Euthanasie en zelfdoding in de klassieke oudheid

Vrouwen en slaven doen het met gif of verhangen zich. Echte mannen storten zich op hun zwaard of laten hun aderen openleggen. Een gesprek met zelfmoorddeskundige en Grieks-Romeins cultuurhistoricus Anton van Hooff – met tips voor onze huidige politici.

Anton van Hooff – Nero & Seneca. De despoot en denker

Uitgeverij: Ambo

Aantal pagina’s: 263

Prijs: 24,95 euro

ISBN: 978-90-263-2283-9

De Nijmeegse emeritus hoofddocent Grieks en Latijn Van Hooff is als voorzitter van de atheïstisch-humanistische vereniging De vrije gedachte een hevig voorstander van de antieke manier van zelfdoding. Zijn studieterrein vormt een permanente bron van inspiratie voor de hedendaagse levens- én stervenspraktijk.

En die stervenspraktijk zag er in het geval van Nero en Seneca helemaal anders uit dan vandaag. Hun zelfdoding gebeurde met de vanzelfsprekende hulp van derden. Voor Seneca was dat een arts die zonder ethische bezwaren of scrupules uitvoerde waar zijn levensmoede patiënt hem om vroeg.

Anton van Hooff: Artsen werden in de antieke tijd geacht om gewoon te helpen zonder daarbij vragen te stellen. Ze waren het verlengstuk van je eigen wil als patiënt. Het waren trouwens vaak slaven. Je huurde een arts in als instrument die deed wat jíj wou.

Nu worden artsen opgezadeld met een ethische verantwoordelijkheid. In de klassieke oudheid was het jouw verantwoordelijkheid om de arts te gebruiken naar eigen goeddunken. Dat is pas echt zelfbeschikking, en het is voor mij eigenlijk een model hoe het er ook vandaag toe zou moeten gaan: je raadpleegt de arts om hem te vragen hoe je het beste euthanasie kunt plegen, en hij faciliteert zonder meer.

Seneca’s zelfdoding ging wel heel ver in de manier waarop ze werd uitgevoerd?

Van Hooff: De zelfdoding van Seneca was een toneelopvoering die hij zelf heeft geënsceneerd, samen met zijn vrienden. Maar Seneca’s gedwongen zelfdoding was evenzeer een zaak van het veiligstellen van de nalatenschap. Wie werd gedood, verloor alles aan de staat en de erfgenamen kregen dus niets. Wie zelf voor de dood koos, zoals Seneca door Nero werd opgedragen, toonde zich loyaal ten opzichte van de keizer en dus kon de erfenis probleemloos worden opgenomen door de nabestaanden.

De zelfdoding werd een soort van salonritueel waarbij iedereen leentjebuur speelde bij elkaar. Het kwam eropaan om vrienden om je heen te verzamelen en om een paar wijze dingen te vertellen. In de perceptiemaatschappij die de Romeinse ook was, betekenden respect en waardigheid alles.

De ogen van de anderen zijn voortdurend op je gericht. Je bestaat pas in de blik van die anderen. Schaamte voor het verlies van die eigen waardigheid dreef hen de dood in, en dat geldt nu trouwens in vele samenlevingen nog, waar meisjes na verkrachtingen zelfmoord plegen.

U spreekt consequent over zelfdoding en niet over zelfmoord.

Van Hooff: De Romeinen kenden het woord zelfmoord niet, zoals mors voluntaria – Latijn voor zelfgekozen, vrijwillige dood – bewijst. Seneca beschrijft in zijn geschriften hoe hij er ooit aan dacht om zichzelf om te brengen – hij was nogal ziekelijk en leed aan astma – maar het toch niet deed om zijn vader niet te verdrieten.

Hij vertelt hoe zelfs een Germaanse gladiator zelfdoding verkoos boven het gevecht: hij ging naar de wc en stak de pleeborstel in zijn keel om zich zo te verstikken. Een dergelijk levenseinde kon op bijval van Seneca rekenen: ‘Zelfs kerels van zo’n lage komaf durven het. Waarom zouden wij het dan niet aan kunnen?’

Past zelfdoding in het stoïcisme van Seneca?

Van Hooff: Als er tekenen zijn dat je levenseinde gekomen is, moet je gaan. Die tekenen hebben vooral te maken met het verliezen van je waardigheid.

Seneca wordt weleens de filosoof van de zelfmoord genoemd omdat hij overal en altijd uitwegen uit dit leven zag: ‘Zie je die boom daar? Je kunt je eraan ophangen. Zie je die afgrond daar? Je kunt je erin storten.’

Waar een wil is, is een uitweg om de dood te kiezen. Hij gaat zeer ver in die permissiviteit om zichzelf te mogen ombrengen. Je moet je in de dood waarmaken. De dood is de bekroning van het leven.

Hoe komt het dat wij op z’n Grieks van euthanasie spreken, de goede dood, in plaats van op z’n Latijns over zelfdoding?

Van Hooff: In de oudheid verwijst het Griekse euthanatein naar edel of mannelijk sterven. Het voorvoegsel eu slaat dus niet zozeer op een goede dan wel op een edele of mannelijke dood: het sterven op het slagveld eigenlijk.

Bij de Romeinen verschoof de betekenis van euthanasie naar milde, pijnloze dood. Het is pas in de moderne tijd dat euthanasie verwijst naar de goede dood, waarbij iemand hulp verleent aan degene die dood wil. Door het christendom ontstaat er een taboe op zelfdoding die voortaan als zelfmoord wordt beschouwd en dus vooral als iets wat je niet doet.

Nero, die een verdorven reputatie heeft, was eigenlijk helemaal niet zo?

Van Hooff: Nero was nog maar zestien toen hij in het jaar 54 keizer werd. Hij werd omringd door jaknikkers. De eerste jaren liet hij zich leiden door zijn raadslieden, zeker door Seneca, en hij maakte er een punt van om de elite te ontzien. Hij had één ding goed geleerd of ingefluisterd gekregen: jaag de senatoriale elite niet op de kast.

Hij geeft de senaat weer nieuwe bevoegdheden die hem door voorgangers ontnomen waren. Hij beleefde gouden jaren, maar de dood van zijn moeder Agrippina in 59 was een eerste breekpunt – ook al werd daar al bij al zeer lauw op gereageerd omdat er in elke vorstelijke familie wel rare dingen gebeuren, aldus de communis opinio . Het is pas wanneer hij even later senatoren de dood in jaagt dat hij een slechte pers begint te krijgen. Maar dan alleen nog in beperkte kringen.

Nero heeft zijn negatieve imago dus vooral te danken aan de haat van de senaat?

Van Hooff: Het volk is Nero altijd blijven koesteren als een soort popster: never a dull moment met Nero de acteur, de dichter, de wagenmenner. Hij zorgde voor de show. Hij was een Elvis Presley op de troon. Toen Nero stierf, doken er andere Nero’s op. Zo geliefd was hij dus. Je kunt het vergelijken met Elvis die volgens sommigen nog altijd leeft.

Seneca adviseerde zijn keizerlijke pupil van bij het begin dat hij zich als heerser vooral mild moest gedragen.

Van Hooff: Machtigen kunnen eigenlijk alles: van legers laten marcheren tot heer en meester zijn over leven en dood. Maar de goede keizer houdt zich in en matigt zich. Seneca, de stoïcijn, schoof dus de mildheid als opperste heersersdeugd naar voren, want in de mildheid toont de vorst hoe zelfbeheerst hij wel kan zijn.

Vandaar het succes van Seneca’s pamflet over clementie in het absolutisme van de zestiende en zeventiende eeuw. Ook daar lieten de absolute despoten zich graag voorstaan op hun ostentatieve mildheid. ‘Ook al zijn we almachtig, toch besluiten we om wijs en mild te zijn.’ Kun je je nog een betere zelfreclame als heerser voorstellen?

Wat voor iemand was Seneca eigenlijk?

Van Hooff: Hij was dé Romeinse filosoof, maar zelf was hij weinig origineel: hij herkauwde wijsheden van filosofen voor hem. Maar hij was een briljant stilist, die altijd klaar stond met een goede spreuk en treffende beeldspraak.

Daarnaast was hij een allesbehalve wereldvreemde figuur en ontpopte hij zich tot een uitermate praktische politicus. Op crisismomenten, zoals bij de aanvankelijk mislukte moordaanslag op Nero’s moeder, had hij de tegenwoordigheid van geest om onmiddellijk een rookgordijn op te trekken en de senaat te doen geloven dat Nero zelf bijna het slachtoffer was geworden van een complot tegen zijn persoon waar zijn eigen moeder bij betrokken was. Kortom, hij was niet bang van vuile handen.

Op het pragmatische en bijna cynische af heeft hij zijn keizer in moeilijke momenten de hand boven het hoofd gehouden. Hij was trouwens ook een prima financier, die zijn miljoenen handig wist te beleggen. Als multimiljonair had hij in het rijk overal geld uitstaan.

Hij zorgde eveneens voor zijn broer?

Van Hooff: Hij heeft zijn broer Gallio tot gouverneur in Griekenland kunnen laten benoemen, dezelfde Gallio die de apostel Paulus nog voor de rechterstoel in Athene heeft gehad. Maar Seneca’s broer veroordeelde Paulus niet, omdat het volgens hem hier om interne Joodse conflicten ging waar de Romeinse overheid zich niet mee moest bemoeien.

Op die manier kreeg Seneca via dit milde, neutrale vonnis tegenover Paulus ook nog eens het aureool van christenvriend, en werd hij beschouwd als protochristen.

Vandaar allicht ook het succes van Seneca’s werk – van zijn brieven via ethiek tot zijn tragedies – tot diep in de christelijke middeleeuwen en de barok. Soberheid, matiging en je niet door je driften laten meeslepen – de heilige stoïcijnse drievuldigheid – is zeer herkenbaar voor christenen.

Had de stoïcijn Seneca iets met de christelijke naastenliefde?

Van Hooff: Nee. Bij Seneca draait alles om het eigen zielenheil. De wijze laat zich niet besmetten door extreme hartstochten en is daarom tegen gladiatorengevechten, die appelleren aan de slechtste instincten van de mens.

Idem dito voor je houding tegenover slaven: de wijze zal zich tegenover slaven waardig gedragen, niet uit een impuls van naastenliefde maar om zichzelf niet tot slaaf van de eigen driften te verlagen. De stoïcijn bewijst zijn menselijkheid niet tegenover anderen maar tegenover zichzelf. In die zin is het stoïcisme allesbehalve christelijk.

Trouwens, met een leven na de dood heeft de stoïcijn helemaal niets. De beloning van je daden gebeurt hier en nu. En vandaar dat Seneca als filosoof er geen graten in zag om de handen vuil te maken, of dat nu in de politiek of op de financiële markten was.

Moraal van het verhaal: hou je als intellectueel ver van autoritaire regimes?

Van Hooff: Je denkt dat je als intellectueel door je wijsheid die regimes kunt verzachten of bijsturen, maar uiteindelijk word je gewoon instrument van de macht. Als jongen uit de Spaanse provincie was het voor Seneca natuurlijk een geweldige boost dat hij van het verre Cordoba kon opklimmen tot de inner circle van de macht in Rome.

Maar ondertussen raak je natuurlijk ingekapseld tot en met. Het menselijke instinct om de andere kant op te kijken en de slechte dingen niet te willen zien – en het niet te willen weten – is enorm.

Zo is het ook met Seneca gegaan, en zo gaat het vandaag nog met intellectuelen die zich laten gebruiken door de macht. Je kunt het in Nederland vergelijken met de Leidse hoogleraren die de koningskinderen mogen opvoeden: je voelt je gevleid. Maar op de duur laat je je als spindoctor al te licht inpakken.

Macht corrumpeert altijd en overal?

Van Hooff: De hiërarchie van de monarchie werkt altijd bedervend. Daarom ben ik republikein. Ik vind het koningschap een onding, zowel voor de vorsten die sterke benen moeten hebben om die weelde te kunnen dragen als voor de dienaren, genre Seneca, die denken dat ze de vorst kunnen beïnvloeden maar ondertussen zelf een onderdeel van het probleem worden.

Ik zal nooit vergeten hoe prins Willem Alexander bij zijn eerste publieke tv-optreden tegenover Paul Witteman verzekerde dat hij zich niet liet omringen door een bende jaknikkers. Witteman vroeg hem toen heel beleefd of het niet saai was om altijd door iedereen geprezen te worden, waarop Willem Alexander hem verzekerde dat hij dat helemaal verkeerd zag want dat bij werkbezoeken de mensen tevoren de opdracht kregen om hem tegen te spreken. Hij had niet in de gaten hoe hij zichzelf met die confidentie onderuithaalde.

De monarchie is een enorm toneelspel waar hoegenaamd niets, maar dan ook niets echt aan is. Onlangs kwam het uit hoe koningin Beatrix bij haar aantreden het advies kreeg om haar koele imago te corrigeren. Een KLM-functionaris ontving prompt het consigne om Hare Majesteit bij een bad in de menigte spontaan te omhelzen en een kus te geven, kwestie van een warme, hartelijke Beatrix te kunnen tonen.

Nero was daarentegen echt een showman?

Van Hooff: Alles is onecht aan het koningschap, en dat gold in versterkte mate voor het keizerschap van Nero. Die jongen heeft niet de kans gehad om zich op een enigszins normale manier te ontwikkelen. En dat geldt voor alle koningskinderen die nooit zichzelf kunnen zijn.

Als Willem Alexander koning wordt, kan hij zichzelf toch onmogelijk voorhouden dat hij die functie heeft gekregen op grond van zijn kwaliteiten? Dat is toch dodelijk voor je zelfbeeld? Dus ga je jezelf wijsmaken dat je het bent geworden omdat je het zo goed doet.

Een stoet van slippendragers zal je daarin vervolgens ook bevestigen. Kijk maar naar Beatrix, die ondertussen zelfs denkt dat ze onmisbaar is geworden en daarom op de troon blijft zitten.

Lang leve de republiek?

Van Hooff: Tuurlijk. Kijk maar naar Duitsland, waar twee dagen na het ontslag van bondspresident Horst Köhler al twee goede kandidaten zich hebben gemeld.

In een echte democratie worden dergelijke opvolgingsproblemen zonder crisis opgelost, en krijgt een andere verdienstelijke politicus dan de hoogste status. Maar in koninkrijken of keizerrijken staat de dood van de autocraat vaak synoniem voor een bloedige opvolgingsstrijd.

Ze hadden Seneca beter keizer gemaakt?

Van Hooff: Ik geloof niet in de wijze of filosoof als toppoliticus, laat staan keizer. Ik heb zelf namelijk voor de sociaal-democratische PvdA enkele jaren in de Nijmeegse gemeenteraad gezeten, en ik heb gemerkt dat politiek slecht is voor het karakter. Zeker voor een academicus.

Als academicus twijfel je en heb je oog voor de andere kant van de medaille, maar als politicus moet je juist knopen doorhakken en mag je soms niet aarzelen. Ik heb het zelf maar enkele jaren gedaan omdat het begon te wringen, en ik zou het geen enkele intellectueel aanraden om het langer dan enkele jaren te doen.

Het cynisme ligt in de politiek op de loer, en je merkt dat briljante geesten er meestal weinig van bakken in de wereld van de politiek. Laat intellectuelen maar mopperen en columns schrijven, maar liever geen politiek ambt opnemen.

Frank Hellemans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content