Geert Bourgeois (N-VA)

‘Vandaag zijn wij Vlamingen onmiskenbaar een volk en een natie’: de integrale 11 julitoespraak van Bourgeois

Geert Bourgeois (N-VA) Europarlementslid voor N-VA en gewezen minister-president van Vlaanderen

Vlaanderen is een plek waar mensen een collectieve identiteit vinden, zegt Geert Bourgeois aan de vooravond van 11 juli.

En weer zijn we hier, op de Groeningekouter, op deze lieu de mémoire, om het Feest van de Vlaamse Gemeenschap, om onze nationale feestdag te vieren. Die ene dag van het jaar waarop wij ons, meer dan op andere dagen, over levensbeschouwelijke en religieuze, over politieke en ideologische, over sociale en culturele verschillen heen, verbonden weten als Vlaming, als bewoner van het laagland tussen Noordzee en Maas, waar wij thuis kunnen zijn, waar wij thuis mogen zijn.

Altijd al wilden, altijd weer willen mensen ergens thuis zijn. Altijd al zochten, en altijd weer zoeken mensen een plek waar zij beschutting en bescherming vinden, vertrouwdheid en geborgenheid – en in deze rusteloze tijd van globalisering en digitalisering, van ontgrenzing en versnelling, van veranderingsangst en toekomstonzekerheid wellicht meer dan ooit tevoren.

Vandaag zijn wij Vlamingen onmiskenbaar een volk en een natie.

Lode Wils, die als geen ander historicus de Vlaamse Beweging bestudeerd heeft, zegt het zo:

‘Een mens is niet alleen een individu, maar ook een collectief wezen met een psychologische drang om ergens thuis te horen. Hij heeft behoefte aan een collectieve identiteit, een groep of een waaier van groepen waarmee hij zich kan identificeren en waarin hij sociale status, veiligheid en eigenwaarde zoekt.

Die identiteit drukt zich uit in vele vormen en wordt bepaald door vele elementen, waarvan de betekenis varieert in verschillende culturen en dus in de tijd.’

Plekken waar mensen thuis kunnen komen, groepen waarmee mensen zich kunnen identificeren: ze zijn veelvoudig en veelvormig, want wij zijn mensen met meer dan één dimensie: het is niet ‘of – of’, het is ‘én – én’.

Het gezin, de familie, de vereniging, de club, de beroepsgroep, de wijk, de parochie, het dorp, de gemeente, de stad: het zijn plekken waar mensen thuis kunnen komen, waarmee mensen zich kunnen identificeren, waar mensen collectieve identiteit vinden. Ook Vlaanderen is zulk een plek.

Ik citeer opnieuw Lode Wils:

‘Een van de belangrijkste elementen of vormen van collectieve identiteit in Europa sinds twee eeuwen is de moderne natievorming. Onder invloed van ingrijpende economische, culturele en politieke veranderingen ontstonden sinds de Franse Revolutie naties, waarin de bevolking zich opgenomen voelde in een democratische gemeenschap van vrije en gelijke staatsburgers. Die natievorming, zoals heel het bewustzijn van collectieve identiteit, ontwikkelt zich voortdurend en fundamenteel. Zo is na 1830 in Europa de taal een belangrijke factor in het nationale bewustzijn geworden, en is onder meer de Vlaamse Beweging ontstaan.’

Die Vlaamse Beweging, die strijd van de flaminganten voor het behoud van de volkstaal, hun verzet tegen de verfransing van het openbare leven en hun actie voor de erkenning van het Nederlands als landstaal hebben vanaf het midden van de 19de eeuw een gevoel van verbondenheid, een nationaal bewustzijn gecreëerd, dat almaar verder uitdijde en waarop zich in de 20ste eeuw de Vlaamse natie heeft ontwikkeld en gevormd.

Vandaag zijn wij, Vlamingen, onmiskenbaar een volk.

Vandaag zijn wij onloochenbaar een natie.

Wij zijn een natie omdat wij op een afgegrensd en overzichtelijk grondgebied en in vrij gelijkaardige omstandigheden leven, en wij dat nu en in de toekomst willen blijven doen.

Door het staatsvormingsproces dat in 1970 is begonnen en dat nog niet tot voltooiing is gekomen, hebben we eigen politieke instellingen, een eigen administratie, eigen openbare instellingen en bedrijven.

Wij delen een gemeenschappelijk verleden, en wat door en in die vele eeuwen tot ons is gekomen, zowel materieel als immaterieel.

Tot dat laatste behoren de grondwaarden en basisnormen van onze samenleving: de representatieve democratie, de verdeling van de staatsmacht over wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, de voorrang van het recht, de scheiding van Kerk en Staat, de fundamentele vrijheden zoals die van mening, van levensbeschouwing en van vereniging, en, niet het minst, de onvervreemdbare mensenrechten – waarden en normen met wortels die tot in de Oudheid reiken, maar die vooral door en sinds de Verlichting vorm en gestalte hebben gekregen.

Wij zijn een natie omdat wij dezelfde taal spreken, het Algemeen Nederlands, met haar oude, te koesteren dialectvarianten en – helaas ook – haar jammerlijke tussentaalvorm.

We lezen dezelfde kranten, we luisteren naar dezelfde radio-uitzendingen, we kijken naar dezelfde televisieprogramma’s.

We zijn trots op onze kathedralen en stadhuizen, op onze belforten en begijnhoven, op Rubens, Breugel en Permeke, op Van Maerlant, Streuvels en Claus, op alles wat creatieve handen en schrandere geesten hebben voortgebracht.

We koesteren onze tradities van stoeten en ommegangen, van kermissen en jaarmarkten.

We zwaaien met leeuwenvlaggetjes als de Ronde van Vlaanderen voorbijkomt, en zitten tricoloor uitgedost voor reuzenschermen wanneer de Rode Duivels spelen.

Dat alles – en nog meer – verbindt ons met elkaar en creëert een samenhorigheidsbesef. Dat alles – en nog meer – is ons DNA en geeft Vlaanderen zijn eigen, unieke gestalte. Dat alles – en nog meer – vormt onze collectieve, onze nationale identiteit, ook al blijft dat sommigen storen, ook al blijven sommigen dat ontkennen.

* * *

‘Een nationaal gevoel’, schrijft Johan Huizinga, de grondlegger van de cultuurgeschiedenis in de Lage Landen, ‘een nationaal gevoel dat zich niet spiegelen kan in de roerloosheid van het verleden, mist den grondslag van zijn wezen. Het leven van een natie is historie, zoals het leven van den enkelen mensch historie is. Op ieder oogenblik dat men het leeft, heeft het zijn vorm en zijn beteekenis, zijn zin en zijn richting uit dat deel wat voorbij is. Wie zich afgesneden denkt van de herinnering aan zijn herkomst, groei en lotgeval, staat redeloos voor het leven.’

Wat kan er ons beter voor behoeden dat wij ooit ‘afgesneden’ zouden raken van ‘de herinnering aan’ onze ‘herkomst, groei en lotgeval’ – wat kan ons daar beter voor behoeden dan een museum?

In Leeuwarden, bijvoorbeeld, staat sinds 1881 een Fries Museum, dat in de jaren 1990 uitgebreid en verbouwd werd. en de geschiedenis en cultuur van Friesland tot leven laat komen. ‘Met het erfgoed van het verleden als uitgangspunt is het een spiegel voor de samenleving en een laboratorium voor wat de Friese samenleving in de toekomst kan zijn,’ zo staat in de visie van het museum.

Volgend jaar gaat in Regensburg het Museum der Bayerischen Geschichte open: ‘Ein Haus der Zukunft für die Geschichte der Gegenwart’ – ‘een huis van de toekomst voor de geschiedenis van het heden’. De klemtoon zal er liggen op de geschiedenis van de laatste tweehonderd jaar. ‘Van architectuur tot sport, van kunst tot taal, van geloof tot politiek: geen thema wordt verwaarloosd,’ zeggen de ontwerpers.

Is niet de tijd gekomen om deze en andere voorbeelden te volgen en een Museum te creëren dat op een wetenschappelijk verantwoorde wijze en met moderne museale vormen en technieken toont hoe Vlaanderen de culturele, sociologische en staatkundige entiteit is geworden, die het vandaag is; hoe zich uit de pagus flandrensis van de vierde eeuw het Vlaanderen van de eenentwintigste eeuw heeft ontwikkeld.

Het Europese project zal maar succesvol voortgezet kunnen worden, wanneer de Unie respect heeft voor de rijkdom van haar talen en culturen,

Wij hebben in Vlaanderen schitterende musea over de meest uiteenlopende onderwerpen, maar geen museum dat onze geschiedenis en onze cultuur in de meest brede betekenis tot leven laat komen. Dat toont hoe Vlaanderen vorm heeft gekregen en wat Vlaanderen bijzonder maakt.

Mij lijkt de tijd gekomen een dergelijk museum tot stand te brengen, opdat ook de komende generaties niet afgesneden zouden raken van ‘onze herkomst, groei en lotgeval’, zodat ook hen die na ons komen niet ‘redeloos voor het leven’ staan.

Mij lijkt dit voorwaar een uitdaging voor een volgende Vlaamse regering.

* * *

Wie het over de identiteit van een natie heeft, kan niet voorbij aan de realiteit van een diverse samenleving. Wie spreekt over de Vlaamse identiteit, kan niet voorbij aan de ruim één miljoen inwoners van Vlaanderen die van buitenlandse, van allochtone herkomst zijn.

Wanneer zij zich hier duurzaam willen vestigen, wanneer zij hier hun toekomst willen uitbouwen, kunnen wij hen niet vragen hun geschiedenis te vergeten, hun identiteit af te leggen.

Wel kunnen, mogen en moeten wij hen vragen tot op een bepaalde hoogte in onze Vlaamse identiteit te stappen. Het minimum minimorum dat wij hen kunnen, mogen en moeten vragen, is onze taal te leren en zich onze publieke cultuur eigen te maken.

Onze taal, het Nederlands, is de kern van onze collectieve, van onze Vlaamse identiteit. Taal slaat bruggen. Taal maakt iemand tot deelgenoot van een cultuur, van een samenleving. Het is daarom de opdracht, zeg maar de plicht van eenieder die in Vlaanderen komt wonen, die in Vlaanderen woont, Nederlands te leren en te spreken. Nederlands leren en spreken opent de deur naar een geslaagde integratie en helpt om snel een volwaardige plaats in onze samenleving in te nemen.

Wie in Vlaanderen zijn toekomst wil uitbouwen, moet ook bereid zijn onze publieke cultuur te internaliseren, eigen te maken. De belangrijkste bestanddelen ervan wil ik nog eens opsommen: onze fundamentele rechten en vrijheden, waaronder de vrijheid van mening; de scheiding van Kerk en Staat; de gelijkheid van man en vrouw; de pluraliteit van levensbeschouwingen; de niet-discriminatie op grond van afkomst maar evenmin op grond van seksuele geaardheid.

Die normen, waarden en regels, die publieke cultuur vormen de grondslag van ons samenleven. Zonder die canon van normen, waarden en regels verliest onze samenleving haar samenhang, haar cohesie. Ze trekken het kader waarin wij, ongeacht onze afkomst, in wederzijds respect voor elkaars overtuiging, in vrijheid en verantwoordelijkheid, conflictvrij kunnen leven en kunnen samenleven. Ze definiëren het burgerschap, ze bepalen wie deel is van onze politieke gemeenschap. Op basis van dat burgerschap kunnen wij, ondanks onze verschillende afkomst, ondanks een verdeeld verleden – op basis van dat burgerschap kunnen wij samen aan een gedeelde toekomst, aan de toekomst van Vlaanderen bouwen.

***

‘Om iets te zijn, moeten wij Vlamingen zijn. – Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden.’

De gevleugelde woorden van August Vermeylen zijn intussen bijna 120 jaar oud – en nog immer actueel. Uiteraard kon Vermeylen niet de Europese Unie als interne markt of politieke structuur bedoelen, en verwees hij naar Europa als cultuurpatroon, als drager van gemeenschappelijke waarden.

Intussen zijn we niet alleen Europeeër, maar ook burger van de Europese Unie. En aan die Europese Unie hebben wij veel te danken.

Al zestig jaar verbindt ze mensen en volkeren.

Al zestig jaar brengt ze ons continent vrede en stabiliteit.

Al zestig jaar verankert ze de waarden van de Verlichting, zoals die bij de eeuwwisseling bevestigd werden in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

Al zestig jaar creëert ze werk, groei en welvaart. Zeker voor Vlaanderen, met zijn extreem open economie, vormt de Europese Unie een enorme afzetmarkt zonder grenzen. En het gemeenschappelijk handelsbeleid creëert ook buiten Europa grotere afzetmarkten voor Vlaamse producten.

Ter wille van het belang van de Europese Unie voor Vlaanderen, heeft de Vlaamse regering zich in haar visienota van 30 september 2016 over de toekomst van de Europese Unie uitgesproken voor een verdieping van de interne markt, zodat de economische unie ook een transportunie, een energie-unie en een digitale unie wordt. Wij willen de Europese Unie zien uitgroeien tot een wereldspeler in internationale handel, tot een factor van vrede en stabiliteit in de wereld, tot een Unie die onze gedeelde fundamentele waarden, normen en vrijheden bewaakt en in alle continenten uitdraagt.

Het Europese project zal echter maar succesvol voortgezet kunnen worden, wanneer de Unie trouw blijft aan haar devies: “In varietate concordia” – Verenigd in verscheidenheid.

Het Europese project zal maar succesvol voortgezet kunnen worden, wanneer de Unie respect heeft voor de rijkdom van haar talen en culturen, respect voor de diversiteit van haar volkeren en naties, voor hun geschiedenis en hun identiteit – ook wanneer die naties streven naar staatsvorming.

Daarom betreuren wij dat de Europese Commissie en de leiders van de Europese Unie de andere kant opkeken, toen verkozen vertegenwoordigers van de Catalaanse natie aangehouden en opgesloten werden, en de uitoefening van het regionale zelfbestuur de facto onmogelijk werd gemaakt – regionaal zelfbestuur dat nochtans gewaarborgd is door het Unieverdrag, ik citeer artikel 4: ‘De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur.’

Ik kan niet aanvaarden dat in 2018 in een lidstaat van de Europese Unie leiders van een volksbeweging, verkozenen des volks en ministers vervolgd worden en al negen maanden in de cel zitten, hoewel ze nooit enige daad van geweld hebben gepleegd, hoewel ze daar nooit toe opgeroepen hebben.

Het is hoog tijd dat die gang van zaken getoetst wordt aan het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

***

In de opgang van het Vlaamse volk en de ontvoogding van Vlaanderen zijn er enkele markante mijlpalen.

1898 is zulk een mijlpaal. De Gelijkheidswet, die op 8 april honderd twintig jaar oud was, erkende eindelijk het Nederlands als officiële landstaal, naast en gelijkwaardig aan het Frans.

Vijftig jaar na ‘Leuven Vlaams’ is Vlaanderen een zelfbewuste natie en een toonaangevende, dynamische deelstaat

Ook 1968 is een mijlpaal. De doortrekking van het beginsel ‘streektaal = onderwijstaal’ tot de universiteit van Leuven, was het sluitstuk van het taalwetgevingsproces dat een eeuw voordien was begonnen. Tegelijk vormde de Leuvense kwestie de politieke opmaat van de staatshervorming, van de verbouwing van het unitaire België tot een federale staat – een transitie die nog niet tot voltooiing is gekomen.

Honderdtwintig jaar na de Gelijkheidswet, vijftig jaar na ‘Leuven Vlaams’ is Vlaanderen een zelfbewuste natie en een toonaangevende, dynamische deelstaat, zijn de Vlamingen trots op de weg die is afgelegd, op wat in al die opeenvolgende jaren en decennia is verwezenlijkt en verworven.

Zelfbewust en trots mogen we zijn, zeker op onze Vlaamse Feestdag. Zelfbewust en trots, maar niet zelfgenoegzaam en ijdel. In tal van domeinen staat Vlaanderen aan de Europese top. Wij hebben excellente universiteiten, wij hebben uitmuntende onderzoeksinstellingen, wij hebben innovatieve ondernemers en vakbekwame werknemers. Wij hebben sporters van het allerhoogste niveau, vrouwen zowel als mannen. Vele Vlamingen schitteren in de wereld van kunst en cultuur.

De wil om bij de beste te zijn, om te excelleren, maakt deel uit van onze Vlaamse identiteit.

Ons onderwijs is altijd al van topniveau geweest, en op vele vlakken is het dat nog altijd. Laat er ons allen samen voor zorgen dat ons onderwijs ook in de toekomst op álle vlakken tot de Europese top blijft behoren, de wapenspreuk van Gruuthuse indachtig: ‘Plus est en vous!’

Op deze Groeningekouter hebben we in 1302 het Franse ridderleger verslagen. Laat ons hopen dat onze Rode Duivels straks de Fransen opnieuw verslaan

Ook in de strijd tegen de krapte op de arbeidsmarkt moeten we ambitieus zijn. De werkzaamheidsgraad in Vlaanderen is beduidend hoger dan in Wallonië en Brussel.

Tegen 2020 halen we wellicht de 75 procent-doelstelling, maar om écht tot de Europese top te behoren, moeten we naar 80 procent streven.

Ik roep de federale regering daarom op om inzake arbeidsmarktbeleid een nieuw pakket ambitieuze hervormingsmaatregelen te nemen die het arbeidsmarktbeleid van de Vlaamse regering ondersteunen en versterken.

Inzake investeringen heeft de Vlaamse regering het tempo al drastisch opgedreven, en ze blijft dat doen, zonder de begroting uit evenwicht te brengen. Willen we aansluiting vinden met de Europese top, dan moeten we een ambitieuze investeringsnorm durven vast te leggen.

In de strijd tegen de klimaatverandering moet Vlaanderen eveneens ambitieus durven te zijn. De omslag maken naar een koolstofarme samenleving met zoveel mogelijk hernieuwbare energie, is broodnodig. In alle cruciale domeinen, met name transport, landbouw, gebouwen en industrie, moeten we bijkomende ambitieuze klimaatmaatregelen nemen.

Ambitie hebben, de lat hoog leggen, excelleren: ze zijn altijd al eigen geweest aan de Vlamingen, ze zijn – ik zei het al – deel van onze identiteit. Laten wij dat zo houden, en zodoende de basis leggen voor de welvaart en het welzijn van morgen en overmorgen. Dat is mijn wens, dat is mijn droom op de vooravond van 11 juli.

En tot slot: op deze Groeningekouter hebben we in 1302 het Franse ridderleger verslagen. Laat ons hopen dat onze Rode Duivels straks de Fransen opnieuw verslaan, zij het dit keer in een sportieve en niet bloedige strijd.

Ik wens u allen een fijne Vlaamse Feestdag!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content