Voorpublicatie ‘De clan Reynders’: ‘Slikken en met pensioen sturen? Het was dat of een nieuw schandaal’

Archiefbeeld: Jean-Claude Fontinoy (L) en Didier Reynders in Kinshasa © Belga Image

In april verscheen in het Frans het ophefmakende boek De clan Reynders. In dat boek schetst journalist Philippe Engels de vermeende rol van ex-minister en huidig eurocommissaris Didier Reynders (MR) en zijn ‘rechterhand’ Jean-Claude Fontinoy in verschillende schimmige dossiers – weliswaar niet met harde bewijzen maar op basis van getuigenissen. Vrijdag verschijnt bij uitgeverij Kritak de Nederlandse vertaling. Knack.be biedt u een voorpublicatie aan, over de jaren van Fontinoy bij de NMBS.

In 1967 begint Jean-Claude als industrieel ingenieur te werken voor de Belgische spoorwegen. Je zou bijna kunnen zeggen dat hij een selfmade man is. Hij had geen kruiwagen en is niet in de voetsporen van een voorvader getreden. Met andere woorden: hij is 100 procent een spoorwegman, zoals hij zichzelf altijd graag heeft voorgesteld. Een type met een raar accent, geboren in Ciney op een eerste mei (1945, nvdr.), zeven dagen voor het einde van de oorlog, opgegroeid in een klein huisje zonder noemenswaardige bijzonderheden.

Hij dacht in ‘zijn’ NMBS van de jaren 60 promotie te kunnen maken door zich aan te sluiten bij de rode vakbond. Hij treedt toe tot de CGSP-Cheminots, een ruwe organisatie onder de socialistische zuil. Zo kon hij elk jaar op 1 mei zijn verjaardag vieren en de Internationale zingen.

‘De staat verdrukt, de wet is gelogen,

De rijkaard leeft zelfzuchtig voort,

Tot merg en been wordt de arme uitgezogen …’

En zo gaat het verder, tot de laatste strijd, maar die is niet aan Jean-Claude besteed. Daar is hij veel te individualistisch voor. De jaren glijden voorbij en er gebeurt niet veel. De spoorwegman wordt veertig en zijn biografie kan nog steeds op één regel worden geschreven, onder de kop: ‘Mijn ambities voor de toekomst.’

Dat blijft zo tot een liberaal kereltje van 27 tot voorzitter van de Raad van Bestuur van de NMBS wordt geparachuteerd. Normaal gaat die functie naar mensen die bijna met pensioen zijn. Tussen hen wordt het nooit van ‘mijn vriend Didier’ of ‘mijn beste Jean-Claude’. Reynders heeft altijd een enorme gevoelsmatige afstand bewaard tot zijn handlanger. Maar dat is niet erg, de tandem is mooi in evenwicht. Het kleine en het slechte genie. De intellectueel en de pragmaticus. De elegante man en de man die het zo graag zou zijn. Samen onderweg, het geluk gloort aan de horizon! We schrijven dan 1985. JC snuift de nieuwe lucht van het liberalisme op. Ideologie is nog steeds zijn ding niet, maar hij wil wel graag iemand worden. Hij neemt de rol aan van hoveling aan het hof van voorzitter Reynders. Hij bouwt zijn netwerken uit, scharrelt informatie bij elkaar, legt overal zijn oor te luisteren. ‘En morgen zijt gij nieuwe mensen.’ Alleen – pats boem – laat Jean-Claude zich in 1995 betrappen als een groentje.

Verschillende getuigen vertellen, op wat details na, precies hetzelfde verhaal. In die tijd is Etienne Schouppe gedelegeerd bestuurder van de NMBS. Later wordt die tijdelijk partijvoorzitter van de CD&V en ook heel even staatssecretaris voor Mobiliteit. De Belgische spoorwegen kreunen op dat moment onder de schuldenlast. De transitie naar de hogesnelheidstrein heeft handenvol geld gekost. De regering, die steeds wordt geleid door een CD&V’er, denkt miljoenen te hebben gewonnen met de uitbouw van een snelpakjesdienst. Het wordt een regelrechte ramp: de ‘ABX’-operatie — zo heette het filiaal dat een concurrent van de post was — heeft de staat één tot twee miljard euro gekost. De eindafrekening is, net zoals voor de asbestverwijdering uit het Berlaymontgebouw, nooit transparant of officieel geweest. Schouppe en de christendemocraten moeten nu maar hun fantasie gebruiken. De man die op dat moment premier is, Jean-Luc Dehaene, is doodop en gedemotiveerd. Voor hij het stokje doorgeeft, lanceert hij nog een verbazingwekkende, lucratieve en- in historisch perspectief bekeken- hoogst dubieuze strategie. Hij geeft de NMBS de toestemming om zijn vastgoedpatrimonium, het vermogen van de gemeenschap, te gelde te maken. Alleen een dwaas ziet niet in dat dit de kip met de gouden eieren is, en Jean- Claude, die bij de jonge Didier Reynders in de bovenste lade ligt, ziet het maar al te goed. De braakliggende terreinen rond de stations zijn honderden miljoenen euro’s waard. Hun ligging is uitstekend, in het centrum van de steden. Er kunnen financietorens worden gebouwd, en commerciële centra, en lichtjes futuristische woonwijken … Alle bouwpromotoren spitsen de oren …

Minister Reynders neemt de ‘banneling’ meteen na zijn aantreden op in zijn kabinet.

En Jean-Claude komt in de verleiding en gaat achter de poen aan. Op een winterse dag slaat de baas van de NMBS, Etienne Schouppe, alarm. Er is een diefstal gepleegd! De Brusselse hoofdzetel van de maatschappij in de Frankrijkstraat 85, in de buurt van het Zuidstation, staat in rep en roer en Schouppe laat alles afsluiten. Er lag net nog een strategisch document op zijn bureau en nu is het verdwenen. Het was een meerjarenplan voor investeringen in de jaren 1996 tot 2005. De veiligheidsdiensten sluiten de deuren af. Sherlock Holmes is al aan het werk en de politie komt er ook aan. Jean-Claude zit in nauwe schoentjes. De minuten verstrijken. Niemand mag de ‘kluis’ verlaten. De spanning bouwt op. Uiteindelijk wordt het document – een goudmijn voor iedereen die geïnteresseerd was in handel met voorkennis – teruggevonden op het fotokopieerapparaat. En hier lopen de versies een beetje uit elkaar. De eenvoudige ingenieur Jean-Claude F. zou betrapt zijn met een kopie in zijn handen. Er is een probleem met deze protegé van de ultra-ambitieuze liberale politieke leider.

De medewerker van Didier Reynders is ongetwijfeld op de hoogte van een aantal afspraken tussen de leidende partijen. Over de hst die in volle ontwikkeling is, of over de ABX-affaire, waarmee verschillende politieke partijen hun zakken kunnen vullen. Als de NMBS de snoodaard dumpt, bestaat het risico dat hij een deel van de Wetstraat meesleurt in zijn val. De man die op dat moment al een zeer bijzondere adviseur is van het liberale wonderkind voorziet dat de liberalen bij de volgende verkiezingen zullen winnen — eindelijk, na veertien jaar in de oppositie en tientallen mislukte carrières. Hij onderhandelt over een pensionering om medische redenen. Hij is op dat moment vijftig jaar. Hij kijkt nog ernstiger dan anders. Het staatsbedrijf gaat akkoord met een geheime transactie waar niemand echt vrolijk van wordt.

Jarenlang wordt Jean-Claude betaald om met de duimen te draaien. Die tocht door een lange tunnel, met verminderde inkomsten en zonder mandaten, doen de twijfels over zijn latere fortuin oplaaien. ‘Slikken en met pensioen sturen? Het was dat of een nieuw schandaal, en dat kon de NMBS missen als kiespijn,’ bekent een gewezen directeur gelaten.

Het is niet bekend of Didier Reynders op dat moment tussenbeide is gekomen. Maar wanneer hij in 1999 minister wordt, vist hij de valsspeler meteen weer op. Er is een project dat de twee mannen aan elkaar bindt: de nieuwe wijk Guillemins in Luik, waar de minister van Financiën graag geschiedenis wil schrijven, al weet hij nog niet goed hoe. In de politiek zijn trofeeën en ambities brandstof, nog meer dan utopieën. De minister neemt dan ook de ‘banneling’ meteen na zijn aantreden op in zijn kabinet. In de volgende jaren zal hij hem op verschillende strategische plekken binnen het staatsbestel plaatsen, met name in de Raden van Bestuur van het spoorwegkluwen. Zijn onuitgesproken opdracht: de PS, die Reynders haat, in de gaten houden.

De clan Reynders
De clan Reynders© /

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content