Brendan O'Neill

‘We moeten vrij zijn om te haten’

Brendan O'Neill Hoofdredacteur van de geopinieerde nieuwssite Spiked, medewerker van de nieuwsbrief Tegengeluid.nl.

De EU wil beledigende uitingen op sociale media censureren. Dat gaat te ver. Het is heel simpel: haat is een emotie en het is niet aan de staat om onze emoties te reguleren, vindt Brendan O’Neill. “Dankzij de uitbreiding van de regelgeving rondom hate speech halen de zwakkeren – zij die niet weten om te gaan met een onwelgevallige opinie – hun gram.”

“Het internet is een plek voor free speech, niet voor hate speech.” Dit Orwelliaanse commentaar komt van Vera Jourová, onze Europese commissaris voor Justitie. Ze zei het toen ze vorige week een nieuwe gedragscode presenteerde die haatzaaiende opmerkingen moet weren van sociale media.

Nadat politici, columnisten, feministen en andere beroepsactivisten jarenlang hebben beweerd dat het internet een beerput is van scheldpartijen en pesterijen heeft de Europese Unie nu besloten actie te ondernemen. Grote bedrijven als Facebook, Twitter, YouTube en Microsoft hebben een belofte ondertekend om “haatdragende” berichten te verwijderen, vooral wanneer ze racistisch of xenofoob zijn.

‘De beschuldiging van haatzaaierij is een geaccepteerde manier geworden om andermans ideeën te onderdrukken’

Sommige critici menen dat de nieuwe regels te ver gaan. Zij wijzen op het gevaar dat een boos berichtje over een kapotte straatlantaarn ook kan worden verwijderd. Dat zal vast eens gebeuren. Maar de code verdient serieuzer kritiek. Want het gaat hier om niets minder dan censuur. We moeten niet alleen aanvoeren dat relatief onschuldige woorden in het kielzog van de censuur kunnen worden meegezogen. We moeten het hele idee van haatzaaierij bekritiseren.

Want het is een categorie die volkomen absurd is – net zo belachelijk als “misdenk” (onjuiste gedachten) uit 1984, de klassieker van George Orwell. Het betekent de criminalisering van ideeën en overtuigingen die door de elite of de meerderheid wordt gekenmerkt als “ongepast”.

‘Het waren de Russen’

Gedragscodes tegen haatdragende opmerkingen zijn van oudsher een ideologisch wapen, vermomd als een positief verweer tegen moreel verval. De geschiedenis van het idee van “hate speech” – nauwkeurig beschreven in het boek Censored van Paul Coleman – is illustratief.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de Sovjets de grootste voorstanders van de regulering van haatgevoelens. Tijdens de internationale bijeenkomsten in de jaren veertig en vijftig waarin allerlei verdragen moesten worden opgesteld, waren het de Russen die telkens hebben gepleit voor een mondiale verplichting om haatzaaien te onderdrukken, vooral extreem-rechtse geluiden. Zij wilden bepalingen tegen “haat” en “aanzetten tot haat”.

Het is anno 2016 bijna niet voor te stellen, maar de Westerse landen waren daartegen. Tijdens sommige van deze bijeenkomsten was Eleanor Roosevelt de afgevaardigde van Westerse landen. In die hoedanigheid voerde zij aan dat het “extreem gevaarlijk” was om haatdragende meningen wettelijk te verbieden, omdat “iedere kritiek van publieke of religieuze autoriteiten al te snel kon worden opgevat als een aanzet tot haat”.

Inderdaad…

Het zijn maar gedachten

Toch wonnen de Sovjets. In 1965 werd het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie aangenomen. “Denkbeelden die zijn gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat” werden bij wet strafbaar gesteld. Het belangrijke woord hier is “denkbeelden”. Vanaf het begin gingen wetten en verdragen tegen haatzaaien om het controleren van onze gedachten – onaangename, bespottelijke, weerzinwekkende gedachten misschien, maar toch: niets anders dan gedachten.

Daarna volgden landelijke wetten om ideeën te onderdrukken. Eerst om “foute” gedachten over rassen te bestraffen, daarna werd “haat” een elastisch toverwoord om andere ongemakkelijke ideeën, zoals religieuze haat, uit te bannen. Het gaat steeds verder. Kennelijk wordt er vandaag in Scandinavië serieus gediscussieerd over de vraag of uitingen van vrouwenhaat moeten worden verboden.

De zwakkeren halen hun gram

Want, zo luidt de gedachte, vindt u soms níet dat er méér vrouwen in de top van het bedrijfsleven of de politiek moeten komen? Dan bent u een vrouwenhater. Bent u tegen het homohuwelijk? Dan bent u homofoob. (Voor de duidelijkheid: een fobie, ofwel irrationele angst, is een opstapje naar haat. Vraag het maar aan iemand als Germaine Greer, die een tamelijk onschuldige en breed gedeelde waarheid had verwoord toen ze zei dat een man niet zomaar een vrouw kan worden na een operatie.) Bekritiseer een religie – welke dan ook – en je wordt beschuldigd van religieuze haatzaaierij.

‘Als we eenmaal accepteren dat sommige ideeën te ver gaan – wanneer je één keer die lijn trekt – dan is uiteindelijk geen enkele gedachte meer veilig.’

De beschuldiging van haat is een geaccepteerde manier geworden om andermans ideeën te onderdrukken wanneer we het er niet mee eens zijn. En dankzij de uitbreiding van de regelgeving rondom hate speech halen de zwakkeren – zij die niet weten om te gaan met een onwelgevallige opinie – hun gram.

Geen gedachte is nog veilig

Deze wetten hebben het mogelijk gemaakt om bepaalde gedachten te herdefiniëren als haat. Als we eenmaal accepteren dat sommige ideeën te ver gaan – wanneer je één keer die lijn trekt – dan is uiteindelijk geen enkele gedachte meer veilig. Want ieder idee kan – vroeg of laat, en tot op zekere hoogte – worden opgevat als beledigend en een uiting van haat.

Voorbeelden? Actrice Brigitte Bardot heeft een boete van enkele tienduizenden euro’s gekregen, omdat ze nogal felle woorden had voor wat zij ziet als de “islamisering” van Frankrijk. Een Zweedse dominee kreeg een maand gevangenisstraf, omdat hij tijdens een preek homoseksualiteit had vergeleken met een kankergezwel in de samenleving.

Deze mensen worden vervolgd en beboet wegens hun ideeën. Wat voor de een hate speech is, is voor de ander een reële, oprechte overtuiging. Wat de staat of een of andere activist benoemt als onacceptabele haatgevoelens is voor de ander een normale manier van denken.

‘Meningsuiting moet vrij zijn om twee redenen: iedereen moet zich vrij voelen te zeggen wat hij denkt en iedereen moet voor zichzelf bepalen wat hij ervan vindt.’

We moeten net zo boos zijn op deze wettelijke beperkingen aan ons gedachtenleven, als we veertig jaar geleden waren over de arrestatie en opsluiting van dissidenten in de Sovjet-Unie. Wat in beide gevallen gebeurt hier hetzelfde: mensen worden gestraft, niet voor wat ze hebben gedáán, maar voor wat ze dénken.

Tirannie

Haat is een emotie. Het is misschien niet de fraaiste emotie, maar het is niet anders. Als we de autoriteiten toestaan om onze emoties te reguleren en ons te beboeten, bestraffen en op te sluiten vanwege onze emoties, dan zijn we aangekomen in het rijk der tirannie. Het betekent staatscontrole over het individu. Het is een uitbreidig van staatsinvloed tot in ons hoofd. Het is een aanval op onze autonomie.

Het wordt tijd om serieus te worden over vrijheid van meningsuiting. Het is simpelweg onacceptabel om ideeën, gedachten of emoties te onderdrukken en strafbaar te stellen, ook wanneer ze haatdragend zouden zijn. Vrije meningsuiting moet altijd vrij zijn – vandaar de term – en het uiten van haatgevoelens hoort daar dus bij.

Meningsuiting moet vrij zijn om twee redenen: iedereen moet zich vrij voelen te zeggen wat hij denkt en iedereen moet voor zichzelf bepalen wat hij ervan vindt. Zodra de Europese Unie, Google of een moraalridder die beslissing voor ons neemt, worden wij gereduceerd tot kinderen die moeten worden opgevoed. Dát is de grootste misdaad van censuur: het infantiliseert ons.

Laten we onze volwassenheid opeisen, onze autonomie, en zeggen dat de politici niet uit onze naam welke uitspraak of gedachte dan ook moeten verbieden. We denken zelf wel na.

(Met dank aan Tegengeluid, de nieuwsbrief voor dwarsdenkers. Dit artikel verscheen eerder op de website van Spiked, waarvan Brendan O’Neill hoofdredacteur is. Vertaling: Marco Visscher.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content