Amerikaans Hooggerechtshof heeft het lot van online privacy in handen: ‘Mensen willen nog steeds Big Brother vermijden’

© iStock
Eva Schram
Eva Schram Correspondent voor Knack.be in Noord-Amerika.

Van wie zijn de gegevens van mobiele telefoons die laten zien waar een gebruiker wanneer is? Van de gebruiker zelf of van de telecomprovider? Die vraag bepaalt of de overheid er zonder huiszoekingsbevel toegang toe heeft en staat daarom centraal in een zaak voor het Amerikaans Hooggerechtshof.

Zendmasten voor mobiele telefonie kunnen een handige bron van informatie zijn voor politie en justitie. Zo werd eerder dit jaar in Nederland de route van de vermiste Anne Faber in kaart gebracht door bij haar telecomprovider op te vragen wanneer en waar haar telefoon contact had gemaakt met verschillende zendmasten.

De overheid bepleit dat telefoongebruikers vrijwillig zogenaamde metadata afstaan aan hun telecomproviders.

Luisteraars van het eerste seizoen van de immens populaire podcastserie Serial weten dat het ook in de Verenigde Staten gebeurt: de hoofdpersoon uit die serie, Adnan Syed, werd in 1999 veroordeeld voor de moord op zijn ex-vriendin, in belangrijke mate omdat metadata van zijn mobiele telefoon het verhaal van een belangrijke getuige ondersteunde.

Maar mogen politiediensten zomaar informatie opvragen bij telecomdiensten over gebruikersdata? Die vraag staat centraal in een zaak die woensdag gevoerd werd in het Amerikaanse Hooggerechtshof. De overheid bepleit dat telefoongebruikers vrijwillig zogenaamde metadata, zoals wanneer en waar een telefoon met een zendmast verbinding maakt (‘pingen‘ wordt dat genoemd), afstaan aan hun telecomproviders. Het is daarom zakelijke informatie, geen persoonlijke.

De aangeklaagde in de zaak, net als vele burgerrechtenorganisaties, zeggen dat het daarentegen om privé-informatie gaat die beschermd is onder het Vierde Amendement op de grondwet. Dat verbiedt de overheid ongeoorloofde huiszoekingen en inbeslagnames uit te voeren. In de praktijk betekent dit dat politie en justitie alleen iemands persoonlijke informatie kunnen opzoeken als er een aannemelijke verdenking bestaat. Een rechter oordeelt daarover en geeft een bevelschrift af.

Carpenter v. United States

De zaak die nu bij het Hof ligt, Carpenter v. United States, gaat over een serie van negen gewapende overvallen op filialen van T-Mobile en RadioShack (een elektronicaketen) in Ohio en Michigan. Door naar data van verschillende zendmasten te kijken (data die telecombedrijven opslaan om hun netwerk te verbeteren) kwam de politie Timothy Carpenter op het spoor. Die bleek in de omgeving van alle negen de overvallen geweest te zijn. Hij werd veroordeeld voor medeplichtigheid aan de overvallen, deels op basis van de informatie van de zendmasten.

Zijn advocaten gingen in beroep en beargumenteerden dat de informatie van de zendmasten genegeerd moest worden. De overheid had volgens hen door het Vierde Amendement een bevelschrift van een rechter moeten krijgen voordat het de informatie opvroeg bij de telecomproviders.

Een federale rechtbank verwierp het beroep, omdat de overheid de informatie terecht als ‘van een derde partij’ had beschouwd. In de jaren zeventig oordeelde het Hooggerechtshof dat informatie die een burger vrijwillig afstaat aan een derde partij, zoals een bank of telecombedrijf, bedrijfsinformatie is. Het is geen persoonlijke informatie, en dus niet beschermd door het Vierde Amendement.

Het traceren van iemands geografische bewegingen onthult ontzettend gevoelige en persoonlijke informatie.

u003cemu003eAmerican Civil Liberties Unionu003c/emu003e (ACLU)

Maar, zeggen critici, dat oordeel van het Hof stamt uit de technologische prehistorie. ‘Het traceren van iemands geografische bewegingen onthult ontzettend gevoelige en persoonlijke informatie. Voor het digitale tijdperk konden mensen erop vertrouwen dat de politie in de meeste onderzoeken een persoon niet dagen- of wekenlang zou volgen en gegevens zou bijhouden’, schrijft de burgerrechtenbeweging American Civil Liberties Union (ACLU) in het hoger beroep dat het namens Carpenter aantekende bij het Hof. Ofwel: niet alleen heeft de digitale revolutie het veel eenvoudiger gemaakt voor politie en justitie om mensen op te sporen, de informatie die het daarmee verkrijgt is veel intiemer en persoonlijker van aard dan die in de jaren zeventig was.

De ACLU wijst er bovendien op dat de politie in deze zaak genoeg data verzamelde om het gedrag van Carpenter 127 dagen lang in kaart te brengen. Dat is volgens de burgerrechtenbeweging vergelijkbaar met het aanbrengen van een GPS-zender op iemands auto, om die informatie vervolgens uit te lezen. En dat werd in 2012 nadrukkelijk verboden door het Hof.

Toekomst van privacy

De zaak wordt nauwgezet gevolgd door privacy-voorvechters in Amerika. Als het Hooggerechtshof het oordeel van de federale rechtbank in stand houdt, heeft dat volgens de ACLU invloed op iedereen met een mobiele telefoon, 95 procent van de Amerikanen. Bovendien: als pingdata van telefoons als bedrijfsinformatie beschouwd mag worden, hoe zit het dan met data die bijvoorbeeld Google of Facebook over hun gebruikers bezitten?

Als deze gegevens als bedrijfsinformatie beschouwd mogen worden, hoe zit het dan met data die Google en Facebook over hun gebruikers bezitten?

In een brief die technologiebedrijven – waaronder Apple, Google, Facebook, Microsoft en Snap – afgelopen zomer stuurden naar het Hof, onderstreepten ze geen positie in te nemen over de uitkomst van de zaak, maar wel te willen waarschuwen dat de overheid een hogere drempelwaarde nodig heeft om persoonlijke informatie op te vragen bij bedrijven. ‘Het Vierde Amendement moet realistisch toegepast worden op internetgerelateerde technologie’, schreven ze. Volgens de bedrijven gaan de meeste Amerikanen er vandaag van uit dat politie en justitie nu al een bevelschrift nodig hebben om aan metadata te komen. ‘Geen enkele constitutionele doctrine zou ervan uit moeten gaan dat consumenten bewust het risico op bevelschriftloze overheidssurveillance aangaan door gebruik te maken van technologie die meer en meer geïntegreerd raakt in het moderne leven.’

Lid van het Hof Sonia Sotomayor leek die mening te delen. Ze zei tijdens de hoorzitting woensdag dat mobiele telefoons een ‘aanhangsel’ van mensen zijn geworden in het moderne tijdperk. En telefoons kunnen gepingd worden in slaapkamers of dokterspraktijken. ‘De meeste Amerikanen willen nog steeds Big Brother vermijden’, zei ze.

De voorzitter van het Hof,John Roberts, leek ook niet meteen mee te gaan in het argument dat metadata bedrijfsinformatie is. ‘De persoon helpt het bedrijf documentatie te creëren door ergens te zijn en door pings te versturen’, zei hij.

De recent door Donald Trump aangestelde rechter Neil Gorsuch was de enige die zich afvroeg of de zaak bekeken moest worden vanuit het opsporings- in plaats van het privacy-perspectief.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content