dit eigen middel meer gaan aanspreken voor de EU-financiering, samen met de douanerechten. Want de BNI-heffing kan men moeilijk beschouwen als een Europese belasting.

Conclusie

De massale uitbreiding van de Unie is geen budgettair succes te noemen. Hier komen we ook bij het kernpunt van de Europese mislukking van deze eeuw: te veel lidstaten zijn toegelaten tot de EU, die er economisch-financieel niet klaar voor waren/zijn en enkel geïnteresseerd zijn in de Europese gelden. Daarom moet er een duidelijkere financiering komen die minder de nadruk legt op subsidiestromen , en meer op echte Europese uitdagingen. Voorbeelden van dit laatste zijn een efficiënte bewaking van de Schengen-grenzen en de uitbouw van een Europese douane en Defensie. De Europese begroting moet de 20ste eeuw verlaten en zich richten op de 21ste eeuw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content