Voorpublicatie ‘Vorm geven aan digitale tijden’: ‘Hoe moet het verder met al die werknemers die plots overbodig blijken?’

© istock
Matthias Somers
Matthias Somers Wetenschappelijk medewerker van de progressieve denktank Minerva

Deze week verschijnt ‘Vorm geven aan digitale tijden’, een boek van de progressieve denktank Minerva over de invloed van digitalisering op de samenleving. Hier kan u al het voorwoord van wetenschappelijk medewerker Matthias Somers lezen.

Go, Amazon Go

Met veel fanfare en tromgeroffel en onder nog meer persbelangstelling opende begin 2018 de eerste Amazon Go winkel zijn deuren. Zelden is de opening van een winkel nieuwswaardig, maar dit was anders, dit was bijzonder, dit kreeg de betekenis toegedicht een sleutelmoment te zijn in de transformatie waar onze samenleving voor staat.

Waarom zoveel ophef? Geen kassa’s, geen kassabedienden. De klant krijgt toegang tot de winkel door een code op zijn mobiele telefoon te scannen, neemt vervolgens uit de rekken al wat hij denkt nodig te hebben, en loopt vervolgens zonder zich verder om nog iets te moeten bekommeren de winkel weer uit. Noch hijzelf, noch eender welke winkelbediende scant de producten die hij koopt en presenteert hem de rekening, nergens hoeft hij langs een kassa te gaan om zijn aankopen te betalen.

Dat wil niet zeggen dat iedereen zomaar te grijpen heeft wat zijn hart verlangt, zonder zich zorgen te moeten maken over de prijs van wat hij in zijn winkeltas propt: de klant identificeert zichzelf met de code op zijn telefoon waarmee hij ‘inlogt’ in de winkel en die gekoppeld is aan zijn Amazon-account waar ook zijn betalingsgegevens opgeslagen zijn, en wordt vervolgens voortdurend gevolgd door een alomtegenwoordig cameranetwerk dat al zijn bewegingen haarfijn analyseert en dat elk product dat hij uit de rekken neemt identificeert en in rekening brengt — een alziend, intelligent cameranetwerk dat winkelbedienden degradeert tot relieken uit een vóór-technologisch verleden.

Luddieten en vooruitgangsoptimisme

De intrede van winkels als die van Amazon Go roept bij sommigen angstvisioenen op. Moeten werknemers in de handel vrezen voor massaal jobverlies door de digitale revolutie waar kassaloze supermarkten het product van zijn? Vandaag is in België de groot- en detailhandel de sector waarin de meeste werkuren worden geklopt: loopt hiermee dat tijdperk ten einde? En hoe moet het dan verder met al die werknemers die plots overbodig blijken?

Nadat Carrefour een nieuwe ontslagronde aankondigde in zijn Belgische winkels en tezelfdertijd in meerdere vestigingen van de keten zelfscankassa’s werden geïnstalleerd, dreigden boze werknemers met sabotage-acties tegen die machines die de klassieke kassa vervangen — en daarmee verdere besparingen op personeel mogelijk maken. Een achterhoedegevecht, zo schudden weldenkende commentatoren meewarig het hoofd, dat de vooruitgang niet zal tegenhouden. En waarom zouden we ook? Het verleden heeft immers keer op keer getoond dat technologische omwentelingen tot meer welvaart leiden, welvaart die iedereen ten goede komt.

Het verhaal van de eerste industriële revolutie is lang niet zo eenduidig te vatten.

De saboteurs van de zelfscankassa’s, klinkt het dan vaak, maken dezelfde fout als de Luddieten, geschoolde werkkrachten die zo kortzichtig waren dat zij, vrezend voor hun levensonderhoud, aan het begin van de negentiende eeuw de nieuwe machines van de eerste industriële revolutie kort en klein sloegen. Alsof de toekomst te beletten valt. En alsof onze gezamenlijke levensstandaard nu niet exponentieel veel hoger ligt dan aan de dageraad van de industrialisering die deze Luddieten met geweld wilden tegenhouden, net zoals de hedendaagse Luddieten een nieuwe technologische revolutie willen tegenhouden: een even zinloze als kwalijke onderneming.

Is daarmee de kous af? Dat zou een veel te makkelijke conclusie zijn. Het verhaal van de eerste industriële revolutie is immers lang niet zo eenduidig te vatten. De angst voor verarming die de Luddieten aanzette tot hun acties bleek immers helemaal niet onterecht: de arbeids- en leefomstandigheden van de nieuwe arbeidersklasse waren abominabel. De gemiddelde lengte van rekruten in het Engelse leger bleef in de periode van de eerste industriële revolutie stelselmatig afnemen, een teken van de algemene verslechtering van de gezondheid van de Engelse bevolking, en de levensverwachting in een industriestad als Liverpool zakte in de jaren 1860 tot amper 25 jaar.

Terwijl sommige kapitalisten profiteerden van de industrialisering en konden zwelgen in hun rijkdom, bracht het voor de meesten een miserabel leven. Het ontlokte Paus Leo XIII in zijn encycliek De Rerum Novarum (1891) de verzuchting dat ‘een klein aantal zeer rijken op de massa een juk heeft gelegd dat nauwelijks beter is dan slavernij’.

Het is juist dat de industrialisering, voortdurend aangezwengeld door de ontwikkeling van telkens nieuwe technieken en technologieën, leidde tot een enorme verbetering van de levensstandaard in de geïndustrialiseerde landen — maar enkel op de lange termijn. En precies daar loopt het mis met het vooruitgangsoptimisme dat ook vandaag weer haast kritiekloos ‘onze’ industriële revolutie omarmt en de angst van hedendaagse Luddieten weglacht als kortzichtigheid, louter conservatisme, ja zelfs domheid: mensen leven en sterven niet op de lange termijn. Onze gewonnen welvaart maakt de verellendiging van de eerste generaties arbeiders niet minder ellendig.

Nooit is het vanzelf gegaan, altijd is strijd nodig geweest om iedereen te laten meegenieten van de baten van de vooruitgang.

En net zo zal het ook weinig troost bieden aan een ontslagen winkelbediende te horen dat, dankzij de technologische revolutie die Amazon Go mogelijk maakt en haar overbodig, iemand anders, ooit, elders, het misschien wel veel beter zal hebben. Het lot van de ontslagen winkelbediende is natuurlijk in niets te vergelijken met dat van het negentiende-eeuwse proletariaat dat zwoegde in textielfabrieken, steenkoolmijnen, en staalsmelterijen.

Maar ook dat houdt een belangrijke les in. Want al is het zo dat de industriële revolutie leidde tot periodes van ongeziene economische groei, het waren in eerste instantie slechts enkelingen die van die welvaartstoename wisten te profiteren, en het vergde een georganiseerde arbeidersbeweging en een vaak bittere strijd om een eerlijker verdeling van die nieuwe rijkdommen af te dwingen, zodat ook zij die textielfabriek, steenkoolmijn en staalsmelterij bemanden er beter van werden, en niet alleen de toenmalige ‘één procent’.

Dat was niet alleen een strijd om méér dan een hongerloon, maar ook een strijd om gezondere, veiligere, en betere arbeidsomstandigheden, een verbod op kinderarbeid, het recht op zondagsrust en de achturenwerkdag, een strijd om ontslagbescherming en een verzekering tegen werkloosheid en ziekte, de uitbouw van een pensioenstelsel en het afdwingen van betaalde vakantie en ouderschapsverlof, en zoveel meer.

Zonder die strijd en zonder al deze verwezenlijkingen was een enkeling misschien wel rijker geweest, maar dit land veel armer. En nooit is het vanzelf gegaan, altijd is strijd nodig geweest om iedereen te laten meegenieten van de baten van de vooruitgang. Nooit volstond het als samenleving om de impact van technologische revoluties op maatschappij en economie simpelweg te ondergaan als onvermijdelijke omwentelingen waar we verder geen greep op hebben; altijd is het nodig geweest om in te grijpen, te sturen, als samenleving zelf vorm te geven aan die transformatie — opdat iedereen er beter van zou worden, niet slechts de enkeling.

De impact van een nieuwe technologische revolutie

Dat zal ook nu niet anders zijn. Louter vertrouwen op het blinde vooruitgangsoptimisme van de orakels van de digitale revolutie en hun acolieten is niet voldoende om de impact op de samenleving van de huidige technologische transformatie op te vangen en in goede banen te leiden. Opnieuw zullen we er als samenleving zelf vorm aan moeten geven. Eenvoudig zal dat niet zijn. Want nieuwe technologieën verdringen niet alleen de traditionele industriële handenarbeid, maar hebben nu ook heel wat jobs in het vizier in sectoren die tot nu toe veilig schenen te zijn voor robotisering en automatisering, van vrachtwagenchauffeurs over boekhouders, administratief medewerkers, juridisch assistenten en telemarketeers tot — we zagen het al bij Amazon Go — winkelbedienden.

Het goede nieuws is dat robots die taken alleen zullen overnemen wanneer zij er ‘beter’ in zijn, dat wil zeggen: wanneer zij erin slagen om in eenzelfde tijd en voor eenzelfde prijs méér te produceren dan hun menselijke ‘concurrenten’. En dat betekent, globaal gezien, een toename van de welvaart: we slagen er dan in om met dezelfde middelen méér te produceren dan voordien, wat ons allen ten goede kan komen.

Net zoals in het verleden niet iedereen de vruchten kon plukken van de nieuwe technologische ontwikkelingen die nieuwe rijkdommen brachten, zo zal ook nu niet iedereen zomaar kunnen meeprofiteren van de stijgende welvaart – integendeel.

Dat, althans, is de theorie. Want net zoals in het verleden niet iedereen de vruchten kon plukken van de nieuwe technologische ontwikkelingen die nieuwe rijkdommen brachten, zo zal ook nu niet iedereen zomaar kunnen meeprofiteren van de stijgende welvaart — integendeel. Neem de winkelbediende die zijn job verliest: misschien ging de winkel waar hij werkte failliet door de explosieve ontwikkeling van de handel via het internet (zei iemand Amazon?), misschien werd hij overbodig door de introductie van zelfscankassa’s of zelfs kassaloze winkels.

Waar kan hij terecht in een maatschappij waar, naast de winkelbediende, ook de vrachtwagenchauffeur, de telemarketeer, en zoveel andere beroepen op verdwijnen staan? Robotisering, automatisering, en digitalisering drummen arbeiders uit de markt, en dat kan zich vertalen in lagere prijzen en dus een stijgende koopkracht voor wie zijn job en zijn inkomen weet te behouden — maar wat met de anderen?

Een deel zal ongetwijfeld zijn weg vinden naar de nieuwe jobs die onstaan door de stijgende koopkracht van de ‘winnaars’ in dit verhaal, maar geldt dat voor iedereen? En zullen die jobs even goed betaald en even zeker zijn als de jobs die teloor gaan? Het risico is reëel dat de structurele werkloosheidsgraad nog hoger zal liggen dan nu al het geval is en dat de ongelijkheden in de maatschappij verder zullen toenemen, zowel tussen degenen die wel nog een job hebben en zij die niet meer aan de bak komen, als tussen de beter verloonde jobs enerzijds en de slechtbetaalde, onzekere jobs anderzijds. Zoals bijvoorbeeld die van magazijnier ad interim in één van de depots die her en der verrijzen als immense opslagplaatsen van de waren van internetgiganten als Amazon, die ervoor zorgen dat ik hier, vanachter mijn computer, spullen kan bestellen waarvan ik nooit eerder wist dat ik ze altijd al nodig had en ze morgen reeds aan huis geleverd krijg.

De wearables die wij zo enthousiast gebruiken om onze loopprestaties te meten worden door bedrijven ook ingezet om de ijver van hun werkers tot op de seconde te kunnen natrekken.

Onze ontslagen winkelbediende komt dan terecht in een sector waar nachtwerk, nochtans een aanslag op de gezondheid van de werknemer, schering en inslag is — een sector die bovendien een lagere prijs voor dat nachtwerk eist én krijgt, en zo nauwelijks hoeft bij te dragen aan het financieren van een socialezekerheidssysteem waar hij nochtans wél net door het ongezonde karakter van nachtwerk een zwaardere last op legt. De grote spelers experimenteren er ook met het tot het uiterste oprekken van de sociale regels en het uithollen van de arbeidsvoorwaarden: de laatste jaren alleen al kwamen zowel Amazon en DHL als Sports Direct en JD Sports onder vuur te liggen voor de soms werkelijk scandaleuze arbeidsomstandigheden in hun magazijnen.

Daarbij worden ook de nieuwste technologieën ingezet: de wearables die wij zo enthousiast gebruiken om onze loopprestaties te meten worden door bedrijven ook ingezet om de ijver van hun werkers tot op de seconde te kunnen natrekken, en dezelfde technologie die Amazon toelaat te experimenteren met Amazon Go — dat alziend, intelligent cameranetwerk dat elke beweging van de klant in de winkel volgt, identificeert, en analyseert, en zo kassaloos winkelen mogelijk maakt en winkelbedienden overbodig –, maakt het Amazon ook mogelijk om elke beweging van elk van hun magazijniers te volgen, te identificeren, en te analyseren.

Het is tekenend voor de versterkte macht die bedrijven hebben verworven, zeker over werknemers wier positie kwetsbaar is voor automatisering of verdringing. En die versterkte macht toont zich ook hierin, dat bedrijven, hun eigenaars, en aandeelhouders — de bezitters van het kapitaal — er ook in slagen een steeds groter deel van de koek die in de economie gebakken wordt voor zichzelf te houden. De trend is structureel en onmiskenbaar, doet zich ook in alle industrielanden voor: het aandeel van de toegevoegde waarde die in de economie geproduceerd wordt dat terugvloeit naar werknemers (in de vorm van lonen en socialezekerheidsbijdragen) neemt stelselmatig af, terwijl het aandeel van de geproduceerde toegevoegde waarde dat kapitaal ‘beloont’ blijft stijgen.

De hoofdeconoom van de Bank of England wees er bijvoorbeeld op dat indien het loon van de mediaanwerknemer in het Verenigd Koninkrijk sinds 1990 op hetzelfde ritme geëvolueerd zou zijn als zijn productiviteit, hij nu twintig procent beter af zou zijn dan hij in werkelijkheid is. In plaats daarvan kwam de opbrengst van die productiviteitsstijging (werknemers die in dezelfde tijd meer weten te produceren dan voordien) in hoge mate niet ‘arbeid’ ten goede, maar ‘kapitaal’, in de vorm van hogere bedrijfswinsten en dividendenstromen naar eigenaars.

Een steeds groter deel van de nieuwe rijkdommen verdwijnt in de zakken van wie het kapitaal in handen heeft, en blijft ongrijpbaar voor de meerderheid van de maatschappij.

Dus ja, robotisering, automatisering, digitalisering en artificiële intelligentie leiden tot een toename van de welvaart — maar die welvaart komt lang niet iedereen in dezelfde mate ten goede. Een steeds groter deel van de nieuwe rijkdommen verdwijnt in de zakken van wie het kapitaal in handen heeft, en blijft ongrijpbaar voor de meerderheid van de maatschappij. Dat is echter geen natuurwet, maar een keuze, een keuze die we als samenleving niet hoeven te maken. De kwestie is alleen of we erin slagen om opnieuw voldoende tegenmacht te organiseren om ervoor te zorgen dat die welvaartsstijging ten goede komt aan iedereen, en niet enkel aan zij die de mogelijkheid hebben te investeren in die arbeidsvernietigende robotisering. Opnieuw komt het erop aan de impact van de technologische revolutie niet lijdzaam te ondergaan, maar er zelf vorm aan te geven.

De impact van de technologische revolutie beperkt zich echter niet tot het sociaal-economische veld. Neem bijvooorbeeld, opnieuw, wat Amazon heeft bereikt. Dat Amazon een revolutionaire impact heeft gehad op de manier waarop we winkelen hoeft geen betoog, en dat al vóór de ontwikkeling van kassaloze winkels die winkelbedienden overbodig dreigen te maken.

Hoe de toekomst eruit ziet is dus niet enkel een kwestie van kijken wat komen zal. Het is zaak die toekomst zelf te vormen.

Vanuit onze luie zetel bestellen we boeken en schoenen die dezelfde week, ja soms de volgende dag al aan huis geleverd worden: we hoeven geen winkel meer binnen te stappen om aan onze trekken te komen. Het gemak van de consument voorop, en bovendien vaak goedkoper dan in de ‘gewone’ winkel. De prijs hiervan: niet alleen het failliet van heel wat klassieke winkels die de concurrentiestrijd verliezen, maar ook haast een vloed aan lichte vrachtwagens die de straten van onze steden en dorpen overspoelen, elk met hun pakketje dat tot aan de voordeur gebracht moet worden.

De kost hiervan — op het milieu en dus op onze gezondheid, op onze mobiliteit en dus op onze tijdsinvulling — wordt nauwelijks mee in rekening gebracht, of beter: wordt afgeschoven op de maatschappij in haar geheel. En dat mobiliteitsprobleem zal er niet op verbeteren wanneer technologische doorbraken het gebruik van zelfrijdende wagens zal veralgemenen: die maken het immers nog makkelijker om rond te rijden — als we tegelijk al wat kunnen werken in de auto, wat zou het dan dat de rit wat langer duurt omdat ik wat verder van het werk ga wonen? –, wat tot het paradoxale resultaat kan leiden dat we met z’n allen nog vaker zullen vastzitten in de file dan nu al het geval is.

Willen we deze permanente mobiliteitscrisis vermijden, mogen we ons als maatschappij de komst van de nieuwe technologieën niet gewoon laten overkomen: we moeten er zelf richting aan geven. En dat zal niet alleen een goed regelgevend kader vereisen op het domein van mobiliteit in strikte zin, maar ook het herdenken van hoe we onze ruimte inrichten: waar we wonen, werken, en winkelen. Hoe de toekomst eruit ziet is dus niet enkel een kwestie van kijken wat komen zal. Het is zaak die toekomst zelf te vormen. Ook in deze digitale tijden. Zeker in deze digitale tijden.

Bijdragen

Dit is ook de boodschap van de verschillende bijdragen die volgen. Elf experts laten daarin, elk op hun domein en elk op hun manier, hun licht schijnen op de impact die de technologische revolutie die we nu meemaken op onze samenleving zal hebben — en hoe we die impact niet lijdzaam moeten ondergaan, maar zelf vormen.

In een eerste bijdrage analyseert Wim Van Lancker op basis van nieuw onderzoek de impact van digitalisering en robotisering op de positie van lagergeschoolde arbeid en de middenklasse in België. Niet iedereen loopt immers hetzelfde risico om verdrongen te worden op de arbeidsmarkt: kwetsbaarheid hiervoor blijkt sterk geconcentreerd te zijn in bepaalde beroepengroepen. En dat heeft zo zijn gevolgen, want het zijn net lagergeschoolden in beroepen die nu een belangrijk aandeel van onze middenklasse vormen die onder druk komen te staan — en daarmee dreigt ook de uitholling van die middenklasse, een sterkere polarisering van de maatschappij, en een grotere druk op de sociale zekerheid.

Die druk opvangen vereist dat we ook de manier herdenken waarop we die sociale zekerheid financieren, en dan komt onvermijdelijk kapitaal — waarvan het belang in onze maatschappij nog zal toenemen — in het vizier.

Tot een gelijkaardige conclusie, maar via een andere weg, komt ook Geert Janssens in zijn bijdrage. Daarin schetst hij verschillende scenario’s, van business-as-usual tot een radicale transformatie van de hele economische fundering van de maatschappij, hoe die scenario’s zich kunnen ontrollen, en hoe daarmee om te gaan. Hij wijst daarbij terecht op de sterke machtsconcentratie die dreigt in een winner-takes-all economie, en onderzoekt de mogelijkheden van o.a. een belasting op robots, een belasting op digitale transacties, en de nood aan een publiek investeringsfonds om de impact van digitalisering op te vangen en te kanaliseren, maar ook de mogelijkheid van een basisinkomen en de noodzaak aan aangepaste arbeidsmarktinstituties.

De vrees dat de digitale revolutie kan leiden tot een precarisering van arbeid komt ook tot uiting in de bijdrage van Patricia Vendramin en Gérard Valenduc. Zij focussen zich op de rol van werkers in de zogenaamde gig economy, en de nieuwe sociale risico’s die aan dit type werk verbonden zijn. De proliferatie van deelplatformen maakt gig-werk aantrekkelijk voor bedrijven, precies omdat ze toelaten in een grijze zone te opereren waarin hun werkers noch te classificeren zijn als echte zelfstandigen, noch als werknemers in klassieke zin — en zo gevangen zitten in een onzeker statuut waarin ze nauwelijks sociale bescherming genieten. De positie van deze werkers verbeteren is dan niet enkel een kwestie van een aangepaste regelgeving, waarbij ook de vraag rijst naar de zin en onzin van een apart statuut, maar vereist dat zij zich kunnen organiseren om een tegengewicht te kunnen vormen.

Het floue statuut tussen zelfstandige en werknemer is ook het onderwerp van de bijdrage van Valerio De Stefano en Frank Hendrickx: welke mogelijkheden zijn er om dat statuut te versterken, en is dat sowieso wel een goed idee? Vaak klinkt het dat we nood hebben aan een nieuw arbeidsrechtelijk statuut om die werkers te categoriseren en als categorie rechten te kunnen toekennen, maar is dat wel 16 een goed idee? De Stefano en Hendrickx plaatsen daar vraagtekens bij: nieuwe afbakeningen leiden net tot meer grijze zones en meer mogelijkheden om aan regelgeving — en dus ook sociale bescherming voor werkers — te ontsnappen.

Koen Frenken zoomt in zijn bijdrage enigszins uit om de vraag te behandelen wat we nu eigenlijk onder die deeleconomie verstaan: hij definieert het als het fenomeen waarbij de ene burger een deel van de spullen die hij even niet gebruikt tijdelijk laat gebruiken door een andere burger, eventueel tegen betaling. Een taxi bestellen via Uber valt voor hem dus niet onder de deeleconomie, je appartement verhuren aan een toerist wanneer je er zelf een weekend tussenuit knijpt wél.

De vraag is hoe we als samenleving met de explosie van dit fenomeen omgaan, want de impact ervan blijkt helemaal niet zo zwart/wit te zijn: de milieu-impact ervan schat hij bijvoorbeeld als positief in (want als ik makkelijk even kan lenen of huren wat ik vroeger zelf had moeten kopen, is de belasting op het milieu ook lager — maar ook daar zijn kanttekeningen bij te plaatsen), de impact op sociale relaties lijkt dan weer een pak moeilijker te zijn. Leidt het immers niet tot een nog meer doorgedreven commodificering van die sociale relaties? Sowieso zal ook hier de overheid sturend moeten optreden, al was het maar om externaliteiten op te vangen — denk maar aan wat het betekent voor een stad wanneer Airbnb de markt overneemt.

In zijn bijdrage bekijkt Wouter Lips de moeilijkheden die rijzen bij het ‘correct’ belasten van bedrijven die opereren in de digitale economie: de digitalisering van de economie laat bedrijven immers toe om de klassieke basis van de vennootschapsbelasting makkelijk te omzeilen. Waar een bedrijf gevestigd is, waar het zijn diensten en goederen verkoopt, hoe het de prijs van die producten berekent bij interne transacties: de manier waarop bedrijven werken is drastisch veranderd, en de vennootschapsbelasting is niet mee geëvolueerd.

Gevolg: bedrijven slagen erin hun belastbare basis sterk te verkleinen en de klassieke belastingregels te omzeilen. Lips onderzoekt enkele mogelijkheden om hier een mouw aan te passen, en 17 gaat daarbij dieper in op twee opties die een radicaal omdenken van de klassieke vennootschapsbelasting betekenen. Het ene voorstel gaat uit van een globalisering van winst en verlies, omzet, verloning, en kapitaal in de verschillende landen waar een bedrijf en zijn filialen actief is om vervolgens die belastbare basis weer te verdelen onder de verschillende landen, wat de mogelijkheden tot het kunstmatig verschuiven van winsten tussen de meest voordelige landen moet vermijden; het andere voorstel ziet meer heil in het belasten niet in het land waar een product wordt gemaakt, maar in het land waar het product uiteindelijk wordt verkocht.

Geen van beide opties is perfect, maar een keuze voor één van deze systemen is door de digitalisering van de economie wel meer dan ooit noodzakelijk.

De belangrijke impact van de digitale revolutie op onze mobiliteit komt aan bod in de bijdrage van Julie Mabilde. De stroom aan lichte vrachtwagens door de explosie van aan-huis-leveringen, de mogelijkheden die de ontwikkeling van allerhande deelsystemen bieden, de introductie van zelfrijdende wagens,…: we zullen de manier waarop we onze mobiliteit organiseren grondig moeten herdenken om de boel leefbaar te houden. Daarbij moeten we niet enkel kijken naar hoe de juiste mix te organiseren tussen verschillende vormen van mobiliteit, en waar welke vervoersmodus het meest gepast is, maar ook naar hoe we onze dorpen en steden zélf vorm willen geven.

Die invulling van de ruimte is immers bepalend voor de manier waarop we mobiel kunnen zijn — en blijven. Aan de kant gaan staan zal leiden tot chaos. Samenleving en overheid zullen sturend moeten optreden, en daarbij soms harde keuzes moeten durven maken.

Dat aan de kant gaan staan gemakzuchtig is en tot ellende zal leiden, blijkt ook uit de bijdrages van Ben Caudron en van Geert Mareels. Beiden wijzen ze op de implicaties die de digitalisering van de samenleving heeft op onze privacy. Denk maar even terug aan het alziende, intelligente cameranetwerk van Amazon dat zowel klanten als werkers voortdurend in het oog kan houden, of 18 de manier waarop bedrijven wearables inzetten om de ijver van hun werknemers in real time te volgen. Of denk aan alle persoonlijke informatie die we bewust en onbewust delen met de hele wereld — en vooral met bedrijven die het inzetten om ons op de — voor hen — meest voordelige wijze te manipuleren en te sturen. We dreigen de controle over ons eigen leven te verliezen.

Precies daar schuilt het gevaar. De technologische transformatie, de digitalisering van de samenleving, geeft ons ongeziene mogelijkheden: het heeft weinig zin er in angst en beven voor terug te deinzen. Tegelijk zien we echter ook hoe diezelfde digitalisering ons op vele terreinen van het leven de controle kan doen verliezen. Het is zaak die controle terug te winnen. Niet lijdzaam ondergaan, maar zelf vorm geven aan de digitale tijden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content