Gie Goris

Terugsturen naar Afghanistan?

Peter Adriaenssens pleit voor grote omzichtigheid als men overweegt minderjarigen naar die chaos en uitzichtloosheid terug te sturen. Maar eigenlijk geldt dat ook voor wie net 18 geworden is, of voor volwassen Afghanen.

Minderjarigen terugsturen naar een land in oorlog, dat is bewust trauma’s creëren volgens prof. Peter Adriaenssens in de Brusselse Begijnhofkerk, waar tientallen Afghaanse vluchtelingen al een week lang bijeenkwamen om aandacht te vragen voor hun kwetsbare situatie. Met zijn standpunt gooit Adriaenssens een steen in een poel die net rimpelloos verklaard was door staatssecretaris Maggie De Block.

Net een jaar geleden woedde volop een zeer gemediatiseerde controverse over het terugsturen van Parwais Sangari naar Afghanistan. Naar aanleiding daarvan beloofde mevrouw De Block een beter en efficiënter beleid: ze zou ervoor zorgen dat jonge Afghanen vroéger teruggestuurd konden worden. Daarvoor verwees ze naar Erpum (het European Return Platform for Unaccompanied Minors), dat mikt op het snel terugsturen van Afghaanse minderjarigen die geen kans maken op erkenning van het asielaanvraag. ‘Onze kinderen worden op hun 18de verjaardag ook meerderjarig en moeten ook op eigen benen leren staan’, voegde de staatssecretaris daar nog aan toe. ‘Ik kan niet buiten gaan want ik heb er problemen met andere mensen die me zullen vermoorden als ze me zien. Ik leef al een jaar ondergedoken.’ Angst, werkloos, uitzichtloos, dat is de toestand van die ene teruggestuurde jongen die de media is blijven volgen.

‘Wij weten uit onderzoek,’ zei Peter Adriaenssens, ‘dat periodes van abnormale stress uitermate schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de hersenen in de eerste 18 jaar. Uit journalistiek onderzoek blijkt dan ook dat wie teruggestuurd werd als kind het meestal niet goed doet in zijn leven achteraf. Dat ligt niet enkel aan de schok van het geweld waarmee ze terplaatse geconfronteerd worden. Die mislukkingen zijn vooral het resultaat van het feit dat die kinderen uit een slechte en onzekere toestand weggestuurd worden naar een nog slechtere, uitzichtlozere toestand.’

Adriaenssens vergelijkt de apathie van de publieke opinie en de beleidsmakers tegenover de trauma’s die veroorzaakt worden door het huidige terugstuurbeleid met de lichtzinnigheid waarmee dertig jaar geleden olmgegaan werd met seksueel misbruik van kinderen. ‘Als wij doorgaan met het huidige terugstuurbeleid zullen er over dertig jaar in landen als Afghanistan initiatieven ontstaan die om erkenning zullen vragen voor de trauma’s van kinderen die teruggestuurd werden naar oorlogsgebied. En overal ter wereld zullen mensen zich afvragen hoe het toch mogelijk was dat we zulke evidente schendingen van de rechten en de waardigheid van kinderen hebben kunnen toelaten.’

Peter Adriaenssens was dan ook bijzonder scherp voor de beleidsverantwoordelijken die de beslissingen nemen om jongeren of kinderen terug te sturen. ‘Eigenlijk zouden we deze jongeren moeten bekijken als onze toekomstige ambassadeurs, maar in de plaats daarvan zullen zij vooral onthouden wat de westerse normen en waarden waard zijn in de praktijk. Zij zullen zich later vooral de brutaliteit van ons systeem herinneren, wat de geweldcyclus verder dreigt te voeden.’

Overigens kwam ook Mieke Van Hecke, topvrouw van het katholiek onderwijs, heel nadrukkelijk pleiten voor bijzondere aandacht voor de basisrechten van Afgaanse minderjarigen, waaronder recht op onderwijs.

Het probleem is dat goed onderwijs op zich de toekomstperspectieven van de Afghaanse minderjarigen ondermijnt. Dat blijkt uit het verhaal van Parwais, die als lasser niet aan de slag kan in Kaboel omdat daar geen industrie is zoals bij ons en hij alleen als zelfstandige zou kunnen opereren, wat gezien zijn situatie niet lukt. Ook in de Begijnhofkerk waren heel wat -wanhopige- tieners aanwezig. Ajmit, een tiener die haar diploma gehaald heeft na grote inspanningen om Nederlands te leren en alle cursussen te blokken, signaleert dat ze met al die opgedane kennis niet veel is, zolang ze niet legaal in België kan verblijven. ‘Ik heb alles gedaan wat van mij verwacht werd’, zegt ze. ‘Ik ben naar school gegaan en dag en nacht gestudeerd. Ik haalde mijn diploma. Ik heb Nederlands gestudeerd. Ik heb me geïntegreerd. En nu moet ik officieel thuis gaan zitten, omdat ik niet mag werken. En straks word ik op een vliegtuig naar Kaboel gezet.’

Ajmit heeft geen boodschap aan betrokkenheid. Of beter: ze apprecieert die betrokkenheid, maar vraagt beleefd, en dan dringend, en daarna met woedende tranen in de ogen wanneer al die mooie gestes papieren opleveren. Voor haar, voor haar ouders, voor haar jongere zus. En voor al die andere Afghanen ‘die niet naar hier kwamen voor een vakantie aan het strand’.

De Belgische overheid doet er goed aan in dialoog te gaan met de Afghanen die in ons land verblijven. De Belgen die vorige week betrokken waren bij de acties in en vanuit de Begijnhofkerk hebben er alles aan gedaan om geen valse hoop te creëren, maar dat belet niet dat al die moeders en vaders, kinderen en tieners behoefte hebben aan hoop. Ze hebben er, als mensen, ook recht op. Indien men nu achteloos omgaat met de signalen en vragen, dan duwt men deze wanhopige gemeenschap in de richting van wanhopiger verzet, zoals we al eerder gezien hebben. En dat wordt dan al snel weggezet als chantage.

België zou, op basis van het pleidooi van Peter Adriaenssens, besherming moeten bieden aan minderjarigen die anders dreigen teruggestuurd te worden naar een land in oorlog. Maar ons land zou ook een globaler beleid rond Afghaanse vluchtelingen moeten formuleren. België is immer volop betrokken partij bij het conflict in Afghanistan.

Wij hebben het voorbije decennium grote sommen vrijgemaakt voor de deelname aan de Navo-operatie die mee verantwoordelijk is voor de huidige oorlogstand in Afghanistan. In de jaren 2008-2011 bedroeg de jaarlijkse kost van onze militaire aanwezigheid ongeveer 110 miljoen euro. Daarnaast werd tussen 2002 en 2012 ook nog eens ongeveer 85 miljoen euro besteed aan ontwikkeling en heropbouw van het land. Wie nu simpelweg budgettaire redenen zou inroepen om de nodige bescherming te weigeren, bezondigt zich aan eenzijdige begrotingsorthodoxie, waarbij menselijke noden veel minder wegen dan geostrategische belangen. We denken niet dat mevrouw De Block dat standpunt zou willen verdedigen of verpersoonlijken. Zelfs een christendemocraat als vice-premier Pieter De Crem kan niet verdedigen, toch?

Gie Goris, hoofdredacteur MO*

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content