‘Vrouwelijke politici zeggen maar beter waar het op staat’

Voor de Universiteit Van Vlaanderen staat politicologe Robin Devroe (UGent) stil bij vraag of vrouwen linkser zijn dan mannen.

Sinds de jaren 1990 is de numerieke aanwezigheid van vrouwen in de politiek, mede dankzij een reeks verregaande quotamaatregelen, gradueel toegenomen. Toch zien we dat anno 2021 vrouwen nog steeds niet op gelijke voet staan met mannen. Zo zijn vrouwen nog altijd in de minderheid in onze parlementen en is slechts 1 op de 3 gemeenteraadsleden van het vrouwelijk geslacht. Het glazen plafond is dus nog steeds niet volledig doorbroken. Vrouwen die zich op het politieke toneel mengen worden bovendien vaak gereduceerd tot hun geslacht en krijgen af te rekenen met tal van vooroordelen. Slaan ze eens hard op tafel, dan worden ze al gauw weggezet als harde tantes of hysterische vrouwen. Geven ze blijk van emotie, dan zijn ze te soft, emotioneel labiel en niet geschikt voor de job.

De verwachting is dat dergelijke stereotiepe patronen mettertijd verdwijnen. De huidige generatie kiezers is immers opgegroeid in een maatschappij waarbij mannen en vrouwen steeds meer op gelijke voet zijn komen te staan. Ook al zien we dat de laatste jaren de grenzen tussen de categorieën man en vrouw wat meer flou worden en dat er veel meer ruimte is voor een grijze zone, toch beïnvloeden die stereotiepe beelden van het verleden nog steeds ons denken van vandaag. Dat komt tot uiting op verschillende vlakken. Denk maar aan het onderwijs of de beroepswereld, maar dus ook in de politiek.

Vrouwelijke politici zeggen maar beter waar het op staat.

Kiezers hebben immers vaak niet genoeg tijd, middelen of interesse om zich goed te informeren over alle kandidaten. Daarom zijn ze afhankelijk van bepaalde ‘cues’, zoals het geslacht van de kandidaat. Op die manier maakt voor kiezers dus wel degelijk uit of een politicus een man of vrouw is. Vlaamse kiezers blijken hier conclusies aan vast te koppelen over de ideologische positionering en overtuiging van kandidaten. Een grootschalig online experiment bij zo’n 2500 Vlamingen leert ons dat vrouwelijke kandidaten beduidend linkser ingeschat worden, ook wanneer ze exact hetzelfde standpunt innemen als hun mannelijke collega’s.

In realiteit zien we echter dat vrouwelijke en mannelijke politici die tot dezelfde partij behoren er grosso modo dezelfde ideeën op nahouden. Waar komt dat beeld van linkse vrouwen dan vandaan? Eén verklaring kunnen we alvast uitsluiten. In tegenstelling tot in de Verenigde Staten, waar er een duidelijke tweedeling is tussen de Republikeinse en de Democratische partij en vrouwen veelal terug te vinden zijn aan Democratische zijde, zien we dat in Vlaanderen vrouwelijke politici quasi evenredig verspreid zijn over de verschillende politieke partijen.

Met Zuhal Demir (N-VA), Liesbeth Homans (N-VA) en Barbara Pas (Vlaams Belang) vinden we zelfs prominente vrouwelijke boegbeelden terug bij (uitgesproken) rechtse partijen. In die zin is er hier dus geen link te leggen tussen de disproportionele aanwezigheid van vrouwen binnen linkse partijen en de ‘linkse’ perceptie die kiezers hebben over deze vrouwelijke politici. Misschien ligt de verklaring simpelweg in de stereotiepe rolverdeling die we aan mannen en vrouwen toeschrijven. Het beeld dat we hebben over jongens en meisjes of mannen en vrouwen wordt ons bijna letterlijk met de paplepel meegegeven. Al van jongs af aan leren we dat meisjes vooral braaf en lief moeten zijn, terwijl we van jongens verwachten dat ze sterk en stoer zijn. Vertaald naar de politieke sfeer zou dit ervoor kunnen zorgen dat we veronderstellen dat vrouwen vooral bekommerd zijn om het welzijn van anderen en mannen eerder gericht zijn op individualisme en competitie. Vrij vertaald: een eerder linkse versus een eerder rechtse houding.

Wat er ook van zij, de politieke impact van deze ideologische stereotypen is niet te onderschatten. Ideologische nabijheid is één van de belangrijkste criteria waarop kiezers zich baseren om hun stemkeuze te bepalen. Bovendien creëert de ideologische overtuiging die we aan kandidaten toeschrijven ook verwachtingen over het soort beleid dat deze kandidaten zullen verdedigingen en welke prioriteiten ze zullen stellen. Concreet mogen we dan wel denken dat pakweg Hilde Crevits en Wouter Beke even competent zijn om in de politiek te functioneren, we verwachten wel dat Hilde Crevits een andere, meer linkse, invulling zal geven aan het beleid dat ze voert, en daar zijn we het misschien niet mee eens. De laatste jaren wordt bovendien ook gemiddeld rechtser gestemd in Vlaanderen. Het stereotype beeld van ‘linkse vrouwen’ kan op die manier voor aanzienlijke vertekening zorgen bij kiezers, en dan vooral bij rechtse kiezers die minder geneigd zullen zijn om voor deze ‘linkse’ vrouwen te stemmen.

Vrouwelijke politici zijn er zich dus maar beter bewust van dat deze vooroordelen leven. Het goede nieuws is echter wel dat die stereotiepe patronen en ideeën niet zomaar altijd en overal aanwezig zijn. Wanneer politieke kandidaten duidelijke en uitgesproken standpunten innemen, blijkt het idee van linkse vrouwen immers weg te vallen. Bij krachtige boodschappen baseren kiezers zich voor de beoordeling van de persoon die deze woorden in de mond neemt eerst en vooral op de inhoud van de boodschap. Geslacht en andere persoonsgebonden kenmerken zijn dan slechts van tweede rang. Vrouwelijke, maar ook mannelijke, politici houden dit dus maar beter in het achterhoofd wanneer ze hun communicatiestrategie uitzetten. Een heldere boodschap zorgt er niet alleen voor dat hun standpunt duidelijk overkomt bij kiezers, het is ook een buffer tegen stereotypen. Vrouwelijke politici hebben hier dus grotendeels zelf de sleutel in handen.

Robin Devroe is als politicologe verbonden aan de Vakgroep Politieke Wetenschappenvan de Universiteit Gent.

Partner Content