Vrijdaggroep

‘Vakbonden zijn passé, maar ze kunnen weer relevant worden’

‘Om opnieuw relevant te worden, zullen vakbonden hun ideeënarsenaal moeten vernieuwen en hun werkmethoden moderniseren’, schrijft Paul Dermine van de Vrijdaggroep.

De sociale en politieke strijd in het Europa van de negentiende eeuw resulteerde in het ontstaan van een sociaal organisatiemodel, de ‘sociaaldemocratie’, met als uitgesproken kenmerk de logica van de representatie. In dit model steunt de politieke en sociaal-economische werking op intermediaire organisaties, partijen en vakbonden (van werknemers en werkgevers). Onderhandeling en concurrentie leveren keuzes op die de voorkeuren en eisen van individuen moeten weerspiegelen.

Vakbonden zijn passé, maar ze kunnen weer relevant worden

Deze organisaties organiseren soms ook publieke acties en leveren diensten aan de bevolking. Dit op bemiddeling gestructureerde sociaal-politieke systeem was een ongelofelijk succes. Het heeft meer sociale en politieke vrede en economische welvaart gebracht dan onze Europese samenlevingen ooit hadden gekend. Geleidelijk aan verwief het model een monopolie en drong het door in alle uithoeken van de wereld. We geloofden dat we op weg waren naar een zeker ‘einde van de geschiedenis’, zonder terug te keren.

De actualiteit van de afgelopen jaren suggereert echter het tegenovergestelde. In een reeks opmerkelijke essays komt Yascha Mounk, een briljant politicoloog aan Harvard, tot de onrustwekkende vaststelling dat de sociaaldemocratie in onze westerse samenlevingen al ver is uitgehold, vooral bij jongere generaties. Hij waarschuwt ons voor de risico’s van een mogelijke erosie van onze sociale democratieën. We kunnen enkel vaststellen dat de laatste politieke en sociale trends op het continent hem misschien gelijk zullen geven. Het fenomeen is uiteraard complex en heeft tal van oorzaken.

Traditionele partijen en vakbonden lijken overbodig te worden en hebben vandaag moeite om hun gebruikelijke, structurerende rol te vervullen.

Maar een van de belangrijkste verklaringen vinden we bij de middenveldorganisaties en de crisis die zij momenteel doormaken. Traditionele partijen en vakbonden lijken overbodig te worden en hebben vandaag moeite om hun gebruikelijke, structurerende rol te vervullen. Zowel aan linker- als aan rechterzijde zijn de traditionele partijen in vrije val. Steeds meer burgers keren hen de rug toe ten gunste van populistische bewegingen en persoonlijkheden, die het principe van politieke bemiddeling verwerpen en een directe band willen creëren met het volk, dat ze natuurlijk in zijn geheel willen vertegenwoordigen.

Exemplarisch zijn de vakbonden: hun ledenaantallen gaan al tientallen jaren achteruit en bovendien worstelen ze met het mobiliseren en doorwegen in de cruciale sociale conflicten waarmee onze samenlevingen momenteel worden geconfronteerd.

Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag.

Ten eerste is er het normatieve kader waarin partijen en vakbonden de realiteit zien en proberen te beïnvloeden. Tot op zekere hoogte zijn de door hen geërfde leesschema’s niet meer actueel en daardoor ontoereikend om na te denken over de huidige sociale en politieke problemen. Kunnen we de arbeidswereld en de sociaal-economische relaties echt nog steeds analyseren in termen van de klassenstrijd?

Ligt de fundamentele dialectiek van onze tijd niet elders, met name in de vraag naar de voordelen van vrijhandel en het openen van de grenzen? Moet samenleven in onze multiculturele en grondig vermengde maatschappijen worden gezien in het licht van een Romeinse opvatting van burgerschap, dan wel van een orthodoxe visie op secularisme?

Partijlidmaatschap en politiek en maatschappelijk engagement kunnen niet langer worden georganiseerd op basis van een tekst uit de negentiende eeuw.

Ten tweede is er het gemeenschappelijke fenomeen van globalisering en Europese integratie, dat de afgelopen decennia heeft bijgedragen aan de internationalisering van de meeste grote uitdagingen waarmee onze samenlevingen vandaag worden geconfronteerd (fiscale en sociale dumping, migratie en integratie, gebruik van overheidsuitgaven, strijd tegen de klimaatverandering, …). Desondanks blijft het middenveld diep in de nationale arena verankerd en werken ze aan de supranationalisering van hun werking.

Ondanks meerdere pogingen moet de intrede van Europese politieke partijen nog worden gerealiseerd. Onze bonden slagen er niet in om gecoördineerd weerstand te bieden tegen de kunstgrepen van multinationals en reageren meestal in verspreide slagorde. We zien een fundamentele verschuiving tussen de aard van de problemen die de vakbonden en de partijen van plan zijn aan te pakken, en hun werkelijke vermogen om te handelen. Wie achter de feiten aanloopt, is noodzakelijkerwijs beperkt tot het leggen van een pleister op de wonde en het controleren van de symptomen zonder de oorzaken te kunnen behandelen.

Nieuwe vormen van arbeid

Ten slotte lijken de middenveldorganisaties nog niet helemaal te hebben begrepen dat zij hun samenstelling en de modaliteiten van hun werking in deze elektronische en digitale revolutie moeten herzien. Partijlidmaatschap en politiek en maatschappelijk engagement kunnen niet langer worden georganiseerd op basis van een tekst uit de negentiende eeuw. Bovendien zien we in deze gig economy nieuwe vormen van arbeid en ondergeschiktheid verschijnen, waardoor het traditionele onderscheid tussen werkgever en werknemer dreigt te vervagen en er nieuwe scheidingslijnen ontstaan.

Met deze nieuwe categorieën van outsiders, die momenteel geen stem hebben in het publieke debat, moeten de bonden hun basis uitbreiden. De syndicale strategie en haar traditionele contestatiemethoden (te beginnen met de staking) zouden ook gebaat zijn bij verfijning en modernisering.

Vakbonden en politieke partijen behoren tot de grondleggers van de Europese sociaaldemocratie. Hun levenskracht is een voorwaarde voor de algehele stabiliteit van het gebouw. Maar vandaag lijken onze intermediaire organisaties aan het eind van hun Latijn en bijna achterhaald. Toch zijn ze nog niet ten dode opgeschreven. Als ze de kracht vinden om zichzelf opnieuw uit te vinden, hun ideeënarsenaal te vernieuwen door het nationale kader te overstijgen en hun samenstelling en werkmethoden te moderniseren, kunnen ze opnieuw geloofwaardige woordvoerders worden voor de burgerlijke en sociaal-economische aspiraties van het individu in onze postmoderne samenleving.

Paul Dermine is promovendus in Europees recht aan de Universiteit van Maastricht en lid van de Vrijdaggroep, een beleidsplatform voor jongeren van diverse pluimage ondersteund door de Koning Boudewijnstichting www.vrijdaggroep.be . Twitter: @Friday_Group

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content