Ludo De Brabander

De Israëlische repressiepolitiek moet even scherp veroordeeld worden als de moord op 3 Joodse tieners

Ludo De Brabander Woordvoerder van Vrede vzw

De aandacht voor de moord op drie jonge Joodse kolonisten, die scherp veroordeeld moet worden, contrasteert scherp met de lauwe reacties op de jarenlange systematische Israëlische repressiepolitiek van arrestaties en executies van Palestijnse militanten of gewone burgers, met inbegrip van kinderen.

Het zit er weer bovenarms op. Het Israëlische leger reageert bijzonder hard op de moord op 3 jonge joodse kolonisten waarop de Palestijnen dan weer antwoorden met massale protestacties. Ik reis heel geregeld rond in Israël en de Palestijnse gebieden en kijk soms met verstomming naar het beeld dat we van dit conflict krijgen voorgeschoteld. Het Israëlische leger ‘reageert’ op het Palestijns geweld, zo hoor ik op de radio. En de ene (Israëlische) dode is duidelijk mediagenieker dan de (Palestijnse) andere.

Ik word al eens verweten pro-Palestijns te zijn en voor sommigen die misbruik maken van de geschiedenis zelfs antisemiet. Het zij zo, ook als wat ik verdedig gaat over de loutere toepassing van het internationaal recht en het brede gamma van mensenrechten. Maar we moeten ons geen rad voor de ogen draaien en correct over het conflict schrijven, zonder dat we telkens in een verkeerd begrepen steriele balans van woord en wederwoord vervallen. De journalistiek heeft een verantwoordelijkheid en daaronder valt ook duiding en achtergrond bij de feiten met oog voor elementaire waarden zoals mensenrechten.

De geweldketen van actie-reactie heeft een context met lange en diepe historische wortels. Het gaat niet om religieuze spanningen of een terrorismeprobleem, zoals je hier en daar wel eens hoort. De basis van het conflict is structureel en valt samen te vatten onder de noemers ‘bezetting’ en ‘kolonisatie’. Het internationaal verzuim om daartegen op te treden en het respect voor het internationaal recht af te dwingen, heeft geleid tot wat we vandaag zien: een door en door verrot conflict dat alsmaar moeilijker opgelost zal raken.

Tien jaar geleden, op 9 juli 2004, vaardigde het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een Adviserende Opinie uit. Daarin veroordeelde het Hof de Apartheidsmuur in en rond de Palestijnse gebieden en sprak van een zware inbreuk op het internationaal recht.

Het Hof stelde ook dat op alle staten de verplichting rust om deze illegale situatie niet te erkennen en recht te zetten. De landen van de Europese Unie stemden vervolgens op 20 juli 2004 samen met de overgrote meerderheid van de VN-lidstaten een resolutie in de Algemene Vergadering van de VN die Israël opriep om zich te schikken naar de betrokken Adviserende Opinie. Ook bij andere gelegenheden laat de EU geregeld protest weerklinken tegen de Israëlische bezettingsinfrastructuur die de oprichting van een Palestijnse staat – het officiële Europese beleid – onmogelijk maakt.

Maar daar blijft het meestal bij. In de praktijk gebeurt er zo goed als niets, net zoals dat het geval is met de meeste van de resoluties van VN-veiligheidsraad of de Algemene Vergadering als die de Israëlische bezettingsmacht viseren. Het enige lichtpuntje is dat sinds begin dit jaar geen geld van Europese instellingen meer ten goede mag komen aan de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.

Maar tegenover dat soort van symbolische maatregelen is er een achterkamerpolitiek die de samenwerking met Israël uitbreidt. Zo heeft datzelfde protesterende Europa begin juni met Israël een akkoord gesloten dat er voor zorgt dat het land een gelijke toegang krijgt tot het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020 als de EU-lidstaten. Het gaat om veel geld in een heel belangrijk programma. De Europese Unie kiest er al jaren voor om op een sluipende manier de politieke, economische en militaire samenwerking met Israël uit te breiden. De EU-lidstaten leverden in totaal voor 613 miljoen euro wapenexportlicenties af voor Israël, waarmee ze bovendien verschillende exportcriteria aan hun laars lappen. Ook zien we dat heel wat Europese bedrijven blijven investeren in de bezettingsinfrastructuur in de Palestijnse bezette gebieden, ondanks het illegaal karakter ervan.

Op dit ogenblik sluit Europa de ogen voor een van de grootste Israëlische strafexpedities tegen de Palestijnse bevolking van de afgelopen jaren. De regering van Benjamin Netanyahu heeft er voor gekozen om de spanningen met de Palestijnsen op te drijven in zijn ‘antwoord’ op de ontvoering en moord van drie jonge orthodoxe joods-Israëlische kolonisten die overigens plaatsgreep in gebied onder Israëlische militaire controle. Zonder het onderzoek af te wachten werd Hamas als opdrachtgever en dader aangewezen – die altijd heeft ontkend – en zwaar uitgehaald naar de Palestijnse Autoriteit.

Het Israëlische leger treedt ongemeen brutaal op. Sinds de ontvoering op 12 juni zijn er als gevolg van deze strafexpeditie minstens 10 Palestijnse doden en honderden gewonden gevallen. Het gaat overduidelijk om een collectieve strafmaatregel die buitenproportioneel is en alle rechtsregels van een democratische staat met de voeten treedt. Honderden families kregen te maken met huiszoekingen waarbij de woonst werd beschadigd of vernietigd en minstens 600 mensen zijn opgepakt, met inbegrip van minderjarigen. Velen zijn mishandeld of worden gefolterd, een courante praktijk in Israëlische gevangenissen. Netanyahu maakt bovendien van de gelegenheid gebruik om verzoening tussen Hamas en Fatah en het akkoord over de oprichting van een eenheidsregering te torpederen. Zijn minister van Huisvesting liet verstaan dat Israël zal antwoorden met een verdere uitbreiding van de (illegale) nederzettingen. Kan het cynischer?

De aandacht voor de moord die, laat ons duidelijk zijn, scherp veroordeeld moet worden, contrasteert scherp met de lauwe reacties op de jarenlange systematische Israëlische repressiepolitiek van arrestaties en executies van Palestijnse militanten of gewone burgers, met inbegrip van kinderen. Nagenoeg elke maand vinden er extrajuridische executies plaats en worden politieke gevangenen gefolterd zonder dat er een haan naar kraait. Het lijkt aan de aandacht te ontsnappen van onze ministers van Buitenlandse Zaken.

De raketaanvallen vanuit de Gaza-strook vormen inderdaad een Israëlisch veiligheidsprobleem. Maar laat ons niet verwachten dat mensen die al jarenlang aan een harde blokkade worden onderworpen, opgesloten zitten en tunnels moeten graven om te overleven, dat ze dan de daders daarvan met bloemen zullen verwelkomen. Het is actie en reactie, ja, kip en ei ook, eindeloos, maar zoals gezegd op een dieper liggend structureel probleem. En om het even in perspectief te plaatsen: het optreden van het Israëlische leger dat over de modernste wapensystemen beschikt is vele malen dodelijker.

De statistieken van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem spreken boekdelen. Sinds het einde van de bloedige operatie ‘Cast Lead’ in de Gazastrook (19 januari 2009) doodde het Israëlische leger 565 Palestijnen, onder wie 84 minderjarigen. Alleen viel er geen spectaculaire berichtgeving over te rapen en zagen we geen treurende moeders, vaders, broers of zussen die hun geliefden ten grave droegen. Aan Israëlische kant vielen 25 doden. Elke dode is een dode te veel. En het conflict is een drama voor iedereen die er mee te maken krijgt. Maar het plaatst de ophefmakende en gruwelijke moord op drie jonge Israëlische kolonisten toch wel in een andere verhouding.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content