Inès Verplancke

25 mei stemmen we drie maal voor Europa

Inès Verplancke Inés Verplancke is coördinator van Ryckevelde vzw, een beweging voor Europees burgerschap.

Op deze Dag van Europa, vraagt Ryckevelde vzw, een beweging voor Europees burgerschap, om ook even stil te staan bij het Europese luik van de verkiezingsprogramma’s. ‘We gaan straks immers drie maal stemmen voor de EU’, aldus coördinator Inès Verplancke.

Op 9 mei vieren we de “dag van Europa”, de officieuze Europese feestdag. In al het verkiezingsgeweld lijkt de stembusgang voor het Europees parlement het kleine broertje. Maar eigenlijk stemmen we straks 3 keer voor (of tegen) de EU: Naast de nieuwe vertegenwoordigers voor het Europees Parlement, sturen we via de Vlaamse en federale verkiezingen ook nieuwe vertegenwoordigers naar de Europese Raad en Ministerraad. In deze Europese instellingen, de machinerie achter 100.000 pagina’s Europese wetten, verordeningen en richtlijnen, komen dus weldra ook glanzend nieuwe – of vertrouwde – Vlaamse en Belgische gezichten.

Niet zo belangrijk

Toch komt het Europese niveau in de hele campagnesfeer weinig aan bod. Het gevoel dat deze verkiezingen niet zo belangrijk zijn, kent meerdere oorzaken.

Ten eerste zijn wat Vlaanderen betreft maar weinig zitjes vrij in het Europees Parlement: slechts 12. België krimpt na de verkiezingen van de huidige 22 zetels naar 21, omdat het totaal aantal zetels in het Europees Parlement vanaf mei 2014 geplafonneerd wordt op 750 + 1 voorzitter. Met de komst van Kroatië in juli vorig jaar moesten enkele landen – waaronder België – een zetel inleveren.

25 mei stemmen we drie maal voor Europa

Binnen België is beslist dat het een Vlaamse zetel is die sneuvelt, de Franstalige Gemeenschap behoudt zijn 8 zetels en de Duitstalige gemeenschap zijn ene zetel.

Het wordt in Vlaanderen dus echt knokken voor elke zetel: 8% van de stemmen moet een partij minstens halen, willen ze vertegenwoordigd zijn in het EP. Op het Vlaamse en federale niveau zijn daarentegen veel meer zetels te verdelen, en hebben de partijen bijgevolg veel meer kandidaten. En dus draait de campagnemachine voor al deze kandidaten op volle toeren.

Ten tweede lijkt het alsof wat de EU beslist, ver boven onze hoofden gebeurt. De mogelijkheden tot participatie verkleinen inderdaad naarmate het beleidsniveau groter wordt. De EU telt op dit moment iets meer dan 500 miljoen burgers. Dat is veel meer dan de VS (300 miljoen). Bij Europese verkiezingen telt onze stem in relatieve cijfers dus veel minder. En 12 verkozenen in een parlement van 751, geeft niet het gevoel dat onze stem doorslaggevend is.

Ten slotte blijft de hardnekkige overtuiging leven dat het Europees Parlement slechts een praatbarak is, een instelling zonder invloed. Dat is echter al lang niet meer zo: het Europees Parlement beslist mee over het gros van de wetgeving. Niet enkel raadgevende, maar ook beslissingsmacht dus.

Actie. Reactie. Impact.

Of deze redenen de lage opkomst bij EU-verkiezingen verklaren, is maar de vraag. Cijfers tonen aan dat sinds de eerste rechtstreekse verkiezingen van het Europees Parlement in 1979, de opkomst enkel daalde. We zakken maar liefst van 6 op 10 naar 4 op 10 burgers die hun Europarlementsleden verkiezen.

Opkomst Europese verkiezingen
Opkomst Europese verkiezingen © Europees Parlement

In Kroatië, de allerjongste lidstaat van de Unie, daagde zelfs maar 1 op 5 burgers op bij de allereerste verkiezingen voor het Europees Parlement. Je zou nochtans denken dat het enthousiasme in zo’n nieuwe lidstaat, die er jarenlang voor werkte om te kunnen toetreden, groter zou zijn dan het gemiddelde.

Deze dalende opkomst baart ook het Europees Parlement zorgen. Enkele nieuwigheden moeten er dit jaar voor zorgen dat meer burgers naar de stembus trekken. Zo vaardigt elke politieke partij deze keer een topkandidaat af. De officieuze afspraak is dat de topman of -vrouw van de grootst verkozen politieke familie het voorzitterschap van de Europese Commissie krijgt. Door de verkiezingsstrijd te personaliseren, hopen de instellingen de verkiezingen nieuw leven in te blazen. De Europese Groene Partij koppelde er zelfs een heuse ‘primaries’ (voorverkiezingen) aan, waarbij groen-leden en sympathisanten van over heel Europa konden meebeslissen over hun topkandidaat.

Verder pakt het EP uit met een grootse verkiezingscampagne ‘Actie. Reactie. Impact.’ en zette het een potje geld aan de kant voor organisaties die mee de opkomst voor de Europese verkiezingen willen vergroten.

’t Is van moeten

In België is er – zoals iedereen weet – opkomstplicht. Wij zijn hiermee een van de weinige landen, naast Griekenland, Cyprus en Luxemburg. Maar in deze landen staat geen straf op het niet komen stemmen, waardoor de wet eerder dode letter is.

Onze opkomstplicht levert ook lang geen garantie op een 100% opkomst, of meer nog: op een hoge mate van politieke interesse. Cijfers uit het VRIND rapport 2013 tonen dat slechts 1 op 4 Vlamingen stelt ‘(erg) geïnteresseerd’ te zijn in politiek. Al de rest – 3/4de dus – weinig of niet (zie grafiek). In Vlaanderen heerst volgens datzelfde rapport bovendien helemaal geen cultuur van politieke discussie. Wij hanteren liever de wijsheid dat je met familie of vrienden niet praat over politiek, want ‘dat het toch maar tot ruzies leidt’. We bengelen met deze koetjes-en-kalfjes-cultuur wat de Europese cijfers betreft helemaal onderaan, samen met landen als Polen en Portugal.

Politieke interesse
Politieke interesse © .

Achter de cijfers

Die politieke desinteresse en het tanende vertrouwen in de politiek in het algemeen is er nog veel erger aan toe als het over het Europese beleidsniveau gaat. Dit merken we als beweging voor Europees burgerschap maar al te goed. Jaarlijks trekken onze educatief medewerkers door heel Vlaanderen om er vorming te geven over de EU en Europese thema’s aan zo’n 3.000 laatstejaarsscholieren en zo’n 2.000 volwassenen. We ontmoeten dus bijna dagelijks de mensen achter deze cijfers. En het is waar: Het thema ‘Europa’ is niet populair. Hoe vaak valt het niet voor dat de opkomst van deze of gene vereniging “lager is dan normaal, mevrouw, ja, hoe moet ik dat zeggen, de meeste van onze leden zijn niet geïnteresseerd in Europa”.

De mensen die we dan wel te pakken krijgen, zijn vaak streng voor de EU: ‘Wat doet Europa eigenlijk nog, behalve in onze zakken zitten’, ‘Europa zou zich beter met belangrijke zaken bezighouden in plaats van al die domme regeltjes’ of ‘de zoon van een kennis werkt er en volgens hem is het daar allemaal vriendjespolitiek’.

Zijn er nog Europeanen?

Deze houding steekt vooral de laatste jaren – sedert de eurocrisis – de kop op in Vlaanderen. Waar mensen enkele jaren terug eerder onverschillig reageerden ten opzichte van Europa, is dit geëvolueerd naar een redelijk grimmige sfeer. Niet bij iedereen natuurlijk, en het is sowieso boeiend om in dialoog te treden over dit onderwerp, dat mensen au fond helemaal niet onverschillig laat. (Of om het met de woorden van een deelnemer na zo’n lezing te zeggen: “zij die thuisbleven, hadden ongelijk mevrouw”.) Je kan bovendien de aanpak van de eurocrisis moeilijk een toonbeeld van democratie en transparantie noemen. De EU is mensenwerk, en verre van een afgewerkt of vaststaand product. Het is aan ons, burgers, om te waken over de richting waarin de EU uitgaat en op tijd en stond aan de alarmbel te trekken. Dat is Europees burgerschap. We zien echter twee grote struikelblokken voor dit Europees burgerschap.

Enerzijds is het beangstigend om vast te stellen dat – eens de vooroordelen voorbij – er bitter weinig kennis is over die EU en het functioneren ervan. Iedereen heeft er een mening over, maar bij weinigen is die gefundeerd. En discussiëren over een onderwerp zonder er kennis van te hebben, is gevaarlijk. Neem volgend voorbeeld: laatstejaarsscholieren van het ASO waren met z’n vijven aan het discussiëren of de EU al dan niet moest ingrijpen in het conflict in Syrië. Hun besluit was “dat Syrië moest stoppen met de burgeroorlog, of dat we het land met zijn klikken en klakken uit de EU zouden gooien”. Dat Syrië in de verste verte geen lid is van de EU, wisten ze niet.

Het is een extreem voorbeeld, maar het toont wel aan dat kennis het begin van alle wijsheid is en blijft. En als er beslist moet worden – bijvoorbeeld door burgers in het stemhokje – dan mogen we alleen maar hopen dat deze burgers weten waarover het gaat.

Anderzijds is de EU een ingewikkeld beleidsniveau waarbinnen participatie niet evident is. Het ‘Europa’ bestaat immers niet: de instellingen kijken elk op hun manier tegen de werkelijkheid aan. De Europese Commissie en het Europees Parlement staan bijvoorbeeld recht tegenover elkaar wat het nieuwe EU-VS handelsakkoord betreft. En toch worden ze beiden ‘Europa’ genoemd. Of nog een ander voorbeeld: Vraag na een bijeenkomst van de Europese Raad, met de 28 regeringsleiders, aan elk van hen wat er besloten is, en het lijkt alsof ze allen op een andere vergadering zaten. Leg dat maar eens in een paar zinnen uit.

Bovendien moeten de instellingen op zoek naar manieren om burgers meer inspraak te geven in het beleid. Het is niet voldoende om ons één keer om de vijf jaar te laten stemmen of grote ‘burgerdialogen’ op te zetten waar het nog altijd eerder bij eenrichtingsverkeer vanuit de Unie blijft. Echte, structurele participatie op EU-niveau is nodig.

Unie als unicum

En toch blijft de EU een project waar vele Syriërs, Egyptenaren en andere wereldburgers voor zouden tekenen. De EU is uniek in zijn soort: nooit eerder stonden onafhankelijke staten vrijwillig een deel van hun bevoegdheden af voor een gezamenlijk project. Je kan je vragen stellen bij de concrete uitwerking ervan, maar het bestaan op zich is opmerkelijk.

Dat gezamenlijk project houdt zich bovendien met enorm veel concrete zaken bezig: open grenzen, onze handel, een gemeenschappelijk munt, onze water- en luchtkwaliteit, onze infrastructuur… Ze hebben allemaal een enorme impact op ons dagelijks leven. De EU is niet ver van ons bed, het bepáált ons bed: de kwaliteitseisen, hoe het ooit werd vervoerd, en hoe er reclame voor mag worden gemaakt. …en wie beslist hierover: die Europese Raad (waarin momenteel nog Di Rupo voor België in zetelt), die Europese Commissie (met de Belg Karel De Gucht), die Ministerraad (met onze Vlaamse en Belgische ministers) en dat Europees Parlement (met nu nog 13 en straks 12 rechtstreeks verkozen Vlamingen).

En ook het Europees Parlement is uniek in zijn soort: In tegenstelling tot zijn Vlaamse en Belgische tegenhangers, is er geen vaste meerderheid. Dit betekent dat voor elk nieuw dossier, voor elke wet, zich andere coalities aftekenen. Een parlementslid zit bovendien niet vast in het keurslijf van zijn fractie en kan perfect anders stemmen dan het fractiestandpunt. Dit betekent dat het Europees Parlement bij uitstek een feest van de democratie is.

Wie is Mee?

Het hierboven geschetste gebrek aan kennis of interesse gaat – zoals de VRIND cijfers bewijzen – niet enkel over dat Europese niveau. Veel mensen haken af voor ‘de politiek’ op zich. Je kan het de kiezer niet kwalijk nemen: al die verschillende beleidsniveaus en waar ze voor staan, waar ze over beslissen. Je moet al flink studeren om het volledige plaatje te kennen. En dan hebben we het nog niet gehad over de gekleurde, gebrekkige of vage informatie van de politici zelf. Ook zij hebben een aandeel in deze neerwaartse trend.

Op deze ‘dag van Europa’ vragen we om ook even stil te staan bij het Europese luik van de verkiezingsprogramma’s. We gaan straks immers 3x stemmen voor de EU. Hier vindt u alvast meer informatie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content