De shock art van Paul McCarthy: ‘Als we geen beelden over geweld meer mogen maken, is er geen discussie mogelijk over kunst’

Paula Jones, Painted, 2007-2018. Fiberglass, steel, acrylic polyurethane © 2019 Fredrik Nilsen, All Rights Reserved
Zeynep Kubat Freelancejournaliste

Hij kruipt in de huid van Donald Trump en Walt Disney, verheft opgeblazen drollen en balzakken tot sculpturen, en brengt verkrachtingen en zinloos geweld in beeld alsof het een gezellig familiefeest is. Welkom in de waanzinnige wereld van Paul McCarthy, de controversiële kunstenaar die de Amerikaanse cultuur vermaalt tot een hoopje bloederige pulp.

Hedendaagse kunstenaars die het wereldnieuws halen zijn op de vingers van één hand te tellen. Damien Hirst, welja. Jeff Koons ook. En natuurlijk Paul McCarthy. Toen in 2014 de jaarlijkse kerstboom op de Parijse place Vendôme meer weg bleek te hebben van een reusachtig groen seksattribuut, stond hij op alle voorpagina’s. De gemiddelde Parijzenaar wilde niets weten van McCarthy’s Tree. Na hevig protest en zelfs enkele stevige klappen in zijn gezicht werd het kunstwerk weggehaald. Even controversieel was zijn Santa Claus (2001), die door de inwoners van Rotterdam en Oslo al snel ‘Kabouter Buttplug’ werd gedoopt. Dat het Zwitserse Bern in 2008 opgeschrikt werd door een reusachtige vliegende drol was ook aan McCarthy te danken. Zijn opgeblazen sculptuur had zich door de slechte weersomstandigheden losgerukt en was een eigen leven gaan leiden. De drol maakte uiteindelijk een harde landing in een kindertehuis, na eerst een aantal ramen en een hoogspanningslijn te hebben vernield. You love him or you hate him.

Het voelt alsof er een wereldwijd netwerk is ontstaan van mensen die zo rijk zijn dat het op de grens van de criminaliteit ligt.

McCarthy is dezer dagen voor de tweede keer te gast bij de Brusselse galerie Xavier Hufkens, waar we met de belofte van een sappig interview naartoe werden gelokt.

‘Ik weet niet waarom ik dit nog doe’, zucht de kunstenaar. Met een dromerige blik monstert McCarthy – groezelige kabouterbaard, rafelig houthakkershemd en aftands petje – de aanwezigen: een paar starende galeriemedewerkers, een poetsvrouw in actie, twee glazenwassers aan het raam, borende klusjesmannen in de achterkamer. Na een wilde carrière van een halve eeuw is de 73-jarige Amerikaan wel wat meer gewoon. Al sinds de jaren zestig maakt hij foto’s, schilderijen, sculpturen en films waarin afgehakte ledematen, coïtale verkleedpartijen en andere choquerende scènes de magen doen omkeren. ‘De onvermoeibare meester van het abjecte’ jubelt de ene, ‘een gore, gratuite provocateur’ vindt de andere.

Huifkar op de prairie

Zijn in bloed, sperma, spuug en andere lichaamssappen gedrenkte oeuvre wordt aaneengeregen doorheen de drie grootschalige projecten Carribean Pirates (CP), White Snow (WS) en Coach Stage Stage Coach (CSSC). Hoe enigmatisch die titels ook mogen klinken, u mag ze letterlijk interpreteren. Carribean Pirates (CP) gaat over dolgedraaide piraten, geïnspireerd op de pretparkattractie Pirates of the Carribean in Disneyland. Met White Snow (WS) persifleert en bekritiseert hij het imperium van Walt Disney door Sneeuwwitje en haar zeven dwergen van hun onschuld te beroven tijdens een orgie. Coach Stage Stage Coach (CSSC), het belangrijkste project voor McCarthy, is een losbandige trip in een postkoets door het Wilde Westen met zes koppels: Ronald en Nancy Raygun, Jezus Christus en Maria Magdalena, en Adam en Eva. McCarthy maakt daarmee brandhout van de verheerlijking van het grotendeels verzonnen ideaal van het Wilde Westen. De titel is een spiegeling van de westernklassieker Stage Coach, de film van John Ford uit 1939 waarmee acteur John Wayne een plaats veroverde in het Amerikaanse collectieve geheugen. ‘De film interesseerde mij eigenlijk niet’, gromt McCarthy. ‘Ik heb hem misschien twee keer gezien. Ik was vooral geïnteresseerd in de postkoets.’

De shock art van Paul McCarthy: 'Als we geen beelden over geweld meer mogen maken, is er geen discussie mogelijk over kunst'
© 2019 Fredrik Nilsen, All Rights Reserved

McCarthy’s obsessie met de huifkar en de postkoets komt voort uit zijn jeugd. Hij groeide op tussen de mormonen van Salt Lake City, in de staat Utah. Daar vond de sekte met haar strenge gedragsregels, na een reeks vervolgingen in de negentiende eeuw, zijn thuis. In de jaren 1950 reden de meeste gezinnen er nog gewoon met de huifkar rond. ‘Cowboys bestonden echt in mijn leven’, lacht hij. ‘De omgeving waarin je opgroeit is wat ze is, daar kun je weinig aan veranderen. Overal zag je paarden en optochten met huifkarren. Als mijn grootouders op bezoek kwamen, kwamen ze over de prairie aangereden met de huifkar. Heel lang geleden moet er al een zaadje in mijn hoofd zijn geplant.’

Toch benadrukt McCarthy dat zijn ouders niet gelovig waren, en dat hij in een liberaal gezin is opgegroeid. ‘Ik sta heel kritisch tegenover religie en tegenover de patriarchale structuren in Salt Lake City. Het wetteloze van het Amerikaanse Westen versterkt die structuren nog meer. Als kind maakte ik nog tekeningen van vredige cowboys. Maar op een gegeven moment begon ik de combinatie van religie, patriarchaat en het Wilde Westen ter discussie te stellen. Toen veranderde alles.’

Operatie zelfontmanteling

Die kritiek loopt als een rode draad door McCarthy’s werk. Onschuldige kindertekeningen werden later gecastreerde personages in zijn film Donald And Daisy Duck Adventure (DADDA), dat een aansluitend vervolg vormt op CSSC. Het geweld in DADDA overstijgt alle verbeelding en valt nog het best te beschrijven als een snuffmovie in een saloon.

Volgens McCarthy was dat buitensporige geweld een noodzakelijke reactie op de verheerlijking van het machismo van het Wilden Westen. Maar in kritische boodschappen gelooft hij dan óók weer niet. Hij maakt simpelweg de beelden die in hem opkomen. Die blijken dan toevallig een reflectie te zijn van wat zich in zijn omgeving afspeelt. ‘Er zal altijd wel iets zijn dat verbonden is aan een kritische of artistieke houding’, vertelt McCarthy. ‘Ik zit meer in de krochten van de verbeelding, een plaats waar je pas terechtkomt als je er zelf in kruipt.’

Daarmee doelt McCarthy op het feit dat hij letterlijk zijn eigen personages speelt, zoals in zijn nieuwste fotoreeks over Donald Trump, die met bebloed gezicht en een open kamerjas op seksuele rooftocht gaat. ‘Bij elk nieuw werk speel ik zelf het personage waar ik een sculptuur van maak’, bekent de kunstenaar. Toen zijn studio aan de film Carribean Pirates werkte, kochten de medewerkers zwaarden die als een mal zouden dienen voor nepzwaarden waar ze iemand mee op het hoofd konden slaan of een valse arm mee konden afhakken. Al snel begon McCarthy een van de echte zwaarden te gebruiken om sculpturen mee te houwen, terwijl hij deed alsof hij een piraat was. ‘Ik manipuleer zelfs mijn stem wanneer ik beelden maak, ik gedráág me dan als een piraat. Op een bepaalde manier wordt het proces van het maken van kunst een manier om ook jezelf te ontmantelen, jezelf uit elkaar te halen, zoals een mal van een kleien beeld. Kunst maken verscheurt je, het tast je aan.’

Als je zegt dat we geen beelden over geweld meer mogen maken omdat ze gewelddadig zijn, is er geen discussie meer mogelijk over kunst.

Niet zo #MeToo

Zoals mensen dromen over gebeurtenissen in hun leven of in de samenleving, zo werkt ook de verbeelding van McCarthy. Droomt hij dan alleen over seks en zinloos geweld? De kunstenaar verklaart zijn fascinatie voor taboes vanuit zijn protestgeneratie van de jaren zestig, die op straat kwam tegen de Amerikaanse regering en de Vietnamoorlog. Toen al zat hij in de invloedssfeer van radicale kunstenaars die niet vies waren van een beetje bloed.

Of hij zelf op de barricades stond vertelt hij niet, maar in diezelfde jaren was McCarthy druk bezig met zijn eerste films, waarin hij rauw gekruid gehakt in zijn mond duwde tot hij overgaf, en zijn geslachtsdelen met ketchup insmeerde. Wat gisteren taboe was, is vandaag mak, maar in veel gevallen vinden toeschouwers de beelden van McCarthy nog altijd aanstootgevend. Het meest opvallend aan zijn beelden is de ondergeschikte positie van de vrouw, die seksuele en fysieke vernederingen moet ondergaan. McCarthy lijkt niet meteen wakker te liggen van #MeToo of politieke correctheid. ‘In mijn werk worden niet alleen vrouwen het slachtoffer van geweld, maar ook mannen’, countert hij. ‘In mijn laatste film worden mannen vermoord door vrouwen! En ze worden net zo goed verkracht. In mijn werk zijn man en vrouw altijd verbonden met elkaar door wraakgevoelens. Het geweld is een portrettering van de omgeving, een poging om een taal te creëren die kan beschrijven wat er gebeurt in de wereld.’

DADDA, Donald 2008
DADDA, Donald 2008© 2019 Fredrik Nilsen, All Rights Reserved

Hij voegt er wél meteen aan toe dat de actrices die figureren in zijn werk niets tegen hun wil doen. ‘De vrouwen met wie ik samenwerk, zijn zich erg bewust van de wereld rondom hen. Zij beslissen zelf wat er gebeurt. Het script beschrijft de handelingen die uitgevoerd moeten worden, en waar zij akkoord mee gaan. Ik zal nooit op zoek gaan naar acteurs die zomaar alles doen wat ik hen vraag, dat is niet hoe mijn wereld werkt.’

McCarthy schept die eigen wereld door medewerkers op te zoeken die instemmen met de provocerende manier waarop hij zijn ideeën in beeld wil brengen. ‘Als je zegt dat we geen beelden over geweld meer mogen maken omdat ze gewelddadig zijn, is er geen discussie meer mogelijk over kunst. Het is en blijft gespeeld, nep.’ Uit gewoonte werkt hij altijd samen met dezelfde medewerkers en acteurs. ‘Wanneer we rond de tafel zitten ter voorbereiding van een filmopname gaan onze discussies alleen maar over politieke correctheid. Wij spreken over wat correct is voor óns, en hoe we dat in beeld willen brengen.’

Crimineel LA

Intussen draait de wereld gewoon door, en daar is de kunstenaar zich terdege bewust van. ‘Als de rest van de wereld een andere richting uitkijkt dan ik, betekent dat dat er geen plaats meer is voor mijn kunst?’ Er klinkt oprechte twijfel in zijn vraag. Zijn gemoed neemt een duik. Hij benadrukt dat kunst creëren deel uitmaakt van zijn essentie. ‘Maar of mijn kunst mee verandert met de tijd? Dat durf ik niet te zeggen. Veel heeft te maken met mijn relatie met de kunstwereld. Wat moet daarvan komen? Ze maken van kunst meer en meer een handelsobject.’

Hij woont en werkt al jaren in Los Angeles, een stad met een onbeschrijflijk contrast tussen superrijken en daklozen. Hij draait er mee in het hart van een bruisende en peperdure kunstscene, maar dat kan hij kennelijk probleemloos verzoenen met zijn kritiek op de consumptiecultuur en op Hollywood. ‘Het voelt alsof er een wereldwijd netwerk is ontstaan van mensen die zó geprivilegieerd zijn dat het op de grens van de criminaliteit ligt. Ik stel de vraag waarom dat gebeurt, en laat die gedachte doorwerken in mijn recente werken. Die gaan niet rechtstreeks over politiek of over Donald Trump, maar over het soort mensen dat deelneemt aan de georganiseerde misdaad.’

De beeltenis van Trump is meteen herkenbaar in die jongste kunstwerken, maar McCarthy benadrukt dat hij niet gewoon een foto van de man heeft gebruikt. Hij verkleedt zich als de Amerikaanse president, en speelt dan een rol waarin hij uitvergroot wat mensen als hij vertegenwoordigen in de samenleving. ‘Trump bestaat niet alleen in Amerika. Kijk eens rond. Elk land heeft er zo eentje, toch? (lacht) Dit is dé vraag van deze tijd: waarom is dit aan het gebeuren? Aan de basis ligt een klassenstrijd – Trump is slechts een karikatuur van een wereldwijd fenomeen. Hij verschilt maar weinig van Donald Duck, weet je.’

Paul McCarthy, Mixed Bag. Nog tot 25 mei, Xavier Hufkens, Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content