Pol Deltour

‘Verstrenging beroepsgeheim knaagt aan vrije informatiestroom en journalistiek bronnengeheim’

Pol Deltour Directeur van de VVJ Academy

Pol Deltour van de Vlaamse Vereniging van Journalisten reageert op het feit dat schendingen van het beroepsgeheim voortaan veel strenger beteugeld zullen worden. ‘Journalisten hebben redenen om zich zorgen te maken.’

Schendingen van het beroepsgeheim worden voortaan veel strenger beteugeld. Daarmee viseert Justitieminister Koen Geens (CD&V) vooral perslekken van de kant van politie en justitie over lopende strafonderzoeken. Aan het journalistieke bronnengeheim as such wordt niet geraakt, maar toch hebben ook journalisten redenen om zich zorgen te maken.

Verstrenging beroepsgeheim knaagt aan vrije informatiestroom en journalistiek bronnengeheim.

Geens stond onder grote druk van het gerecht om het beroepsgeheim te verstrengen, met name voor strafonderzoeken. Nogal wat parketmagistraten en onderzoeksrechters klagen al langer dat perslekken het goede verloop van hun werk bemoeilijken, advocaten dan weer wijzen op de schending van het vermoeden van onschuld. In zijn wetsontwerp verwees Geens uitdrukkelijk naar het pleidooi van de voormalige procureur-generaal Yves Liégeois om de straffen op perslekken ‘significant te verhogen’. Een oproep die door de Orde van Vlaamse Balies werd bijgetreden.

Waar op schending van het beroepsgeheim tot voor kort nog een celstraf van 8 dagen tot 6 maanden stond, is dat sinds 3 augustus 1 tot 3 jaar. Een verzesvoudiging van de maximumstraf dus. De minimumboete blijft 800 euro, maar de maximumboete wordt verdubbeld van 4000 naar 8000 euro.

Meer onderzoeksmogelijkheden

De verstrenging treft iedereen met een beroepsgeheim. Ook artsen, verpleegkundigen en advocaten zijn betrokken, en in het algemeen alle professionele hulpverleners voor wie het essentieel is dat ze vertrouwelijkheid en geheimhouding waarborgen aan hun cliënt of patiënt.

Des te opmerkelijker is het dat er over de wetswijziging zelfs geen béétje maatschappelijk en zelfs parlementair debat is gevoerd. Maar Justitieminister Geens paste dan ook een beproefde techniek toe om resultaat te boeken. Hij stopte de aanpassing weg in een van de 321 artikelen van zijn jongste Potpourriwet, een gigantische vergaarbak van punctuele wetswijzigingen, de vijfde in zijn soort inmiddels.

De aanpassing heeft overigens meer gevolgen dan op het eerste gezicht lijkt. Samen met de verhoging van de minimumcelstraf tot 1 jaar, nemen ook de onderzoeksmogelijkheden van het gerecht naar lekken toe.

Zo kunnen parket en onderzoeksrechters nu vrij ongehinderd overgaan tot het natrekken van alle communicatie van iemand die van schending van het beroepsgeheim wordt verdacht. Om het even is of het om telefonische of elektronische communicatie gaat. Voordien kon het parket nummers, mailadressen en abonnees slechts bij de operatoren opvragen voor communicatie die maximaal zes maanden in de tijd terugging. Nu, met de verhoging van de strafmaat tot 1 jaar, kan dat onbeperkt in het verleden.

Voor de goede orde: rechtstreekse telefoontap is nog steeds niet toegelaten. Maar observatie met technische hulpmiddelen en het onderscheppen van post vallen wel weer binnen het arsenaal van speurmogelijkheden vanaf nu.

Impact op journalistiek

Formeel gezien ontspringen journalisten die ‘uit vertrouwelijke bron’ informatie krijgen over een lopend strafonderzoek de dans. Hun recht op bronnenbescherming, stevig verankerd in een wet van 2005, blijft intact.

Nochtans zijn velen bij justitie die wet liever kwijt dan rijk, omdat ze er een vrijbrief in zien voor gerechtsverslaggeving over ‘geheime’ strafonderzoeken. Op die vurige wens gaat Geens echter tot dusver niet in. Hij verklaarde ook expliciet dat niet te doen, na een onderhoud met een delegatie van de journalistenvereniging VVJ. Die had hem gepolst na een paar kwalijke incidenten tussen gerecht en pers met betrekking tot het journalistieke bronnengeheim.

En toch kan de impact van de verstrenging van het beroepsgeheim op de journalistiek – en meer bepaald de informatiegaring in gerechtelijke aangelegenheden – niet worden miskend. Ongetwijfeld zal de forse strafverzwaring op veel gerechtelijke praktijkmensen een ontradend effect hebben. Ook de uitbreiding van het onderzoeksarsenaal zal politiemensen en terreinmagistraten er mogelijk van weerhouden nog informeel informatie te delen met een journalist.

Met de mogelijkheid om telefoon- en mailverkeer retroactief in kaart te brengen komt de nieuwe wet overigens toch heel dicht in de buurt van het journalistieke bronnengeheim.

Stel: justitie voert een ‘retro-onderzoek’ uit op het gsm-nummer van een politicus die formeel gezien een beroepsgeheim heeft maar toch maatschappelijk relevante informatie deelt met een journalist. Kan in dat geval justitie ook nog eens een ‘retro’ uitvoeren op het nummer van die journalist, zogezegd om ‘alles nog eens te checken’?

Het Gentse parket oordeelde een tijdje geleden van wel, ten koste van een regionale journaliste van Het Laatste Nieuws. De VVJ is overtuigd van het tegendeel, en kaartte de zaak aan bij zowel de Gentse procureur als de minister van Justitie. Voor de journalistenvereniging is een ding duidelijk: van zodra justitie bij een onderzoek naar lekken uitkomt op het nummer van een journalist, stopt dààr het onderzoek. Maar die discussie is dus jammer genoeg nog niet uitgeklaard.

Nog een geluk dat de wet op het journalistieke bronnengeheim een grote achterpoort voor mogelijke omzeiling door justitie heeft gesloten.

Nog een geluk dat de wet op het journalistieke bronnengeheim een grote achterpoort voor mogelijke omzeiling door justitie heeft gesloten. Wanneer iemand zijn beroepsgeheim schendt, aldus de Bronnenwet, kan een journalist die zich beroept op zijn bronnengeheim niet worden vervolgd voor medeplichtigheid daaraan. Die bescherming heeft sinds 2005 al veel vervolgingen van journalisten en inbreuken op de persvrijheid belet. Het is bijgevolg essentieel dat ze blijft, en zelfs nog wordt uitgebreid tot andere mogelijke incriminaties waarmee justitie het leven van journalisten vandaag behoorlijk ongemakkelijk maakt.

Voor het eigen gemak

Bij velen heeft de notie ‘perslekken’ een negatieve weerklank. Maar informele communicatie, officieuze mededelingen en off the record verklaringen zijn van alle tijden, en vervullen ook een onmisbare rol in de vrije communicatiestroom. Het alternatief – dat pers en publiek enkel op officiële communicatie zouden zijn aangewezen – is er een om van te gruwen.

Ook – zelfs – wanneer een informatielek te beschouwen valt als een schending van het gerechtelijke onderzoeksgeheim, kunnen er nog relevante redenen voor zijn. Nogal wat criminaliteit en de bijhorende onderzoeken hebben nu eenmaal een grote maatschappelijke relevantie. Dan vragen dat er pas over wordt bericht als het onderzoek is afgewikkeld en de zaak in openbaar proces komt – wat nog altijd het standpunt is van al te veel gerechtelijke actoren – is echt niet van deze tijd. Ook al omdat gerechtelijke onderzoeken in dit land de kwalijke reputatie hebben zo lang te duren.

In diverse gevallen heeft het onderzoeksgeheim zeker zijn nut. Dat is het geval wanneer het gerecht een verdachte in het vizier heeft en het essentieel is dat de pers dat nog niet meldt. In de praktijk doet de pers dat dan ook niet. Of justitie houdt iemand aan maar is nog niet overtuigd van diens schuld. In de praktijk zorgen de media in zo’n geval voor de gepaste anonimisering en nuancering, conform het vermoeden van onschuld.

Al bij al ontstaat zo toch de indruk dat het onderzoeksgeheim nog een ander, tot dusver verdoken belang dient: dat van magistraten, politiemensen en advocaten zelf, die vooral geen pottenkijkers willen. Zo moet voor hun eigen gemak het recht op informatie over gerechtelijke aangelegenheden wijken. De recente verstrenging van het onderzoeksgeheim speelt hier jammer genoeg op in.

Pol Deltour is nationaal secretaris van de VVJ (Vlaamse Vereniging van Journalisten) en de AVBB (Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content