Bogdan Vanden Berghe

‘Corruptie bij hulpprojecten in Afrika? Werk samen met mensen op het terrein’

Bogdan Vanden Berghe Bogdan Vanden Berghe is algemeen directeur van 11.11.11.

Bogdan Vanden Berghe van 11.11.11 pleit voor ‘een nieuw soort ontwikkelingssamenwerking waar instellingen als de Wereldbank nog heel wat van kunnen leren’.

De afgelopen tien tot vijftien jaar kwamen enkele grote hulpprojecten in 5 Afrikaanse landen blijkbaar vooral ten goede aan de plaatselijke elites, terwijl de armsten en meest kwetsbaren – waar het ten slotte over gaat in ontwikkelingssamenwerking – er amper beter van werden. Het bewijsmateriaal dat de onderzoeksjournalisten van het Afrikaanse netwerk bij elkaar bracht is indrukwekkend en schokkend. Dat middelen voor armoedebestrijding en ontwikkeling bij een kleine toplaag blijven plakken, druist in tegen elk rechtvaardigheidsgevoel.

Toch verbazen de verhalen die Knack naar boven brengt niet helemaal. Het gaat hier immers om grootschalige projecten gefinancierd door de Wereldbank, met bijna 65 miljard dollar aan financiële engagementen in 2016 één van de meest cruciale spelers op het ontwikkelingsterrein. De Wereldbank krijgt wel vaker kritiek omdat ze symbool staat voor een type van ontwikkelingssamenwerking dat zich grotendeels boven de hoofden afspeelt van de mensen waar het echt om draait.

Afschaffing

De Wereldbank is geen gewone bank waar je met je spaargeld terecht kan. De bank zamelt kapitaal in bij rijke landen – ook België is een belangrijke donor – en verleent daarmee kredieten aan de regeringen in ontwikkelingslanden. Die kredieten krijg je niet zomaar: er zijn criteria aan verbonden, de zogenaamde ‘conditionaliteiten’. Hoewel er de laatste jaren – op papier ten minste – veel werk wordt gemaakt van goed bestuur en een sterkere focus op armoedebestrijding en duurzaamheid, was dat in het verleden zeker niet altijd het geval. De ‘conditionaliteiten’ moesten ontwikkelingslanden in de pas doen lopen van een beleid voor en door de landen die binnen de bank de touwtjes in handen houden.

‘Corruptie bij hulpprojecten in Afrika? Werk samen met mensen op het terrein’

Dat veel hulp daarbij in handen kwam van een kleine toplaag nam men er dan maar bij. Veelzeggend is dat de huidige grote baas van de bank, de Koreaan Jim Yong Kim, in een vorig leven ronduit voor de afschaffing van de bank pleitte. Als urgentiearts in de buitenwijken van megastad Lima merkte hij hoe zijn werk in de strijd tegen tbc werd tegengewerkt door een overheid die zich uit de gezondheidszorg terugtrok op advies van de Wereldbank. Over die periode schreef hij een boek met de veelzeggende titel ‘Dying for Growth’, de prijs voor de groei van de Peruaanse economie werd betaald door de armen, zieken en kwetsbaren.

Des te pijnlijker vandaag is dat de bank dit al jarenlang weet. Vanuit haar indrukwekkende studiedienst komen talloze rapporten over de zogenaamde ‘verdelingseffecten’ van het bankbeleid. Die analyses leren dat de vruchten van infrastructuurwerken en nutsvoorzieningen die de bank financiert al te vaak bij een kleine toplaag blijft hangen. Ook hier blijkt dat de ’trickle-down’ hypothese (het doorsijpelen van de voordelen naar heel de bevolking) een mythe is en dat de politieke context een grote rol speelt. Het meest recente World Development Report, de meest toonaangevende publicatie van de studiedienst van de bank, ging eindelijk die politieke toer op. Op basis van doorwrocht onderzoek komt de bank tot de conclusie dat heel wat projecten mislukken omdat ze onvoldoende rekening houden met de scheve machtsverhoudingen op het terrein.

Het zijn die machtsverhoudingen die maken dat dokters na hun uren bijklussen voor eigen rekening of het onderhoudsbudget van een waterproject in de zakken van de (meestal) mannen van het watercomité verdwijnen. Daar waar die verhoudingen in balans liggen en elites niet zonder meer hun gang kunnen gaan, kan internationale hulp een fenomenale hefboom zijn. Het zou de bank sieren dat niet enkel in haar onderzoek te erkennen, maar tot de kern van haar beleid te maken.

‘Corruption kills’

Als ngo’s proberen we het op een andere manier te doen. De politieke context is voor een organisatie als 11.11.11 net van het allergrootste belang. De verhalen in Knack gaan niet toevallig over landen als Kameroen, Congo, Oeganda en Kenya. Allen vinden we ze terug in de absolute onderste regionen van de ‘Corruption Perceptions Index’. Dat is een rangschikking van landen volgens de mate waarin ze als corrupt worden gezien, opgemaakt door de ngo Transparency International. Ze staan daar in het gezelschap van door conflict en oorlog verscheurde landen als Syrië, Irak en Zuid-Soedan. Ze hebben een zwak overheidsapparaat, weinig of geen persvrijheid en weinig openbare informatie gemeen.

Daarom werken we in een land als Congo bewust niet samen met de ‘elite’ maar met mensen op het terrein die soms met gevaar voor eigen leven werk maken van meer persvrijheid of publieke informatie over zoiets banaal als de overheidsbegroting. ‘Corruption kills’ horen we vaak van onze Congolese partners, en dat valt soms zeer letterlijk te nemen. Dat betekent niet dat we soms niet zelf rechtstreeks in aanraking komen met corruptie. Daarvoor voeren we een beleid van nultolerantie, scherpe risicoanalyses en controle. Een groter probleem dan corruptie is voor ons dat de overheid de controle over de kritische stemmen tracht over te nemen. Op dat moment is het moeilijk geloofwaardig te blijven en stopt de samenwerking. Het is dan ook niet toevallig dat deze verhalen naar boven worden gespit met steun van een nieuw soort ontwikkelingssamenwerking waarvan instellingen als de Wereldbank nog heel wat van kunnen leren.

Bogdan Vanden Berghe is directeur van 11.11.11.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content