Wanneer beschouw je iemand als een autoriteit?

© iStock

Tinneke Beeckman is filosofe. Voor Knack beantwoordt ze elke week een moeilijke vraag.

Hoe vind ik vandaag de dag nog iemand met autoriteit? Dat is een lastige vraag, omdat het huidige gelijkheidsideaal elke rangorde met argwaan bekijkt. Autoriteit heeft iets gewaagds: ze geeft het recht om te bevelen en de macht om te doen gehoorzamen. Tegelijk is autoriteit gegeerd: heel wat beroepen en functies zijn onuitvoerbaar zonder gezag. Ondertussen tonen onderzoeken aan dat bestuurders van traditionele instellingen – overheid, kerk – enorm aan autoriteit hebben ingeboet.

Deze crisis lijkt een hedendaags probleem. Toch wankelt de fundering voor autoriteit al sinds de moderniteit. Michel de Montaigne (1533-1592) prikt het absolute, onvoorwaardelijke statuut van de verschillende rollen die hij bekleedt door: hij is vader, echtgenoot, jurist aan het hof en burgemeester van Bordeaux. Telkens weer reageert hij sceptisch op de autoriteit die hem zonder proef of kwalificatie in de schoot valt. Ook de koning zit op de troon op zijn gat, schrijft Montaigne in zijn Essays. En wetten zijn mensenwerk: ‘(ze) blijven van kracht, niet omdat ze rechtvaardig zijn, maar omdat het wetten zijn. Dat is de mystieke grond van hun gezag: op iets anders berusten ze niet. (…) Dikwijls zijn ze door dwazen gemaakt, vaker nog door lieden die zo’n afkeer hebben van gelijkheid dat het hun ook aan billijkheid ontbreekt, maar altijd zijn ze het ontwerp van ijdele, wankelmoedige mensen.’

Paternalisme is funest voor een samenleving. Want wie betuttelt, eist een spreekrecht vanuit een zelfverklaarde superioriteit.

In deze egalitaire samenleving ligt hiërarchie nog moeilijker. Als iedereen gelijk is, waarop kan iemand zich dan nog baseren om meer recht van spreken of handelen te claimen dan anderen? Hannah Arendt doet een interessante suggestie in Between Past and Future (1961). Ze onderstreept het belang van autoriteit voor de ontwikkeling van de vrijheid. Autoriteit stamt van het Latijnse ‘auctoritas’ en van ‘augere’, vermeerderen. Een daad van autoriteit verhoogt de mogelijkheden en uiteindelijk de vrijheid van wie aan die autoriteit onderworpen is. Neem de relaties tussen kinderen en ouders, patiënten en artsen, leerlingen en leraars. De persoon met autoriteit slaagt erin om de vermogens van anderen te bevorderen. Een goede ouder laat kinderen hun autonomie ontdekken. Een goede arts geeft aan hoe een patiënt kan genezen. Een goede muziekleraar spoort leerlingen aan om beter piano te spelen. Autoriteit is altijd positief, omdat ze een verbinding maakt tussen wie inzicht heeft en wie (nog) niets weet of weinig kan. Zo brengt autoriteit mensen van verschillende generaties samen. Autoriteit verschilt van macht, want ze vereist geen dwang. Maar ze is wel meer bindend dan een vrijblijvende instemming tussen gelijken.

Arendts definitie laat toe om autoriteit te onderscheiden van machtsuitoefeningen die de vrijheid niet vergroten. Dat geldt bijvoorbeeld voor paternalisme, dat funest is voor een samenleving. Want wie betuttelt, eist een spreekrecht vanuit een zelfverklaarde superioriteit. Paternalisme kan wel een traditionele fundering hebben, maar dat volstaat niet om het te verdedigen. Want een paternalist verkleint en verknecht anderen: hij aanvaardt geen kritiek, spelt anderen de les en weigert zich te verantwoorden. Dat maakt machtsmisbruik mogelijk. En dat treft precies de mensen die bescherming nodig hebben, omdat ze emotioneel afhankelijk of onwetend zijn. Kortom, paternalisme vergroot de onderworpenheid.

Autoriteit lijkt dus moeilijk verzoenbaar met gelijkheid, maar ze is wel nodig voor de vrijheid. En ik kan nagaan of iemand waardering voor zijn gezag verdient: als die persoon de ontplooiing van anderen beoogt, met kennis en vanuit eerlijke motieven optreedt (dus niet om macht uit te oefenen) en als die persoon niet alleen mooie praatjes verkoopt, maar consequent handelt. Zo gesteld, vallen mensen met autoriteit nog gerust te vinden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content