Marc De Vos

‘Vergrijzing is meer dan een factuur’

Marc De Vos Visiting fellow bij de denktank Itinera

Marc De Vos van Itinera analyseert de cijfers achter de euforie van het kersverse jaarrapport van de Vergrijzingscommissie. ‘Ons vergrijzingsprobleem is een tewerkstellingsprobleem.’

Sinds het intussen beruchte Zilverfonds eind 2001 werd uitgevonden, kent België een heel eigen zomerritueel. De “Studiecommissie voor de vergrijzing” deponeert elke zomer een deurstopper van een jaarrapport vol berekeningen over de kostprijs van de demografische vergrijzing voor de hele sociale zekerheid, tot voorbij het midden van deze eeuw. Die kostprijsramingen zouden het budgettaire parcours van ons land moeten uitstippelen. Overheden zouden op tijd voldoende overheidsschuld moeten afbouwen om tijdig marge te maken voor de geraamde vergrijzingskosten, met het Zilverfonds als virtuele tijdelijke spaarrekening.

Negationisten vs alarmisten

Van die budgettaire zelfdiscipline is – helaas – nooit veel in huis gekomen. Wat een instrument voor begrotingsbeleid moest worden, is zo in cijferfetisjisme geëindigd. De beleidsuitdaging van een vergrijzende samenleving is tot anonieme begrotingsgetallen gereduceerd. Die worden gemakkelijk en voorspelbaar politiek gerecupereerd. Elke cijferronde van de Vergrijzingscommissie stimuleert een rondje cijfer-boksen tussen vergrijzings-negationisten en -alarmisten. Negationisten verklaren telkens dat de uitdaging meevalt en dat we die met toekomstige welvaart en belastingen wel zullen klaren. Alarmisten onderlijnen telkens dat de sociale zekerheid ondraaglijk zwaar wordt.

Vergrijzing is meer dan een factuur

Zelf heb ik altijd voor realisme gepleit. Ik heb altijd beklemtoond dat we zowel achter als voorbij de calculus van vergrijzingskosten moeten kijken. Achter de cijfers zitten projecties over de staat van onze huishouding in de komende decennia: over verwachte groei, werkgelegenheid, productiviteit, bevolking, gezondheidszorg, en zo meer. Die vallen niet uit de lucht, maar vergen beleidskeuzes over bijvoorbeeld competitiviteit, overheidswerking, arbeidsmarkt, werkloosheid, immigratie en activering.

Voorbij de cijfers staat het besef dat vergrijzing veel meer is dan een factuur. Vergrijzing is de uitdaging van een inclusieve en rechtvaardige samenleving die demografisch tegelijkertijd vergrijst en verkleurt. Vergrijzing is niet alleen de vraag hoeveel het kost, maar ook de vraag wat we willen betalen, waaraan en door wie. Cijferreductionisme over de vergrijzing sluit de toekomst van onze samenleving op in een discussie over het financieren van beloftes uit het verleden. We moeten de toekomst nog kunnen maken en die zal veel meer vergen dan de pensioenrekening van de babyboomers.

Rooskleurige boodschap

Over naar het kersverse jaarrapport 2015. Daarin verrast de Vergrijzingscommissie met een rooskleurige boodschap: de voorspelde meerkosten van de vergrijzing in jaarlijkse pensioenuitgaven zijn meer dan gehalveerd in vergelijking met een paar jaar geleden. De commissie raamt ze nu op iets meer dan 2 procent van de welvaartscreatie in 2060. Dat is zonder meer een spectaculaire daling. De last op de jongere generatie is eensklaps aanzienlijk verlicht, met dank aan de pensioeningrepen van de voorbije regeringen. De vergrijzing gaat nog altijd bakken extra pensioengeld kosten – om en bij de 20 miljard op jaarbasis tegen 2060 – maar toch een stuk minder dan jarenlang werd voorspeld.

Er is geen cijfermirakel gebeurd: er zal een loopbaanmirakel gebeuren.

Moment. Alvorens we unisono de hymne van de pensioeneuforie aanheffen, moeten we toch even – jawel – achter de cijfers gluren. Waarop baseren de cijferaars hun nieuwe berekening? De belangrijkste sleutel zit in een veronderstelde verlenging van de loopbanen. U weet dat de regering-Michel de wettelijke pensioenleeftijd met twee jaar wil optrekken, tot 67 jaar in 2030. Welnu, de Vergrijzingscommissie gaat er van uit dat de gemiddelde loopbanen ook effectief met twee jaar zullen verlengen. Er is dus geen cijfermirakel gebeurd: er zal een loopbaanmirakel gebeuren.

Twee jaar langer werken, betekent twee jaar langer bijdragen en twee jaar langer minder pensioen trekken. Het is niet moeilijk dat de pensioenfactuur dan een duik neemt. Als we drie jaar noteren, zullen de vergrijzingskosten smelten als sneeuw voor de zon! De vraag is dus hoe we langere loopbanen werkelijkheid zullen maken. Dat gebeurt zeker niet met de pennentrek van een hogere pensioenleeftijd. Een recente studie in Nederland, waar ze al eerder de pensioenleeftijd met twee jaar verhoogden, schat het effect daarvan op drie luttele maanden. Zal België acht maal beter doen dan Nederland dat een meer dynamische arbeidsmarkt kent dan wij? De vraag stellen, is ze beantwoorden.

Vergrijzingsprobleem is tewerkstellingsprobleem

Ons vergrijzingsprobleem is dus een tewerkstellingsprobleem. We zullen de werkzaamheid en de aanwervingskansen na de leeftijd van 55 jaar drastisch moeten verhogen, zowel in de privésector als bij de vele overheden. Dat weten we al lange jaren. Er is daarin ook een lichte en geleidelijke verbetering. Maar ze is manifest onvoldoende om de loopbanen globaal met twee jaar te verlengen.

We hebben begrotingsfetisjisme gezaaid en oogsten nu een begrotingsprobleem.

En ondertussen draaien we maar steeds verder in dezelfde carrousel. Anno 2015 is de oudste babyboomer al 70 jaar, de jongste 50 jaar. Hun loopbanen en pensioenrechten nog veranderen, wordt stilaan onmogelijk, tenzij met de rug tegen de muur omdat het van moeten is. Misschien zal dat er wel van komen. In elk geval lopen de meerkosten van de vergrijzing op: in deze legislatuur bedragen ze al zowat 8 miljard. We hebben begrotingsfetisjisme gezaaid en oogsten nu een begrotingsprobleem.

Naarmate de tijd verstrijkt, wordt vergrijzing minder een zaak van pensioenrechten van babyboomers en meer een zaak van de loopbanen en pensioenen van hun kinderen, de algemene economische groei en de integratie van jongere immigranten die de betaalcapaciteit in onze sociale zekerheid moet opvijzelen. Daarvoor is een verenigde strategie nodig. Het zal ook geld kosten, terwijl de meerkosten in pensioenen blijven komen. Eerder dan in zelfgenoegzaamheid over lagere vergrijzingskosten te vervallen, zouden we dus alle krachten moeten mobiliseren.

Partner Content