Louis Ide (N-VA)

‘Via cantussen spelen studentenclubs zeker een belangrijke rol in het bewaren van liederen’

Louis Ide (N-VA) Algemeen Secretaris van N-VA en arts.

‘Met een collectieve inzet maken we het zingen weer populair’, schrijft Louis Ide. ‘Wij zijn blijkbaar geen zingend volk, en onze liederen zijn als het ware levend erfgoed. Ze dienen niet om stof te verzamelen in een catalogus, maar gezongen te worden.’

Kent u Jan De Mulder? Neen, niet Jan Mulder, maar Jan De Mulder, “hij zoude zo geiren te vrijen gaan…”. En kent u Pierlala? In Gent zullen ze wellicht zeggen, “da’s ene van oens“. Maar in Ursel zullen ze hem ook claimen. Pierke Pierlala, “een ventje vol genucht, de vreugd van zijn papa“.

Zondag laatstleden vierden de oud-leden van het jongenskoor Colliemando hun 80-jarige priester-dirigent in het Klein seminarie in Roeselare. Oude herinneringen werden boven gehaald. Arnold, de gevierde dirigent kwam opdraven met een verrassende anekdote. Herinner je nog, zei hij, onze concertreis naar Kuldiga in Letland? Toen we daar aankwamen, werden we door het plaatselijke koor al zingend ontvangen? Ze zongen meerstemmig, in het Nederlands, uit het hoofd: “Lied van mijn Land”. Wijzelf konden in het beste geval de eerste strofe mee murmelen…

‘Via cantussen spelen studentenclubs zeker een belangrijke rol in het bewaren van liederen’

Arnold brak een lans voor het gezongen erfgoed en gelijk heeft hij. Wij zijn blijkbaar geen zingend volk. Pakweg Engelsen zijn dat wel. Of het nu tijdens de kerkdienst is of op het voetbalveld, zingen doen ze uit volle borst. Hun koorleven bloeit. Ik vraag me dus af in hoeverre wijzelf en onze kinderen nog die leuke volksliedjes kennen en durven zingen, zoals Pierlala, die volgens de Liederenkrans “boertig” gezongen mag worden.

Maandag kon iedereen deelnemen aan de grote verkeersquiz op Radio1. De week daarvoor was er de taaltest van De Standaard. Er werd gepeild naar de kennis van de nieuwe woorden. Het lijkt me wel eens een leuke format om op die manier te peilen naar de kennis van onze volksliederen. Ik vrees echter dat velen niet goed zullen scoren.

Nochtans bloedt dit patrimonium niet dood. Gelukkig zijn er een aantal projecten die hieraan werken. Onder het peterschap van het Priester Daensfonds is het ANZ (Algemeen Nederlands Zangverbond) bezig met het digitaliseren van de partituren van oude Vlaamse liedjes op hun website. De Nederlandse Liederenbank heeft een verzameling van bijna 170.000 Nederlandse liederen aangelegd. Dit gaat van Sinterklaasliedjes tot Geuzenliederen. Maar deze liederen zijn als het ware levend erfgoed. Ze dienen niet stof te verzamelen in een catalogus, maar gezongen te worden.

‘Ik pleit dan ook onomwonden voor meer gezang in onze samenleving.’

Juist daarom is het belangrijk dat zingen weer populair wordt. Ik pleit dan ook onomwonden voor meer gezang in onze samenleving. Hoe? Via cantussen spelen studentenclubs zeker een belangrijke rol in het bewaren van liederen. Het is belangrijk dat jeugdbewegingen, het zingen in ere houden. Ook binnen het onderwijs moet hiervoor ruimte zijn. Zo koester ik levendige herinneringen aan de West-Vlaamse schoolzangfeesten.

Maar nostalgisch mijmeren lost niets op. Ook op een eigentijdse manier kan dit erfgoed levendig gehouden worden. Axl Peleman met zijn voornamelijk Antwerpse “volksliekes” is daar een schoolvoorbeeld van. Terwijl Kapitein Winokio onze kinderliedjes op een eigentijdse manier in ons collectief geheugen houdt. Het Davidsfonds doet het wat traditioneler door mensen rond Kerst samen te brengen, om dan uit volle borst kerstliederen te zingen. In Noord-Amerika zien we een heropleving van bluegrass-en folkmuziek. Het is dus fout om dit patrimonium als een verloren zaak te beschouwen. Integendeel, met een collectieve inzet maken we het zingen weer populair.

Durft u nog te zingen?

Partner Content