Tine Soens (SP.A)

‘Wapenhandel is de blinde vlek van het Vlaams buitenlands beleid’

Tine Soens (SP.A) Vlaams Parlementslid voor SP.A

‘De huidige controle op de wapens die vanuit Vlaanderen geëxporteerd worden, volstaat niet’, schrijft Tine Soens (SP.A). Ze pleit voor meer controle om te vermijden dat wapens van bij ons in de verkeerde handen vallen.

Wapens en militair materiaal uit Vlaanderen vinden gretig aftrek in het buitenland, ook in landen buiten de EU. In 2013 exporteerden wij voor 36,4 miljoen euro militaire elektronica, voertuigonderelen, beeldcamera’s en beeldversterkingsapparatuur naar de defensiegerelateerde industrie van landen als de Verenigde Staten, Turkije, Israël, Brazilië en Indonesië. Vlaanderen heeft amper kennis van het eindgebruik van die militaire goederen. Het is dus zeer realistisch dat Vlaamse producten in conflicthaarden terecht komen, ook aan de verkeerde kant van een zaak. Zo zagen we in 2011 Vlaamse legertrucks de grens tussen Saoudi-Arabië en Bahrein oversteken: zij vervoerden de Saoudische politieagenten die de opstand tegen de Bahreinse dictatuur bloedig de kop in drukten.

Wij moeten kost wat kost vermijden dat Vlaamse wapenonderdelen plots opduiken in de handen van partijen die deze gebruiken voor doelen die alleen onze afkeuring verdienen. Als vredelievende regio mogen wij ons niet schuldig maken aan de militaire ondersteuning – ook al is die indirect – van verwerpelijke oorlogsvoerende partijen.

‘Wapenhandel is de blinde vlek van het Vlaamse buitenlands beleid’

Minder achterpoortjes

Daartoe hebben we een uiterst secuur stelsel van controle nodig. Het huidige Vlaamse controlesysteem, gebaseerd op het Wapenhandeldecreet van 2012, voldoet niet aan die eis. Ik pleit daarom voor een verbeterd syteem, met minder achterpoortjes en strikter toezicht.

Waarom heeft Vlaanderen vandaag zo weinig controle op het eindgebruik? Dat heeft in de eerste plaats te maken met de kenmerken van de Vlaamse oorlogsindustrie: wij maken geen afgewerkte producten, alleen onderdelen en componenten. Dat maakt het moeilijker (maar niet onmogelijk) om te weten waar die onderdelen zullen belanden. In 2013 was het eindgebruik van geëxporteerde wapenonderdelen in 54% van de gevallen niet gekend.

Decreet is te laks geformuleerd

De tweede reden waarom Vlaanderen weinig controle heeft op het eindgebruik van uitgevoerde wapenonderdelen is eenvoudig: het vergunningsstelsel is lek. Een flink aantal producten die voor militaire doelen gebruikt wordt (beeldschermen, verlichting voor luchthavens…) is in Vlaanderen niet meer vergunnningsplichtig. Op dit punt blijkt het Wapenhandeldecreet van 2012 in de praktijk te soepel. Goederen die weliswaar geen ‘militair producten in strikte zin’ zijn, maar die toch op militaire wijze worden gebruikt worden, genieten van een decretale achterpoort omdat de catch-all bepaling in het decreet te laks is geformuleerd.

'Wapenhandel is de blinde vlek van het Vlaams buitenlands beleid'
© Reuters

Een derde reden heeft te maken met de Europese Unie: de handel van wapens- en wapenonderdelen is tussen de Europese landen bijna volledig geliberaliseerd. Hier geldt het vertrouwensbeginsel: elke lidstaat vertrouwt erop dat andere lidstaten ethisch zullen handelen. Zo kwamen de Tactica vrachtwagens vanuit hun assemblageplaats in Hooglede via Groot Brittanië tot in Saoedi Arabie en uiteindelijk in het interne conflict in Bahrein. Het contract tussen de Vlaamse exporteur en de Britse afnemer bevatte geen vermelding van eindgebruik.

Fundamentele ethische standaarden

Hoe herwinnen we zicht en controle op het eindgebruik van de militaire onderdelen die wij uitvoeren? Hoe zorgen we met andere woorden dat het Vlaamse buitenlands beleid voldoet aan fundamentele ethische standaarden?

Wat er vooral moet gebeuren is een grondige evaluatie van het Wapenhandeldecreet van 2012, en van de manier waarop dat Decreet in de praktijk toegepast wordt. Het is duidelijk dat het systeem vandaag grote lacunes kent, en niet kan voorkomen dat wapenonderdelen in verkeerde handen vallen. De evaluatie van het Wapenhandeldecreet moet gebeuren door een onafhankelijke en gespecialiseeerde organisatie. Het Vredesinstituut lijkt daar, met zijn politieke neutraliteit en alom aanvaarde expertise, de geknipte kandidaat voor.

‘Vandaag schiet onze parlementaire controle tekort’

Garantie op eindgebruik

In elk geval zou de evaluatie aandacht moeten besteden aan de vraag of niet in elk contract over wapenonderdelen een ‘garantie van eindgebruik’ opgenomen kan worden – zodat deze niet wederom uitgevoerd kunnen worden zonder toestemming van de Vlaamse overheid. In elk geval zou in de evaluatie aandacht moeten gaan naar de vraag of de vergunningsverplichting uitgebreid kan worden tot goederen die niet strikt militair zijn, maar wel als dusdanig gebruikt worden. Daarnaast zou in die evaluatie onderzocht worden hoe ook Europese partners ertoe bewogen kunnen worden om te voorkomen dat Vlaamse militaire onderdelen plots verschijnen in handen van partijen die aan de verkeerde kant van conflict een staan.

Gevoelige dossiers

Het sluitstuk van elk controlestelsel moet het Vlaams Parlement zijn. Vandaag schiet onze parlementaire controle tekort, omdat het parlement te laat en onvolledig ingelicht wordt over het vergunningenbeleid. Zeker in gevoelige dossiers moeten de vertegenwoordigers van het volk, anders dan nu, op voorhand moeten worden ingelicht.

Als de regering inzake wapenvergunningen een bepaalde keuze maakt, moet zij die bovendien grondig motiveren en haar ter discussie voorleggen aan het parlement. Het zijn immers de gekozenen van het Vlaamse Parlement die in laatste instantie moreel verantwoordelijk zijn voor de handen waarin onze militaire producten eindigen. Laten we te allen prijze proberen te vermijden dat dat de verkeerde handen zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content