Piet Van Eeckhaut

Vier gedachten over het assisenhof

Piet Van Eeckhaut Piet Van Eeckhaut is advocaat en pleitte in zo'n 100 assisenprocessen.

Advocaat Piet Van Eeckhaut pleitte in zo’n 100 assisenzaken. Hij formuleert vier gedachten over het assisenhof, haar jury, de rol van media en strafpleiters en een oplosbare vraag.

Het is weer zover: alweer een monsterproces, alweer gonzen de media, alweer legt één of andere advocaat verklaringen af… Het spektakel is soms nauwelijks te harden.

In mijn lange loopbaan – waarbij ik om en rond de 100 maal gepleit heb voor het assisenhof, iets meer, iets minder, ik heb het niet geteld – heb ik herhaaldelijk meegemaakt hoe “het proces van de eeuw” aangekondigd werd, met veel media-gedruis. Ik heb overigens twee of drie maal in zo een “proces van de eeuw” gepleit … Het heeft allemaal iets nogal absurds, zoal niet komisch, misschien in de zin die Kierkegaard gaf aan het woord “komisch”.

Toch nog maar even, vanop aanzienlijke, door de jaren gegroeide, afstand, vier bedenkingen.

1. Nergens is de deelname van de burger aan de democratie zo sterk als wanneer zij of hij geroepen wordt om te zetelen in een jury

Als burgers nemen we van tijd tot tijd deel aan de democratie. We gaan stemmen, voor allerlei wetgevende en andere instanties, we worden soms mandataris in één of andere assemblee.

Nergens, maar dan ook nergens is de deelname van de burger aan de democratie zo sterk als wanneer zij of hij geroepen wordt om te zetelen in een jury. Het soevereine volk dat optreedt als rechter, nooit is de participatie aan de rechtstaat sterker dan op dat moment. De jury vormt in wezen het beeld van de democratie in de rechtstaat.

Het is duidelijk trouwens dat het de grondwet zelf is, nog in zijn oude – meest heldere en meest lezenswaardige – artikelen, die een aantal misdrijven aan de gewone rechter onttrekt om ze toe te vertrouwen aan de rechtsprekende gezworenen, de jury.

Naast alle kritieken (soms gegrond, vaak totaal onzinnig) is het significant om vast te stellen dat er geen parlementaire meerderheid bestaat, kennelijk, hier en nu, om het systeem van de jury af te schaffen of drastisch te wijzigen. Degenen die dat wel wensen zijn vaak verblind door de typische eigenliefde, ja eigenwaan, van juristen die denken dat zij ongeveer de navel van de wereld zijn, minstens veel (of alles) beter weten…

2. De gezworen burgers in de jury zijn bekwaam

Er wordt daarbij dan vaak gezegd dat de jury onbekwaam zou zijn, dat de gezworenen niet in staat zijn die taak op zich te nemen, dat zij in wezen “onbevoegd” zouden zijn. Ik spreek dat tegen.

In de dus rond de 100 zaken die ik gepleit heb, heb ik vastgesteld dat de juryleden groeien in hun taak, eens ze hun eerste gevoel van onwennigheid hebben overwonnen na de loting. Ze “worden” eigenlijk bevoegd, ze zijn bekwaam. Trouwens, het zijn niet alleen gediplomeerde juristen die kunnen spreken over intentie, voorbedachtheid, twijfel, inzicht te doden, verzachtende omstandigheden en andere categorieën die in zo een proces ter sprake komen.

Ik denk niet dat ik meer dan misschien één, twee of hoogstens drie gerechtelijke dwalingen heb meegemaakt. In al die jaren. Het is nog te veel, maar het is zeer weinig, verhoudingsgewijze. Want in dat moeilijke veld van het strafrecht maakt iedereen fouten, ook de beroepsrechters, zeker de advocaten en zelfs ook de journalisten…

Dat om te zeggen: de gezworenen zijn in wezen bekwaam. Er zitten er altijd een paar tussen voor wie dat niet geldt, maar dat is dus ook zo in de gewone rechtspraak.

3. De media, het slachtofferisme en de strafplieter als ijdeltuit

De evolutie van de media is zorgwekkend. Ik las al hier en daar iets over een mediacircus… Ik heb die escalatie van nabij meegemaakt.

Mijn eerste jaren aan de balie, zeer lang geleden, was het gerecht, zelfs de assisen, nog meer afgesloten dan nu. De journalist werd beschouwd als een gevaarlijke indringer. Dat is gelukkig veranderd. Maar de evolutie is nu toch wel scherp in de andere richting aan het gaan. Dat is waarschijnlijk voor een belangrijk deel te wijten aan de intrede van de televisie: ik was er bij toen in de assisenzaal voor de eerste keer de televisie mocht binnenkomen, er mocht gefilmd worden, zelfs op een bepaald ogenblik tijdens de uitspraak over schuld en onschuld …

Inmiddels is onze maatschappij steeds meer exhibitionistisch geworden op dat gebied. En het gaat hier dan niet om erotisch getinte termen: dat maatschappelijk exhibitionisme gaat hand in hand met een sterk maatschappelijk voyeurisme.

Binnen de geschreven pers, maar vooral in de televisie, is die evolutie zorgwekkend. De economische factor speelt: de kijkcijfers in het bijzonder, het winnen van de kijker, de oplage, de verkoop. Overigens, in de dagbladen en weekbladen, is de belangstelling voor het assisenhof natuurlijk oud, zeer oud. Bloed, tranen en andere lichaamsvochten, het was altijd een centrum van – vaak ongezonde – nieuwsgierigheid .

Daar komt nog bij dat de rol van het slachtoffer de laatste tijd meer en meer in het licht is gesteld. Dat is in wezen goed. Slachtoffers zijn belangrijker dan de daders. Maar men mag niet vervallen in een soort slachtofferisme, om een term uit de Nederlandse criminologie, zo meen ik, te gebruiken. Het moet allemaal rustiger, meer sereen, meer objectief. Ook als het over de slachtoffers gaat.

En ik weet het wel, de overlevende familie heeft nood aan het zich centraal stellen in de belangstelling en aan het publieke debat daarover zelfs. Maar gematigdheid is altijd goed …

Daarbij is ook de advocaat vaak mede verantwoordelijk. Graag zou ik eens iets schrijven over de strafpleiter als ijdeltuit. Ik heb het zelf aan den lijve altijd ondervonden en ik behoor tot de zeer weinigen die het zeggen, want men wil dat niet toegeven: gepaste afstand, enige nederigheid (wat een oud – verouderd? woord…) het ontbreekt ons vaak. De strafpleiter houdt van de media-glans. En vele jonge advocaten dromen ervan ook in dat zonnetje te kunnen staan, de zaak van hun leven te kunnen pleiten. Ach, het is “des mensen”, maar soms potsierlijk. Ineens wordt men een “toppleiter”, ook als het talent niet evident zichtbaar is …

4. Hoe moet men de zwaarste misdaden beteugelen?

Tot slot, zeer kort, een kernvraag, dé kernvraag eigenlijk. Sedert de (trage) humanisering van het strafrecht, is ook uiteindelijk de doodstraf afgeschaft. Terecht, evident. Etienne Vermeersch herinnerde recent, in zijn merkwaardig debat met Bart De Wever, nog even aan Beccaria.

De vraag blijft echter open: hoe moet men de zwaarste misdaden beteugelen? Een dader die zichzelf als het ware buiten de maatschappij stelt door zijn daden, ipso facto door het feit zelf (nog maar eens even Latijn): wat moet die maatschappij daarmee aanvangen? Levenslang opsluiten, met dan geleidelijk de procedures over voorwaardelijke invrijheidstelling, toch maar? Voor de slachtoffers in de eerste plaats, maar voor ons allen – zelfs voor de daders – is die onopgeloste, ja onoplosbare vraag de schaduw over elk assisenhof, wanneer het over een gruwelijke misdaad gaat.

Piet Van Eeckhaut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content