‘De slag om Madrid: wat staat er op het spel?’

Christiane Stallaert blikt vooruit naar de verkiezingen in Madrid volgende week. ‘De strijd om Madrid die op verkiezingsdag 4 mei beslecht wordt, is in vele opzichten een strijd om de toekomst van het land.’

Op vier mei gaan de Madrilenen naar de stembus om een nieuwe gewestregering te kiezen. Dat de campagne heftig zou worden, stond in de sterren geschreven. Afgelopen vrijdag nam die campagne echter een spitse bocht, met doodsbedreigingen aan het adres van Pablo Iglesias, voorzitter van de linkse partij Unidas Podemos en voormalig vice-premier van de nationale coalitieregering. Ook de Minister van Binnenlandse Zaken, Fernando Grande-Marlaska, en de algemeen directeur van de Rijkswacht, María Gámez, ontvingen onder gesloten omslag een kogel met bijhorende boodschap. Wat staat er op het spel? Wordt Madrid de splijtbom van Spanje?

De slag om Madrid: wat staat er op het spel?

Twee en drie mei. Beide data uit de Spaanse nationale geschiedenis zijn vereeuwigd door het kunsternaarsgenie van Francisco de Goya: de opstand van de Madrilenen tegen de Franse bezetter op twee mei 1808 en de genadeloze repressie door het vuurpeloton een dag later. De ‘onafhankelijkheidsoorlog’ tegen Napoleon leidde in Spanje tot de afschaffing van het Ancien Régime maar ook tot de afbrokkeling van het koloniale wereldrijk en de politieke emancipatie van de overzeese territoria. Tegen het einde van de negentiende eeuw bleef het moederland ‘verweesd’ achter, herleid tot zichzelf. Geen imperium, geen nationale trots. Filosofen, schrijvers en politieke denkers, bekend als de ‘generatie van 1898’ dichtten Castilië een centrale rol toe in hun analyse: ‘Castilië heeft Spanje gemaakt én ontbonden’, zo luidde de formule.

Temidden van de Castiliaanse hoogvlakte ligt Madrid, een stad die haar functie als nationale hoofdstad te danken heeft aan Filips II, die in deze toen nog onbeduidende plek het machtscentrum van zijn wereldrijk vestigde. In de daaropvolgende eeuwen groeide Madrid uit tot een bureaucratisch waterhoofd, afgesneden van de economische groeipolen en het industriële weefsel van het land: zeehavens, mijnbekkens, agroindustrie, textielnijverheid. De enige bestaansreden van Madrid was Madrid zelf, ongeacht de kostprijs van dit project. Het radiale spoor- en wegennet, met Madrid als onbetwistbaar centrum, beantwoordt aan een militaire logica van eenheid van commando, een strategische visie die de verstrengeling van militair en politiek apparaat in de geschiedenis van het land verraadt. De Spaanse Burgeroorlog droeg de sporen van dit beleid. De slag om Madrid duurde drie jaar: belegering door de ‘nationale troepen’ van Franco tegen het legitieme republikeinse verzet, dat kracht putte uit het legendarische ‘No pasarán’ en de hoop dat Madrid de doodskist zou worden van het fascisme. Op 28 maart 1939 marcheerden Franco’s troepen de stad binnen; twee dagen later, op 1 april, verklaarde Franco de oorlog beëindigd. Enkele maanden na de zogeheten ‘bevrijding’ van Madrid installeerde Franco zijn eerste ‘vredesregering’. Woorden als vrijheid en vrede werden verkracht door het nieuwe regime. Van de term ‘democratie’ bleef men af: Franco en de zijnen bestempelden het nieuwe regime volmondig en complexloos als een totalitaire staat.

Madrid is helaas niet de doodskist geworden van het fascisme. Niet in 1939 en ook vandaag niet. Op 4 mei brengt de Madrileense bevolking haar stem uit voor een nieuwe gewestregering. Begin maart schreef de minister-president, Isabel Díaz Ayuso (Partido Popular), onverwacht nieuwe verkiezingen uit. Een gewaagde gok, zo leek het toen. Het blazoen van deze politica oogde niet bijzonder fraai. Een hele covidpandemie lang was ze erin geslaagd om nationale gezondheidsmaatregelen te dwarsbomen en te boycotten. Een wanbeleid waarvoor de burger een torenhoge tol betaalde, zowel fiscaal als humanitair. Madrid telt na één jaar pandemie meer dan 600.000 coronabesmettingen en 22.300 doden, om en bij de 100.000 gehospitaliseerde covidpatiënten en zo’n 10.000 op intensieve zorg. Miljoenen euro’s werden gespendeerd aan de snelbouw van een ‘covidziekenhuis’ aan de rand van de stad, enkele maanden geleden plechtig ingehuldigd in de vorm van een ruwbouw: het geld voor de inrichting en voor het aanwerven van medisch personeel ontbrak. Maar hoe onbegrijpelijk ook, de gok die Ayuso waagde, blijkt in haar voordeel te werken. In de peilingen ligt de Partido Popular op kop, met als absolute favoriete de huidige minister-presidente van Madrid Isabel Díaz Ayuso, ideologisch aanschurkend tegen het radicaalrechtse Vox.

Haar troefkaart: complexloos fascisme dat zichzelf de waarden van vrijheid en waarheid toeëigent, ook al laat de werkelijkheid een heel ander verhaal zien. Ondanks de dramatische coronacijfers verkoopt de rechtspopulistische Ayuso Madrid in Orwelliaanse termen als ‘stad van de vrijheid’, dé Europese hoofdstad van tapas en terrassen, die aan internationale coronavermoeide jonge en niet-zo-jonge-burgers een trekpleister biedt om enkele dagen aan de eigen nationale lockdownmaatregelen te ontsnappen. Een paradijs op enkele vluchturen bereikbaar via de megalomane luchthaven van Barajas, de internationale ‘hub’ die Madrid als ‘global city’ op de wereldkaart moest helpen plaatsen.

Hoe is het zover kunnen komen?, vraagt vooral het ‘andere kamp’ van het politieke spectrum zich af. De stad van ‘no pasarán‘, die ooit de doodskist van het fascisme had moeten worden, marcheert vandaag in groten getale met geheven vlag achter een politica van wie de bestuurlijke onkunde meer dan bewezen is. ‘Vrijheid’ is haar strijdkreet. Maar achter die bedrieglijke vrijheid om de Madrileense hedonistische levenstijl ook in volle pandemie te laten gedijen, gaat een programma van andere ‘vrijheden’ schuil: een neoliberaal gamma van maatregelen die de verdere afbouw van de staat bevordert in een stad waar de precarisering van de arbeidsmarkt al ver is doorgeslagen en de woningsmarkt ontoegankelijk is geworden voor Madrilenen.

‘Wat is Madrid, tenzij Spanje zelf? Madrid is Spanje binnen Spanje’, zo stelde Ayuso enkele maanden geleden. De strijd om Madrid die op verkiezingsdag 4 mei beslecht wordt, is in vele opzichten een strijd om de toekomst van het land. En dit verklaart waarom vandaag niet zozeer het Baskisch of Catalaans nationalisme ervaren wordt als mogelijke splijtzwam van Spanje, maar gekeken wordt naar Madrid als schouwtoneel van een nieuwe vorm van ‘separatisme’. Een Madrid dat als een eiland ronddrijft in de zee van Castilië, een streek die steeds meer herleid is tot ‘laatste kolonie’ van Spanje. Op de kaart van de bevolkingsdichtheid van het Iberische Schiereiland prijkt Madrid als een donkere vlek in het midden van een grote leegte, omringd door goed bevolkte kustgebieden. Madrid, stad van 10 miljoen inwoners: met dit streefdoel voor ogen wordt getimmerd aan de nationale hoofdstad als ‘global city’, die een plaats verwerft naast New York, Londen, Parijs of Tokyo.

Madrid heeft de banden met Castilië doorgeknipt. Het belang van de leeggelopen omgeving is de beschikbaarheid van Lebensraum die onbeperkte expansiemogelijkheden biedt aan de uitdijende ‘global city’. De tentaculaire stad noemde de dichter Emile Verhaeren dit syndroom in 1895. Madrid als tentaculaire stad is steeds meer een werkelijkheid op zich geworden, losgeweekt uit zijn hinterland. Voor de radicaalrechtse partijen primeert het eigenbelang. Valt Madrid, de stad van ‘no pasarán‘, op vier mei in handen van een fascistoïde regering?

Christiane Stallaert is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen. Ze is auteur van Het verdriet van Spanje. Een natie op zoek naar zichzelf (uitgeverij Vrijdag, 2020)

Lees ook:

De Catalaanse kwestie: symptoom van de ziekte van Spanje

Hoe een Spaanse rapper de wet tegen majesteitsschennis in België kan beëindigen

Knack trok naar het graf van Franco: ‘Zijn stoffelijke resten krijg je wel weg, maar zijn gedachten niet’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content