Jonathan Peck

Theorie en praktijk van de digitale democratie

De Junior Journalist wedstrijd is een initiatief van het Davidsfonds. In dit winnende opiniestuk beschrijft de auteur de gevolgen van de digitaliserende maatschappij.

‘2006 is het jaar van de nieuwe, digitale democratie. Internet draait almaar meer rond inhoud van de gebruikers zelf.'[1]

Dit soort zaken heb ik de laatste twee jaar almaar vaker gehoord. Hoewel we ondertussen al bijna 2012 zijn en de grote fenomenen die uitgeroepen werden tot de manifestatie van een digitale democratie veel verder gevorderd zijn, blijven veel mensen in de illusie dat we een soort digitale democratie tegemoet gaan …

Web 2.0 en de grote revolutie
Met de komst en het steeds maar interactiever worden van diensten als (in volgorde) YouTube, Facebook en Google+, lijkt de digitale maatschappij een feit. Want dat is wat deze websites in feite doen: ze creëren een online maatschappij, een waarin ze mensen willen doen profiteren van de voordelen van het internet, en hen tegelijk in contact brengen met elkaar alsof ze echt in dezelfde maatschappij leven.

Er is wel een gigantische ‘maar’: iedere maatschappij moet volgens een bepaald systeem in de hand gehouden worden, anders ontstaat er chaos en kan de dienst niet meer goed functioneren. In het echte leven zijn dit de wetten, vastgelegd in bindende documenten. Online komt dit echter altijd neer op de willekeur van de administrators, vastgelegd in de ToS of ‘Terms of Service’. En deze ToS vormen net het grote probleem.

Laten we Google+ even nemen als ultiem voorbeeld van de problemen die inherent zijn aan ‘moderne’ online maatschappijen (alhoewel vele zaken even goed op Facebook van toepassing zijn). De lezer moet hierbij wel in gedachten houden dat indien iemand verbannen wordt van Google+, de persoon in kwestie volledige toegang tot zijn of haar Google Account verliest. Dit impliceert alle daaraan verbonden diensten, waaronder Gmail, Google Docs en andere, die vaak heel belangrijk zijn voor de moderne mens. Ik ken het verhaal van iemand die sollicitatiegesprekken heeft misgelopen omdat zijn e-mailadres het enige contactpunt was …

Zo is er bijvoorbeeld Google’s ‘real name policy’: iedereen moet zich registreren met zijn of haar echte naam, niet met een pseudoniem. Dit lijkt redelijk, maar wat zijn de implicaties? Google kan niet manueel de massa’s aan registranten doorploegen om elke naam te controleren, dus gebruiken ze, naast een geautomatiseerd systeem dat verdachte namen opspoort, ook een knop waarop eender wie kan klikken om de naam in kwestie te rapporteren. Gevolg: al heel wat mensen, waaronder prominent blogster Violet Blue, liepen het risico permanent verbannen te worden omdat hun naam niet echt genoeg ‘klonk’.[2]

Beroemdheden daarentegen, zoals Lady Gaga en 50 Cent, mogen dan weer wél hun pseudoniem gebruiken.[3]
Niet alleen is dit hypocriet, maar Google gaat hier voorbij aan situaties waarin mensen een pseudoniem moeten gebruiken. Zoals John Paul Stevens zegt: ‘Anonymity is a shield from the tyranny of the majority. It thus exemplifies the purpose […] to protect individuals from retaliation – and their ideas from suppression – at the hand of an intolerant society. The right to remain anonymous may be abused when it shields fraudulent conduct. But […] our society accords greater weight to the value of free speech than to the dangers of its misuse.'[3]

Normaal gezien heeft iedere gebruiker op Google+ vier dagen tijd om zijn of haar naam te wijzigen. iNTolT, nog iemand die bekend is onder een pseudoniem, net als beroemdheden dat zijn onder hun artiestennaam, kreeg ook met deze melding te maken. Hij plaatste een deftige post op zijn Google+-account waarbij hij Vivek (Vic) Gundotra (Vic is het pseudoniem dat Gundotra op Google+ gebruikt, nvdr), Senior Vice President van Social Business bij Google, verzocht om wegens zijn bekendheid zijn naam en account te sparen. Gundotra heeft die post gelezen en iNTolT werd nog geen acht uur erna geschorst van Google+, in plaats van vier dagen erna …

Een tweede onderdeel van de democratie van Google+, is hun beleid rond NSFW-inhoud (Not Safe For Work). In de ToS staat omtrent seksueel expliciete inhoud het volgende: ‘Do not distribute content that contains nudity, graphic sex acts, or sexually explicit material. Do not drive traffic to commercial pornography sites. Your Profile Picture cannot include mature or offensive content. For example, do not use a photo that is a close-up of a person’s buttocks or cleavage.'[4]

Opnieuw, op het eerste zicht lijkt dit normaal: ze willen niet dat Google+ verandert in een gore pornozaak. Maar, opnieuw, wat zijn de implicaties? Dit soort beperkingen maakt het netwerk veilig voor kinderen. Iedere normale maatschappij bestaat echter uit meer dan alleen kinderen, en wie gaat het veilig maken voor hen? Google+ blokkeert namelijk het minste wat ook maar refereert aan seks en in de meeste gevallen mag de auteur daarna ook zijn account vaarwel zeggen, met alle hierboven beschreven nadelen. Er is daarnaast geen enkel mechanisme in Google+ waarmee mensen hun posts kunnen modereren en instellen dat het NSFW is, zodanig dat enkel bepaalde leeftijdsgroepen het kunnen zien. Op die manier lijkt iedere seksuele inhoud een opzettelijke poging om jonge kijkers aan porno bloot te stellen.

De problematiek kan heel goed via dit citaat van Dark Pen worden aangekaart: ‘I’m tired of having my rights as an adult ignored. Sex exists. Naked people exist. Please grow up. It IS your service, of course. But honestly, if you only wanted to market it to religious people and children, you should have told us that when you rolled it out.'[4]

Gedenk hierbij dat kunstenaars, schrijvers en andere artiesten zo ook in de problemen komen wat betreft artistieke expressie. Hoe zou Tom Lanoye’s Het Goddelijke Monster het doen volgens Google? Of de Allegorie van Bronzino? Of, misschien gepaster, Nineteen Eighty-Four van George Orwell, waar ook seksscènes in voorkomen hoewel Google zich duidelijk door dit boek heeft laten inspireren op vlak van censuur? Stuk voor stuk kunstwerken die verwijderd zouden worden indien Google het voor het zeggen zou hebben.

Het hele concept van NSFW is trouwens in se betwistbaar. Dit wordt mooi geïllustreerd door volgend citaat van Morgaine Dinova: ‘The concept of NSFW isn’t really helpful outside a single society, and doesn’t really make sense in a worldwide, multi-national and multi-cultural setting. What G+ needs, is topic classification, not imposing one nation’s set of value judgements on everything using some arbitrary scale.’

Conclusie
Er zijn nog mensen die, vrij terecht, werken volgens het principe: ‘Don’t like it, don’t use it.’ We hebben nog altijd de keuze om Google+ of Facebook te gebruiken of niet. Voorlopig is dit waar, maar voor hoelang nog? Hebben we niet al allemaal die knop gezien op diverse websites: ‘Connect with Facebook’? Hiermee registreert men een account door een site te verbinden met Facebook, zodat het opnieuw invullen van een formulier overbodig is.

En is het ook niet zo dat steeds meer websites geen eigen systeem meer implementeren om gebruikers reacties te laten plaatsen, maar in plaats daarvan een Facebookplugin gebruiken? Hierdoor hebben de administrators minder werk en wordt de reactie ook nog eens bekend gemaakt aan alle ‘vrienden’. Hoelang nog vooraleer nagenoeg alle sites enkel nog maar ‘Connect with Facebook’ en zogenaamde ‘Facebookfeeds’ gebruiken om inhoud te plaatsen?

Sociale netwerken zijn een fenomeen dat alleen maar groter gaat worden, en op dit moment zijn ze ongeveer even sociaal als IngSoc. Met de toenemende nadruk en zelfs nood aan een account op minstens één sociale netwerksite in gedachten, is het ‘don’t like it, don’t use it’-principe dan wel nog houdbaar?

Een ding is zeker: zoals het er nu uitziet, gebruiken Google en Facebook hun online maatschappij ter manifestatie van hun eigen, persoonlijke dictatuur. Uiteindelijk zullen er wetten moeten komen vanuit de democratie van de echte wereld om democratie op het internet te forceren, want uit eigen beweging lukt dit nooit. Zolang de sites zelf hun ToS, hun wetboek dus, mogen opstellen, is de digitale democratie onrealiseerbaar. De internetmaatschappij vandaag is vergelijkbaar met onze maatschappij in de jaren 1500, en we dreigen daarop terug te vallen als er niet snel iets gebeurt.

Bronnen 1. Frederic Petitjean, ‘ANALYSE. Waarom Time ‘ons’ tot persoon van het jaar uitroept’, De Standaard, 19/12/2006, geraadpleegd op 11/11/2011. 2. Violet Blue, ‘Google Plus: Too Much Unnecessary Drama’, ZDNet, 23/08/2011, geraadpleegd op 11/11/2011. 3. Scott Raymond, ‘Google+ real name clampdown ignores own grace period’, ZDNet, 24/08/2011, geraadpleegd op 11/11/2011. 4. Violet Blue, ‘Google Plus: Fast, Cheap and Out of Control’, ZDNet, 21/07/2011, geraadpleegd op 11/11/2011.
Commentaar juryleden Rik Van Cauwelaert en Clo Willaerts Knack-directeur Rik Van Cauwelaert en journaliste Clo Willaerts verkozen Jonathan Peck tot dé Junior Journalist in reeks 4. “‘Theorie en praktijk van de digitale democratie’ is inhoudelijk erg sterk. De bronnen waren niet de meest voor de hand liggende maar wel de meest relevante voor de redenering in dit artikel”, zegt Clo Willaerts. Rik Van Cauwelaert: “Het opiniestuk van Jonathan is voortreffelijk gedocumenteerd (heel gewetensvol met bronvermeldingen) en bovendien goed, doordacht, geargumenteerd geschreven.”

De Junior Journalist wedstrijd is een initiatief van het Davidsfonds in samenwerking met Knack. Dit jaar namen 36.531 jongeren deel.
De laureaten zijn:
In reeks 1 (derde graad basisonderwijs): Astrid Vaganée uit Kapelle-op-den-Bos, met het fantasierijke ‘Mijn computer praat met mij’, waarin ze vertelt hoe haar computer haar helpt om de Junior Journalist-wedstrijd te winnen.

In reeks 2 (eerste graad secundair onderwijs): Stef Van Aken uit Boechout, die in ‘Spielvögel’ beschrijft hoe hij in een spannende game terechtkomt en wordt achtervolgd door een gevaarlijke tyrannosaurus.

In reeks 3 (tweede graad secundair onderwijs): Jolien Op de Beeck uit Bonheiden, met haar interview ‘Identiteitsmisbruik via chatrooms’. Ze interviewt Katrijn, een meisje dat zich op de chat laat verleiden tot een gevaarlijk afspraakje.

In reeks 4 (derde graad secundair onderwijs): Jonathan Peck uit Belsele, die het opiniestuk ‘Theorie en praktijk van de digitale democratie’ tokkelde. Daarin kaart hij de gevolgen van de digitaliserende maatschappij aan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content