E met de goden

?n het busstation van Gaziantep stappen we over op een kleinere bus naar Adiyaman. ?k verkeer in kortstondige paniek nadat mijn rugzak plots verdwenen is. Die blijkt al in de koffer van de bus te staan. Het principe is eenvoudig en effectief: Ontvoer de bagage, de eigenaar zal wel volgen.

Naast me zit een dikke dame die de helft van mijn zetel inpalmt, en de hele tijd geirriteerd zucht dat ze te weinig plaats heeft.

?n Adiyaman wisselen we voor de vijfde keer van bus vandaag. Eindpunt is Kahta, uitvalsbasis voor een tocht naar de berg Nemrut. ?k hoor de chauffeur via de gsm iets vertellen over “iki yabanciler”, twee vreemdelingen. En ja hoor: Bij aankomst in Kahta worden we hartelijk verwelkomd door een man, die vervolgens meteen ter zake komt. “?k breng jullie morgen heen en weer naar Nemrut voor 130 Lire (65 euro)”, zegt hij alsof hij ons daarmee een vriendendienst bewijst. Tot zijn verbazing happen we niet toe. De man is echter niet van plan om zijn vangst zomaar uit de handen te laten glippen. Hij zakt nog tot 110 Lire, en verdwijnt dan. ’s Morgens wacht hij ons op in de lobby van Hotel Kommagene. “En? Zijn we?”

?k voel me lastig de man te moeten afwijzen. Begrijpelijk dat iedereen hier een graantje van de toeristische koek wil meepikken. Maar we houden niet van georganiseerde tours. Dat is niet alleen duur, maar vooral te voorspelbaar. Het is te gemakkelijk om als een schaap te worden rond gereden zonder zelf een poot te moeten verzetten. Wat is de verrassing van het reizen dan nog waard? We doen het op onze manier, ook al zijn we niet zeker of de minibussen helemaal naar Nemrut, 50 kilometer van Kahta, rijden.

De volgende ochtend rijden we van Kahta tot Narince mee met een bedrijfsbusje dat arbeiders naar hun werkplek brengt. Langs de baan pompen ja-knikkers geduldig olie uit de grond.

Vanaf Narince krijgen we zonder veel moeite twee liften geregeld tot in het dorp Sahintepe. De markante konische top van Nemrut lijkt niet veraf meer. Maar afstanden bedriegen in de bergen. Een wegwijzer geeft nog 15 kilometer aan en er is geen verkeer. We vinden geen wandelpad en volgen het beton dan maar.

?edereen had ons gewaarschuwd voor de koude op de berg Nemrut. Nu lopen we hier in ons thermisch ondergoed, zwetend als paarden, onder een stralende zon.

?n Karadut, het laatste dorp voor de top, draait een oude man in een minibus het raampje naar beneden. Voor 30 Lire brengt hij ons heen en terug. Doen we.

De ticketman, die hier op eenzame hoogte kille nachten doorbrengt, verkoopt ons zijn eerste toegangskaartjes van de dag. De parking is nog leeg.

Een forse bergwind blaast ons net niet van het rotspad, dat naar het oostelijk terras leidt. Nemruts top, een gigantische hoop losse keien, is de artificiele grafheuvel van Antiochus I Epiphanes. De megalomane heerser van Kommagene, een onafhankelijk koninkrijk geprangd tussen het rijk van de Parthen en dat van de Romeinen, beschouwde zich als gelijke van de goden, en vond dat hij daarom wel een bijzondere laatste rustplaats verdiende. Aan twee kanten van de top liet hij 2000 jaar geleden, zijn kolossale beeld, gezeten op een troon, tussen die van de goden plaatsen, 2150 meter hoog.

Op het oostelijk terras staan de twee meter grote hoofden netjes op een rij tentoongesteld. Van links naar rechts zijn dat Apollo, Fortuna, Zeus, koning Antiochus, en Heracles, aangevuld met de koppen van een leeuw en een arend. Op het westelijke balkon liggen de goddelijke lichaamsdelen chaotisch door eikaar. Restauratie is nog volop aan de gang.

2000 jaar lang trotseerden deze jongens weer en wind. 2000 jaar lang al staren ze roerloos over de omringende bergen, die dwergen lijken in vergelijking met de machtige Nemrut.

Op weg naar Diyarbakir moeten we het uitgestrekte stuwmeer van de Atatürk-dam over. “Feribot”, noemt het plaatsje waar enkele keren per dag een ferry over en weer pendelt, een tocht van een kwartiertje.

De kapitein heeft zijn stuurkabine gedecoreerd met een poster van de controversiele Koerdische filmregisseur Yilmaz Güney. Zijn films, die de problemen van het Koerdische volk in beeld brachten, en zijn communistische sympathieen, leidden tot jarenlange gevangenisstraffen in de jaren ’60 en ’70. ?n 1981 vluchtte hij naar Frankrijk, waar hij in twee jaar later de Gouden Palm won voor zijn film “Yol”, “De Weg”.

We passeren het stoffige Siverek, een weinig uitnodigende stad waar de armoede van afstraalt.

Diyarbakir kondigt zich aan met een eindeloze reeks flatgebouwen in felle tinten. De stad groeit zienderogen. Karkassen van nieuwe blokken hebben de braakliggende stadsrand al bezet.

Diyarbakir, “Amed” in het Koerdisch, is de hoofdstad van Turks Koerdistan. Maar wie dat hier durft te zeggen, heeft een proces wegens separatisme aan zijn been.

Een welkomstbord dat een invalsweg naar het stadscentrum overspant, citeert Atatürks beroemdste uitspraak: “Ne mutlu Türküm diyene” of “Hoe gelukkig is hij die zegt: ?k ben Turk”. Diyarbakir telt anderhalf miljoen inwoners. Behalve de politie en het leger, uitsluitend Koerden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content