Dagboek uit een FARC-kamp: ‘Ik was 13, mijn stiefvader mishandelde mij en dus trok ik naar de FARC’

Ernesto Rodriguez Amari
Ernesto Rodriguez Amari Journalist en politicoloog

‘Ik ben naar de FARC getrokken omdat mijn stiefvader mij mishandelde. Ik was toen 13.’ Gustava, een jonge FARC-guerrillero krijgt tranen in de ogen. Deel drie van ons dagboek uit een FARC-kamp.

‘Ik ben naar de FARC getrokken omdat mijn stiefvader mij mishandelde. Ik was toen 13.’ Gustavo, een jonge guerrillero bij de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) spreekt met tranen in zijn ogen. ‘Nog nooit heb ik dit aan iemand verteld.’ FARC-rebellen mogen hun emoties niet tonen.

Tijdens mijn verblijf in een kamp van de FARC raakte ik aan de praat met Gustavo. De jongeman was op dat moment hout aan het verzamelen. Zijn wapen lag nooit veraf. Hij wou alleen op de foto met dat wapen in de hand. Het stoere pantser is tekenend voor vele jonge strijders bij de FARC. Als dertienjarige werd hij door de FARC-rebellen geronseld. Zijn verhaal is niet uniek: veel strijders kennen een gelijkaardig parcours.

‘Ik kan me de dag dat ik thuis vertrok nog als gisteren herinneren’, zegt Gustavo. ‘Het was een snikhete dag. Ik ging met vrienden op een pleintje voetballen waar regelmatig FARC-strijders passeerden. Ik had ze al eerder gezien, maar ik durfde niet met hen spreken. Die dag was anders. Die ochtend had ik ruzie met de nieuwe vriend van mijn moeder. Hij sloeg me en zei me dat ik het huis moest verlaten. Het was niet de eerste keer dat dit gebeurde, maar die dag was hij extreem kwaad. Na het voetballen verzamelde ik mijn moed bij elkaar en liep naar de guerrillero’s. Ik keek in hun ogen en vroeg meteen of ik me bij hen mocht aansluiten. Ze gingen meteen akkoord, maar vroegen me of ik wist dat het leven van een guerrillero niet gemakkelijk is. Ik antwoorde dat ik gewend was om hard te werken en dat ik geen schrik had om mij bij hen aan te sluiten. Ik vroeg of ik nog afscheid mocht nemen van mijn vrienden, zij antwoordden dat ze op mij zouden wachten’.

Gustavo sloot zich op zijn 13e aan bij de FARC.
Gustavo sloot zich op zijn 13e aan bij de FARC.© ERA

En zo verliet Gustavo zijn dorp Barranco Colorado. Achteraf hoorde hij dat deze guerrillero’s regelmatig aan het voetbalpleintje passeren in de hoop dat ze enkele jongeren kunnen rekruteren. De moeilijke omstandigheden van de boerenjongeren zorgt ervoor dat ze gemakkelijk in de handen van deze guerrillabeweging terecht komen. De wapens waarmee de strijders in het dorp paraderen zorgen voor extra aantrekkingskracht.

‘Toen ik naar het kamp wandelde, was ik bang en maakte ik mij zorgen over wat mijn familie zou zeggen als ze zagen dat ik niet thuiskwam. Het beeld van mijn moeder verscheen steeds voor mijn ogen’. Gustavo stapte die avond in een motorboot. Drie uur varen en een uur stappen later, kwam hij in het kamp aan. Gustavo herinnert zich dat hij onmiddellijk aan de commandant vroeg of hij een wapen kon krijgen. Er werd een wapen in zijn handen gelegd, maar na een kwartier moest hij het weer afgeven. Maar het effect werd niet gemist: ‘Alle angst die ik de uren ervoor had, verdween. Het wapen gaf me een kracht die ik nog nooit in mijn leven had ervaren’. Sindsdien deed Gustavo er alles aan om zo snel mogelijk een gewapende strijder te worden.

Diezelfde avond nog riep de commandant alle strijders samen om Gustavo welkom te heten. In het kamp waren ook een aantal guerrillera’s aanwezig. Hij herinnerde zich nog dat een strijder tegen hem zei: ‘Als zij hier kunnen overleven, dan kan jij dat als man zeker ook.’

De eerste dagen hielpen de oudere strijders hem om zijn eigen caleta (tent) op te bouwen. ‘Ik dacht dat de guerrillero’s streng zouden zijn, maar ze waren zeer behulpzaam en solidair.’

Gustavo volgde de eerste maanden samen met een aantal andere jongeren les. Doordat hij al van jongs af aan meewerkte op de boerderij thuis, was hij nog niet veel naar school geweest. In het kamp leerde hij lezen en schrijven, maar vooral: de ideologie van de FARC. Het was voor de FARC-strijders niet moeilijk om een arme boerenjongen als Gustavo ervan te overtuigen dat het gerechtvaardigd is om de wapens op te nemen tegen de overheid die de elite van Colombia verdedigt. ‘Tot op de dag van vandaag is een van mijn lievelingsboeken De aderlating van een continent‘ aldus Gustavo. In dit boek beschrijft de Uruguayaanse journalist en schrijver Eduardo Galeano de eeuwenlange uitbuiting van Latijns-Amerika door Europa en de Verenigde Staten. Zijn hypothese bleek echter weinig bestand tegen de werkelijkheid. In die mate zelfs dat Galeano aan het einde van zijn leven toegaf dat hij dit boek beter niet had geschreven.

Gustavo kreeg ook militaire training. Eerst technieken om zich te verstoppen, dan hoe zich te kunnen verdedigen en ten slotte leerde hij hoe hij het leger kon aanvallen. ‘De oorlog werd de voorbije jaren moeilijker door de Amerikaanse steun aan de Colombiaanse overheid. Vroeger konden we bijvoorbeeld nog een sigaret roken. Nu detecteren drones de warmte die ze geven. We kunnen ons niets meer permitteren.’ Hij lacht: ‘Longkanker zal ik dus niet krijgen. Nu is het hopen dat het vredesakkoord standhoudt zodat ik nooit hoef te sterven in een bombardement’.

Partner Content