Ann Peuteman

Veel families bestaan in 2020 uit vier generaties. Kinderen op de schoolbanken, ouders aan het werk, grootouders met één been op de werkvloer en het andere in hun pensioen, en overgrootouders die zo langzamerhand echt oud worden. Door vele echtscheidingen van de babyboomers en hun kroost, hebben scholieren vaak vier ouders en acht grootouders. Dat komt neer op minimaal zes keer zakgeld, elk jaar vier als Sinterklaas uitgedoste opa’s op bezoek en meer nieuwjaarsbrieven dan een lagereschoolkind leuk vindt.

De rijkste generatie wordt gevormd door de grootouders. Hun huis is al jaren afbetaald, de kinderen zijn al even lang het huis uit, ze hebben goed verdiend en genieten nu van hun spaarcenten. Niet dat ze met z’n allen met pensioen zijn. De absolute pensioenleeftijd bestaat immers niet meer. Die heeft de regering in een vlaag van politieke moed wijselijk afgeschaft toen bleek dat de schaarste op de arbeidsmarkt tussen 2010 en 2030 torenhoog zou worden. Iedereen mág nu vanaf zijn zestigste met pensioen en krijgt een basisuitkering die afhankelijk van loon en anciënniteit tussen een minimum- en een maximumgrens schommelt. Ondertussen blijkt haast iedereen te hebben aanvaard dat de overheid niet alles kan oplossen. Dat was vijftien jaar geleden wel anders. Wekenlang kwamen toen duizenden senioren op straat. Ze vatten post voor het kabinet van de minister van Sociale Zaken en eisten een volledig pensioen op 55 jaar én hogere pensioenuitkeringen. De heren en dames ministers hebben dan ook gezweet toen een centrumpartij van en voor senioren werd opgericht. Maar de aanstelling van een 65-jarig liberaal kopstuk als minister van Ouderenbeleid wist de rust te herstellen. Bovendien bleek de groep babyboomers al snel zo verscheiden dat de ouderenpartij de eerste verkiezingen niet overleefde. De babyboomers bleven immers stemmen op de vertrouwde partijen, die steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.

De pensioenen zijn dus niet opgetrokken, integendeel. Omdat de meesten geen bijkomende pensioenverzekering hebben, vullen de meeste mensen hun wettelijk pensioen aan door deeltijds te blijven werken. Dat kan enerzijds door zogenaamde peterschapscontracten, waarbij oudere werknemers een paar dagen per week aan de slag blijven om jongeren op de werkvloer op te leiden. Zo wordt onder meer het tekort aan lassers, magazijniers en heftruckchauffeurs opgelost. Anderzijds verhuren vooral hogeropgeleide kaderleden hun diensten aan bedrijven. Zo’n ervaringsdeskundige die jarenlang pakweg een oplospastabedrijf heeft geleid, komt bijvoorbeeld goed van pas bij het opstarten van een keten van Italiaanse fastfoodrestaurants. Er zijn tientallen uitzendbureaus, selectiebureaus en headhunters die zich uitsluitend op 50-plussers richten.

Door al die activiteiten hebben de nieuwe grootouders geen tijd meer om hun kleinkinderen fulltime op te vangen, en dat willen ze eigenlijk ook niet. De overheid is er bovendien niet in geslaagd om genoeg betaalbare kinderopvangplaatsen te creëren. Wie wel een stek in een crèche weet te veroveren, heeft het een stuk makkelijker dan een twintigtal jaar geleden. Want de meeste crèches hanteren flexibele openingsuren en bieden zo uitkomst voor ouders met onregelmatige werkuren. Dat is ook nodig, want iederéén eist flexibiliteit. Werkgevers vragen het van werknemers en vice versa. Vandaar dat veel ouders en grootouders – toegegeven: vooral moeders en grootmoeders – proberen om hun werkuren zo te schikken dat ze afwisselend voor de opvang van de (klein)kinderen kunnen instaan.

Er is echter beterschap in zicht, want meer en meer allochtone vrouwen worden als opvangmoeders erkend. Zo wordt ook tegemoetgekomen aan de nog steeds relatief hoge werkloosheid onder allochtonen. En asielzoekers kunnen na een korte opleiding een tijdelijke erkenning als babysitter krijgen.

CULINAIRE REBELLEN

De babyboomers, tenslotte een verwende generatie, vergeten ook niet aan zichzelf te denken. Zo vinden ze het doodnormaal dat ze op z’n minst twee maanden per jaar reizen. Afhankelijk van hun budget trekken ze met de mobilhome naar Spanje, met de auto naar een rustiek hotelletje in Toscane of met het vliegtuig naar de Dominicaanse Republiek. Dat sluit niet uit dat er geregeld een weekendje Londen of Amsterdam wordt gereserveerd, of dat ze met de kleinkinderen naar De Efteling of Eurodisney gaan.

Marketingspecialisten focussen op de groep senioren, die nu het marketingetiket ‘volwassenen’ opgeplakt krijgen. De meeste fabrikanten van luxeproducten hebben telkens een volwassenenlijn en een jongerenlijn. Het zijn dus de nieuwe senioren die bepalen wat in is, want zij hebben geld en tijd om te consumeren. Ze shoppen in warenhuizen en laden de boodschappen in hun zilveren monovolumewagen. Voor het huis staat ook nog een vinnig autootje in ochtendurinekleur, dat snel in het centrum van de stad geparkeerd kan worden. In dat centrum gaan de babyboomers naar het theater of een museum, of nemen ze aan workshops deel. Dat laatste is een hardnekkige trend. Workshop klinkt in de oren van onafhankelijke, ervaren 50-plussers een stuk beter dan ‘les’ of ‘cursus’. Ze schrijven zich dan ook in voor workshops Afrikaanse percussie, kalligrafie, Indische dans, batikken, numerologie of de geheimen van de Aziatische keuken. Hoe exotischer, hoe liever. Hun voorliefde voor pasta en rijst zorgt ervoor dat hun kinderen en kleinkinderen thuis als ware rebellen bloemkool met worst verorberen.

Heel wat reclamespots en advertenties hengelen naar de aandacht van de nieuwe senioren. Ze willen hen overtuigen van het nut van flitsende alcoholische drankjes ‘voor de bruisende vijftiger’, felblauwe opa&oma-scooters, de derde generatie steptoestellen, gsm’s waarmee je ook hart- en bloeddruk kunt meten… Alleen de commerciële televisiezenders missen de boot. De babyboomers hebben immers geen tijd meer voor de soaps die meteen na de kinderprogrammatie via het journaal naadloos in de avondprogramma’s overgaan.

De ouders van de babyboomers, de overgrootouders dus, zijn een stuk minder actief. Zij zijn tussen de 75 en de 95 jaar oud en beantwoorden nog veel meer aan het stereotype beeld van breiend omaatje of mijmerende pépé. Velen kunnen zich ook niet meer alleen behelpen en moeten dus noodgedwongen een beroep doen op hun levensgenietende kinderen. Die dreigen verpletterd te worden tussen de zorg voor hun kleinkinderen en die voor hun bejaarde ouders. Bejaardentehuizen zijn voor steeds minder mensen een aantrekkelijke optie en de zorgrekening loopt op. Daarom is een grootscheeps project opgestart waarbij honderden huizen, vooral in de grote steden, beneden door bejaarden worden bewoond en boven door studenten of jonge werknemers. De jongeren doen de boodschappen, houden een oogje in het zeil en springen in als dat nodig is. In ruil moeten ze minder huur betalen. Overgrootmoeder wordt verzorgd door haar achterkleinkind. En oma? Die danst de salsa in Cuba.

Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content