100 jaar later: Een eerlijke blik op tsaristisch Rusland en de Oktoberrevolutie

Een verwaarloosd standbeeld van Lenin. © iStock
Bruno De Cordier
Bruno De Cordier Professor UGent en auteur

Bruno De Cordier, professor aan de Universiteit Gent en auteur van ‘Het onbeloofde land. Een geschiedenis van Centraal-Azië’, blikt honderd jaar na datum terug op een dreun in de wereldgeschiedenis en het actuele belang ervan.

Was tsaristisch Rusland, zoals een populaire opvatting wil, een soort derdewereldland waar de elites en het keizerlijk hof zich wentelden in een leven van decadente weelde, orgieën en diabolische intriges terwijl de straatarme massa onder de knoet werd gehouden door slavendrijvers, de geheime politie, de orthodoxe Kerk en drankzucht? Had het land echt een radicale omwenteling nodig had om uit haar koppige achterlijkheid te raken?

Het Rusland van de tsaren werd lang in een kwaad daglicht gesteld om te tonen welke vooruitgang het socialisme en communisme wel niet gebracht hadden.

Niet echt. Net zoals de West-Europese middeleeuwen en het ancien régime systematisch verguisd zijn door historici die de idealen van de Verlichting en de Franse revolutie wilden uitdragen, om zo hun geprefereerd maatschappijmodel en -waardenstelsels aan te prijzen, werd het Rusland van de tsaren door sovjethistorici en hun buitenlandse sympathisanten lang in een kwaad daglicht gesteld om te tonen welke vooruitgang het socialisme en communisme wel niet gebracht hadden.

Niemand zal ontkennen dat het Rusland van de tsaren donkere kanten had en dat er sprake was van machtsmisbruik, uitbuiting, corruptie en sociale spanningen. En ook al was het reusachtige landrijk tussen de Baltische Zee, de Centraal-Aziatische steppen en de verre Beringstraat geen koloniaal rijk in dezelfde zin als de toenmalige West- en Mediterraan-Europese grootmachten met hun overzeese kolonies, toch had de relatie tussen het Russische hartland en sommige van de zuidelijke randgebieden koloniale trekken.

Rusland was een geografisch gebied dat volledig zelfvoorzienend kon zijn. Het was, als de essentie van Eurazië, vooral al vroeg een echt multi-etnische en multi-confessionele samenleving met een orthodoxe leidcultuur, waarin wel Turkse en Kaukasische moslimonderdanen deel konden uitmaken van de adel, de officierenstand, de burgerij en de ambtenarij. Een aantal gewesten, zoals het toenmalige groothertogdom Finland, kenden ook ruim zelfbestuur.

De essentie van Eurazië

Het lijfeigenschap, dat al decennia op zijn retour was en trouwens nooit in voege is geweest in Siberië en in de zuidelijke provincies aan de Zwarte Zee, werd in 1861 onder de visionaire tsaar Alexander II afgeschaft.

Op het platteland, waar meer dan driekwart van de bevolking woonde, werd op basis van traditionele structuren geëxperimenteerd met lokaal verkozen zelfbestuur en collectief landbeheer. Er was ook een soort civiele maatschappij ontstaan, zeker nadat de overheid en de orthodoxe Kerk tijdens de hongersnood en de cholera-epidemie in het Wolga-gebied van 1891-92 de bevolking hadden opgeroepen om initiatieven op te zetten om hun getroffen medeburgers te helpen.

Met een gemiddelde jaarlijkse economische groei van zeven procent van 1889 tot 1913 was Rusland, ondanks de crisis in de vroege twintigste eeuw, wat we vandaag een groei-economie zouden noemen. In 1913 was het de vierde economie ter wereld. Een deel was sterk geïntegreerd in de toenmalige wereldeconomie, en een ander deel functioneerde volledig daarbuiten. Net als bepaalde lagen van de samenleving cultureel erg verwesterd waren en anderen een heel eigen aard behielden. Vanaf de jaren 1850 kende Rusland een gestage industriële ontwikkeling in de Baltische provincies, in en rond Moskou en Sint-Petersburg, in de Oeral en in de Oekraïense steenkoolbekkens, en vond er een snelle expansie van het spoornetwerk plaats. Met de olie-industrie rond de Kaspische stad Bakoe was Rusland rond de eeuwwisseling de grootste petroleumproducent ter wereld na de Verenigde Staten.

Natuurlijk bestonden er sociale wantoestanden in de industriebekkens. Maar rond de eeuwwisseling verbeterde de levensstandaard van de arbeiders in een aantal sectoren wel degelijk. De staat en staatsbanken speelden een centrale rol in de economische ontwikkeling en begin 1897 werd een goudstandaard ingesteld, ondanks tegenstand van buitenlandse kapitaalgroepen en sommige fracties binnen de elites.

De orthodoxe Kerk, die meestal geassocieerd wordt met obscurantisme en het dom houden van het volk, speelde een belangrijke rol in het opzetten van een sociaal-caritatief systeem, lokaal landbouwbeleid en vanaf omstreeks 1880 ook basisonderwijs en alfabetisering. Ze vormde ook een rem op het nefaste vooruitgang-tot-elke-prijs-denken dat het liberalisme, het socialisme en communisme later zou kenmerken.

Fatale wending

Ook dat was dus tsaristisch Rusland. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog werden zijn samenleving en bewoners treffend in beeld gebracht door de Russische fotograaf Sergej Prokudin-Gorski tijdens de reizen die hij door het rijk maakte.

Dé fatale fout van het tsarenbewind was om in de Eerste Wereldoorlog te stappen tegen Duitsland, de Donaumonarchie en het Ottomaanse rijk.

Als de clichés dus niet opgaan en er ook tal van positieve ontwikkelingen aan de gang waren in het tsarenrijk, waarom liep het dan mis? Dé fatale fout van het tsarenbewind was, tegen beter weten in maar gebonden aan politieke allianties en gemanipuleerd door bepaalde groepen binnen de elites die vonden dat Rusland zijn plaats onder de West-Europese machten moest hebben, om in de Eerste Wereldoorlog te stappen tegen Duitsland, de Donaumonarchie en het Ottomaanse rijk.

Dat bracht maatschappelijke en economische ontwrichtingen met zich mee die uiteindelijk de bolsjewistische machtsgreep ruimte gaven. Was die machtsgreep een spontane en breed gesteunde volksopstand van onderdrukten en havelozen? Neen. Het was een goed georganiseerde staatsgreep waarvan de aanvoerders, met steun uit het buitenland en van sommige legereenheden waarin ze waren geïnfiltreerd, op een intelligente manier gebruik hebben gemaakt van een politiek vacuüm en sociale onrust. De bolsjewieken, een radicale strekking binnen de in 1898 opgerichte Russische sociaaldemocratische arbeiderspartij, hadden de massa’s niet mee – al zeker niet op het platteland en onder de moslimminderheid.

Maar ze beschikten wel over een netwerk van cellen en sympathisanten in het leger, in fabrieken, bij de spoorwegen en aan hogescholen. Ze hadden ook intelligente aanvoerders die goed snapten wanneer ze hun slag konden slaan. Hun coup was overigens niet gericht tegen tsaar Nicolaas II zelf, maar tegen de voorlopige republikeinse regering van sociaaldemocraten, constitutionalisten, partijloze technocraten, liberale hervormers en pragmatici uit de rangen van het oude bewind, door wie de tsaar al acht maanden eerder was afgezet en onder huisarrest was geplaatst. De voorlopige regering had toen al, begin 1917, een einde kunnen maken aan de onpopulaire oorlog, maar deed het niet. De tsaar zelf, zijn gezin en zijn overgebleven entourage werden acht maanden later geëxecuteerd door een bolsjewistisch doodseskader.

Extern gestuurd

Naast middelen van sympathisanten in Rusland en in de diaspora – en middelen afkomstig van afpersingen, overvallen en confiscaties – waren de bolsjewieken niet vies van financiële steun van dezelfde imperialisten en kapitalisten tegen wie ze fulmineerden.

De bolsjewieken werden gefinancierd door de Duitse militaire inlichtingendienst en, op het eerste gezicht eigenaardig, vanuit Anglo-Amerikaanse bankierskringen. Die stonden natuurlijk totaal niet te springen voor het communisme dat de bolsjewieken voor ogen hadden, maar ze zagen hen in de eerste plaats als een groep van tijdelijk nut die het toch niet lang zou uithouden en dra plaats zou maken voor meer opportune machthebbers. In het slechtste geval zou de groep niet aan de macht kunnen blijven zonder hun verdere steun.

De Duitse bevelhebbers hoopten met hun steun snel een einde te kunnen maken aan de vijandelijkheden met Rusland aan het oostfront.

Voor het Duitse opperbevel was het belang van het organiseren van de repatriëring van Lenin en zijn dertigkoppige entourage naar Sint-Petersburg en het ondersteunen van de bolsjewieken – die in tegenstelling tot het de voorlopige Russische regering zo snel mogelijk een wapenstilstand wilden – duidelijk. De Duitse bevelhebbers hoopten zo snel een einde te kunnen maken aan de vijandelijkheden met Rusland aan het oostfront zodat ze een doorbraak konden forceren aan het toen compleet vastgelopen westfront in Frankrijk en België. Ze slaagden in hun opzet. In maart 1918 sloten het Duitse keizerrijk en sovjet-Rusland een vredesakkoord.

Stalinistische blauwdruk

Bij de coup zelf die de kern vormt van de Oktoberrevolutie – en die zich voornamelijk afspeelde in specifieke wijken van Sint-Petersburg, Moskou en een handvol andere steden – waren relatief weinig mensen betrokken. Rechtstreeks zouden zo’n zeven- à achtduizend mensen betrokken geweest zijn. Ook vielen er weinig slachtoffers. Het dagelijkse leven ging veelal gewoon door.

Er vielen daarentegen oneindig veel meer doden tijdens de burgeroorlog die niet lang daarna uitbrak tussen het nieuwe bolsjewistische bewind en haar achterban (de ‘roden’), rivaliserende linkse groepen, monarchisten (de ‘witten’), Oekraïense separatisten en Centraal-Aziatische basmaçi of islamitische rebellen. Ook Rusland kende antirevolutionaire Vendée-opstanden en Boerenkrijgen, door boeren die in het begin te vinden waren voor de landverdeling die de nieuwe machthebbers hadden beloofd, maar geen zin hadden hun eigenheid en levenswijze op te geven voor overijverige rode activisten uit de steden.

De schattingen over het aantal mensen die sneuvelden in de Russische burgeroorlog – die in sommige uithoeken tot in 1923 zou duren – lopen op tot tien miljoen, op een vooroorlogse bevolking van zo’n 178 miljoen. Die slachtoffers waren uiteraard lang niet allemaal voor rekening van de leninistische junta. Ook de andere strijdende partijen lieten zich niet onbetuigd. Daarenboven kwam de grote meerderheid om bij de hongersnoden en epidemieën die uitbraken na de instorting van de economie en de ontwrichting van het dagelijkse leven in tal van regio’s.

Veel bewuster en berekender was de beruchte ‘rode terreur’. Ontaardde het sovjetbewind daar pas in toen Stalin aan de macht kwam? Neen. In werkelijkheid werd de blauwdruk voor de latere stalinistische zuiveringen en de destructieve landbouwcollectivisatie al onder Lenin en Trotski vastgelegd.

Het aantal politieke executies door de sinistere Tsjeka – de in december 1917 opgerichte commissie ’ter bestrijding van contrarevolutie, speculatie en sabotage’, de politieke politie – en bolsjewistische milities zou volgens de meer voorzichtige schattingen van Russische historici voor de periode tussen eind 1917 en begin 1919 rond de 50.000 schommelen.

Het executeren van ‘klassenvijanden’ – tsaristische officieren en -ambtenaren, leden van de adel en burgerij, bedrijfsleiders en kooplui, landbezitters, geestelijken, zelfs anarchisten en ‘afwijkende’ communisten – en het gijzelen van hun ‘medeplichtige’ familieleden was schering en inslag. Op de Krim maakten de zuiveringscampagnes tegen ‘contrarevolutionaire elementen’ in de herfst van 1920 nog eens ongeveer tienduizend doden.

Noodzakelijk kwaad

Ter vergelijking, tussen 1825 en 1917 bedroeg het aantal ‘politieke’ doodstraffen door het tsarenbewind iets meer dan 6.300. De tsaristische bewindvoerders waren lang geen doetjes, maar niet fundamenteel inhumaan zoals een deel van de bolsjewieken en hun medestanders dat waren.

De brutale campagnes tegen de orthodoxe geestelijkheid die volgden ontwrichtten ook de sociale en caritatieve structuren die door de orthodoxe Kerk waren uitgebouwd. Het van nature meer traditionalistische platteland werd aanzien als een drager van ‘achterlijkheid’ en van de samenleving onder de tsaren.

De tsaristische bewindvoerders waren lang geen doetjes, maar niet fundamenteel inhumaan zoals een deel van de bolsjewieken en hun medestanders dat waren.

Zeker de weerspannige kozakken, even eigenzinnig als loyaal aan tsaar en Kerk, moesten het tussen februari 1919 en de herfst van 1920 ontgelden. De campagne tegen de kozakken in het Don-gebied was het voorspel van de campagne gericht tegen de koelakken of landbouwondernemers onder Stalin tussen 1929 en 1932.

De rode terreur was meer dan louter zelfverdediging tegen het geweld van de contrarevolutionairen. Het obsessief willen wegvagen van de oude orde en het willen zuiveren en herformateren van de samenleving om tot de ideale communistische maatschappij te komen zat van meet af aan ingebakken in de doctrine en in de mentaliteit van het vroege leninistische bolsjewisme, net zoals in die van de linkse radicalen die lang voordien Rusland al onveilig maakten.

Deels had die drang te maken met een soort nihilistische roes van een extreemlinkse marge en rabiate wereldverbeteraars die Dostojevski al in 1872 treffend beschreef in zijn werk. En net als na de Franse revolutie zagen de nieuwe machthebbers terreur en totale controle heel bewust als een noodzakelijk kwaad om tot een betere mensheid te komen.

De neiging naar één of andere vorm van totalitaire ontaarding zit overigens onlosmakelijk ingebakken in elk systeem en elke ideologie die zichzelf, vaak met goede bedoelingen, ziet als een universele heilsleer en als een logisch eindpunt van de menselijke evolutie en van de geschiedenis.

Denk maar aan het neoliberalisme waarbinnen alles en iedereen uiteindelijk een ‘markt’ moet worden, aan het mondiale interventionisme in naam van de liberale democratie en de universele mensenrechtenideologie, aan dampende theorieën volgens dewelke de mensheid één ‘fluïde’ en ‘gedeconstrueerde’ bedoening moet worden, of aan het salafistisch wereldkalifaat waarbinnen de mensheid een puriteins soennisme moet gaan aanhangen. In wezen zijn zij de echte erfgenamen van het vroege leninisme en, vooral, van de trotskistische idee van de ‘permanente wereldrevolutie’.

Gas terug of kopje onder

Dat de jonge sovjetstaat de burgeroorlog überhaupt overleefde, is voor geen klein deel te danken aan het feit dat de machthebbers in Moskou vanaf de lente van 1921 behoorlijk gas terug begonnen te nemen. Lenins nieuwe economische politiek, die hij dra ‘noodzakelijk staatkapitalisme’ ging noemen, stelde een einde aan de wilde onteigeningen en confiscaties, en liet weer ruimte voor private eigendom, handel en landbouwondernemingen. Losgeslagen revolutionairen werden ter orde geroepen en uit de partij gezet. Er kwam ook meer armslag voor bolsjewistische leiders die, objectief gezien overigens terecht, inzagen dat socialistische en communistische idealen enkel konden werken indien ze werden aangepast aan de identiteiten en de ‘goede tradities’ van de bevolkingsgroepen die men wilde bereiken.

Tijdens de Russische burgeroorlog werden de fundamenten gelegd van het internationale hulpbeleid van de Verenigde Staten zoals het vandaag nog functioneert.

Wat ook hielp was de massa humanitaire hulp uit de Verenigde Staten aan de hongerige bevolking in de regio Moskou en in het Wolga-gebied tussen de lente van 1921 tot juni 1923. In totaal werd zowel door de overheid als door een waaier aan liefdadigheidsorganisaties voor maar liefst veertig miljoen dollar noodhulp naar Rusland gestuurd, een reusachtig bedrag in die tijd. Tijdens de Russische burgeroorlog werden de fundamenten gelegd van het internationale hulpbeleid van de Verenigde Staten zoals het vandaag nog functioneert. Hoewel de overzeese weldoeners doorgaans erg anticommunistisch waren en de harten en geesten van de bevolking wilden winnen, wist het sovjetbewind de hulp handig te gebruiken om massale hongeroproer te voorkomen die het einde van het regime kon betekenen. Dat de bevolking na drie jaar wereldoorlog en vijf jaar burgeroorlog meer dan oorlogsmoe was, gaf de finale doorslag.

Wat volgde was de uitbouw van een staat en een maatschappelijk experiment dat zowel bij ons in West-Europa als in de kolonies die later de ‘derde wereld’ zouden worden, de hoop van velen ging belichamen tot finaal de desillusie volgde.

Ongetwijfeld realiseerde het experiment ook tal van positieve dingen op sociaal vlak. De vraag is alleen of die verwezenlijkingen de kolossale menselijke, sociale en ecologische tol waard waren en of de tsaristische orde op haar manier uiteindelijk ook niet tot sociale vooruitgang zou gekomen zijn. En of collectief beheer, sociale vangnetten en herverdelingsmechanismen die vandaag vaak worden gezien als eigen aan links ook niet op de één of andere manier aanwezig waren in traditionalistische samenlevingen lang voor het marxisme ontstond. Het is vandaag allerminst een irrelevante vraag nu we op zoek moeten naar alternatieven omdat zowel het kapitalisme, de liberale democratie als de zelfverklaarde linkse alternatieven opgebrand lijken.

Partner Content