De Britse schrijfster Doris Lessing over haar kinderjaren in Afrika, communisten en andere idealisten, George W. Bush en het genot van verhalen vertellen.

Copyright Knack/Der Spiegel. Vertaald door Jan Braet.

Ze heeft zich als schrijfster altijd ingelaten met politiek. Ooit als overtuigd communiste. Nu met sceptische afstand. Ze werd wereldbekend met haar roman The Golden Notebook (1962). Voortaan gold ze als feministe, wat ze ontkent. Geboren in Perzië (vandaag Iran), opgegroeid in Zuid-Rhodesië (vandaag Zimbabwe), leeft de 84-jarige Doris Lessing sinds 1949 in Londen en schrijft onverdroten. Net verscheen haar verzamelbundel The Grandmothers.

U draagt de naam van uw tweede man, van wie u zich 50 jaar geleden liet scheiden.

DORIS LESSING: Vindt u Wisdom beter klinken? Wijsheid? Zo heette mijn eerste man, en niemand die bij z’n verstand is en schrijver wil worden, zou Wijsheid willen heten. Ik had een kind met Gottfried Lessing, en alleen al daarom wou ik niet opnieuw van naam veranderen. Bovendien is Lessing een goede naam. Hij is verbonden met een grote traditie.

U bedoelt de grote filosoof en schrijver van de Duitse Verlichting, Gotthold Ephraim Lessing. Was uw man met hem verwant?

LESSING: Bij lange na niet. Gottfried Lessing stamde uit Berlijn, zijn zus Irene is de moeder van Gregor Gysi. Hij was communist en uit nazi-Duitsland gevlucht, eerst naar Engeland en dan naar Zuid-Rhodesië. Daar heb ik hem leren kennen, in een linkse groep. We hadden een affaire, en in 1944 zijn we getrouwd omdat hij anders mogelijk als vijandig buitenlander opgepakt zou zijn. Zeer romantisch was dat niet.

Over een bezoek aan Oost-Berlijn in de vroege jaren vijftig schreef u later: ‘Het was een van de ergste ervaringen uit mijn leven.’

LESSING: O God, Oost-Berlijn was verschrikkelijk. Alles was lelijk, grijs en kaal. Bovendien wou ik Gottfried ontmoeten…

… die naar de DDR gemigreerd was.

LESSING: Ja, ik wou hem ertoe brengen opnieuw contact op te nemen met onze zoon. Maar Gottfried was een communistische functionaris bij het Cultuurverbond geworden. Hij wou mij niet zien. Hij dacht dat dit gevaarlijk voor hem was.

Hij maakte carrière, was ten slotte DDR-ambassadeur in Uganda.

LESSING: En werd in 1979 omgebracht, bij strubbelingen na de val van Idi Amin.

U beschreef hem als communist voor 150 procent, maar hij zou ook een KGB-spion zijn geweest.

LESSING: Ja, dat kwam van de Zuid-Afrikaanse geheime politie. Maar het viel niet te checken.

Houdt u het voor mogelijk?

LESSING: Perfect.

Hij alvast had de DDR als politieke utopie beschouwd. En u?

LESSING: Ik deed dat nooit, ook niet in mijn tijd als communiste.

U bent in Afrika opgegroeid, op een eenzame boerderij in de wildernis. Hoe heeft dat u en uw schrijven beïnvloed?

LESSING: Ik bracht een groot deel van mijn tijd alleen door. Ik liep urenlang gans alleen met een jachtgeweer in de wildernis. Ik kwam nooit op het idee om bang te zijn voor iets, behalve voor slangen. Een wonderlijke kindertijd.

Hemingway hield wel van de jacht, maar doorgaans effent schieten toch niet het pad naar de literatuur, of wel?

LESSING: Gelooft u dat alle schrijvers zacht en zoet zijn? Waar wij leefden, jaagde elke boer om iets in de kookpot te krijgen. Alle kinderen schoten – waarbij ik moet zeggen dat ik in ons district wel het enige meisje was dat op jacht ging. Maar ik had niet alleen de jacht. Ik had kisten vol met boeken. Dat was mijn opvoeding.

Wanneer werd het u duidelijk dat u wilde schrijven?

LESSING: Een vroegere vriendin van op school vertelde me kort geleden dat we als elfjarigen in de slaapzaal van ons internaat zaten en dat ik zou verkondigd hebben dat ik schrijfster wilde worden. Ik kan mij dat niet herinneren, ik weet alleen nog dat ik mijn hele jeugd lang geschreven heb. Ik schreef twee romans, dom genoeg met de hand, zodat ik ze later niet meer kon ontcijferen. Maar ze waren sowieso niet goed.

Bestaan die manuscripten nog?

LESSING: Nee. Godzijdank niet. Anders zouden bepaalde lui daar nu wel doctoraalscripties over schrijven.

Volgens de Amerikaanse auteur Tom Wolfe schrijven alle schrijvers voor de roem. Geld zou goed zijn, roem beter.

LESSING: Ik moest voor het geld schrijven, aan roem viel helemaal niet te denken. Wolfe had kennelijk geld, zo te horen.

In 1949 kwam u met uw zoon van tweeënhalf jaar naar Londen, zo goed als zonder geld, en u belandde met prostituees in een woning.

LESSING: Dat klopt. Een van die vrouwen haatte seks en was veeleer toevallig prostituee geworden. Ze had vier mannen die haar onderhielden, was altijd zeer smart gekleed en stelde mij voor dat ik ook een paar gentlemen zou toelachen. ‘Het is heel simpel’, zei ze. ‘Dan kan je stoppen met die schrijverij en ben je uit de zorgen.’ Ik heb geprobeerd om haar uit te leggen dat haar levensstijl niet mijn ding was.

Uw eerste roman ‘The Grass is Singing’ verscheen in 1950 en was meteen een succes, maar nog vele jaren later brak u in volle straat in tranen uit omdat u geen geld had om eten te kopen.

LESSING: Dat was maar één keer, en een man die me vroeg waarom ik huilde, zei: ‘Maar volgende week zult u weer geld hebben.’ Ik dacht: ‘Hij heeft gelijk’, en ik hield op met huilen. Na tien jaar verdiende ik ongeveer het gemiddelde loon van een arbeider. Dan kwam mijn bank, kwamen mijn agenten en ze begonnen mij lastig te vallen: koopt u zich een huis. Ik wou geen eigenares zijn, maar de druk kwam van overal. Daar zit ik nu in mijn huis en maak me zorgen omdat de elektricien niet komt. Nee, privé-eigendom is echt niet altijd je dat.

Ondertussen behoort u tot de beroemdste levende Engelstalige schrijfsters. Wat betekent deze roem voor u?

LESSING: Normaal leef ik hier mijn leven, en niemand slaat acht op mij. Maar wanneer ik reclame maak voor een boek, zoals nu, ben ik plots beroemd en gedraag ik mij beroemd.

Hoe gedraagt men zich beroemd?

LESSING: Onnatuurlijk goed.

Als jonge vrouw in Zuid-Rhodesië werd u communiste, schreef u ooit, omdat de ‘roden’ de enigen waren die lazen.

LESSING: Ze hadden dezelfde boeken gelezen als ik, de grote Russische schrijvers bijvoorbeeld. En vooral waren ze er net zoals ik van overtuigd dat die racistische maatschappij op de duur niet te houden was. Die mensen ontmoeten, was een bevrijding voor mij.

Nu schrijft u zelfs honend over communisten, terwijl ze toch de wereld wilden verbeteren.

LESSING: Als u daarmee wil zeggen dat ze idealisten waren – de nazi’s waren ook idealisten. Men moet daar alleszins aan toevoegen dat in de jaren vijftig bijna alle intellectuelen communisten waren. Pas toen bekend werd wat er in de Sovjet-Unie en Oost-Europa werkelijk gebeurde, stortte de Britse communistische partij in elkaar.

Hoe ervoer u Henry Kissinger, toen hij u eind de jaren vijftig in Londen opzocht?

LESSING: Hij predikte een zakelijke politiek, precies zoals George W. Bush die vandaag bedrijft. Hij sprak van nucleaire kitten bombs, van aardige atoombommetjes. Ik zei hem dat wie zo’n term in de mond nam wel een brutale persoon moest zijn. Waarop hij vond dat hij zijn tijd niet moest verspillen met zo’n sentimentele goedzak. Hij was niet bepaald innemend: klein, dik, en met een vet Duits accent. Maar niettemin durfde hij mij benaderen. De overwegende houding tegenover communisten toen kwam overeen met die van vandaag tegenover fanatieke moslims – ze waren het kwade tout court.

Het socialisme loopt op z’n laatste benen, hebt u gezegd. Denkt u niet dat het kapitalisme à la VS in de wereld enig tegengewicht nodig heeft? Omdat het anders alleen nog figuren als Osama Bin Laden zijn, die deze rol op zich nemen?

LESSING: Je moet geen socialist of islamiet zijn om de VS te kritiseren. Onder zijn korst is het kapitalisme niet uniform, er zijn spanningen. De vraag is: zal de korst openbreken?

Ze is al opengebroken. Dit jaar bijvoorbeeld in de twist om de oorlog in Irak. Was u er voorstander van?

LESSING: Ik vond hem verkeerd en ik zie mij daarin bevestigd, omdat hij totaal uit de hand loopt. Het ergste vond ik hoe Bush en Blair de Verenigde Naties beschadigd hebben. Daarvoor moeten we allemaal betalen, daar ben ik zeker van. De Amerikanen zijn erop ingereden als cowboys en dachten dat het kwade onmiddellijk zou stoppen en het goede triomferen. Bush en zijn bende zijn behoorlijk primitief. Ik denk dat de VS een hysterische natie zijn. Om het even welk idee trekken ze in het extreme. Political correctness is bij hen een religie geworden. Roken is een zonde.

U draagt Bush niet in uw hart, wat vindt u van premier Tony Blair?

LESSING: Hij is een kleine politicus uit een klein land. Blair is een bloemenkind uit de jaren zestig, iemand die in mantra’s gelooft en er een gedachteloos optimisme op na houdt. ‘Alles wordt beter. All you need is love.’ Hersenloos idealisme.

Wat u voor gevaarlijk houdt.

LESSING: Voor enorm gevaarlijk.

Waarvoor pleit u dan?

LESSING: Voor pragmatisme. Stalin, Hitler, Mao, Pol Pot en andere dictatoren hebben miljoenen omgebracht om een perfecte maatschappij te maken.

Dus geen zoete dromen meer? Er is geen utopia?

LESSING: Nee, er is geen utopia.

U was toch zelf een revolutionaire: op uw veertiende van huis weg; uw eerste man, een vervelende bediende, laten staan; een alleenstaande moeder in het Londen van de jaren vijftig.

LESSING: Dat was geen idealisme, maar pragmatisme. Ik moest dat doen om mezelf te redden. Anders zou ik een alcoholiste geworden zijn en was ik in elkaar gestort.

Uw uitbraken waren geen rebellie tegen de vrouwenrol?

LESSING: Niet bewust, nee. Bovendien kende ik tal van vrouwen die al in de jaren vijftig een zelfstandig leven leidden, zoals ik.

Zulke onafhankelijke vrouwen hebt u in uw in 1962 verschenen ‘Golden Notebook’ beschreven. Het werd de bijbel voor feministen.

LESSING: Wat helemaal niet mijn bedoeling was. Ik heb uit eigen ervaring beschreven hoe vrouwen dachten en leefden. Dat zoveel mensen dat als revolutionaire openbaring aanzagen, verrast me tot op vandaag. Wanneer ik publiek optreed, gebeurt het regelmatig dat er drie vrouwen naar me toe komen, grootmoeder, moeder en dochter – en allen hebben ze The Golden Notebook gelezen.

Mooi voor u, toch. Dat boek heeft u wereldwijd bekend gemaakt.

LESSING: Maar ik werd als feministe bestempeld, en dat heeft me schade berokkend. Ik kom nog altijd mannen tegen die zeggen dat ze mijn boeken niet gelezen hebben omdat ze mij als eigendom van de feministische beweging beschouwen. Ik ben geen feministe. Bewegingen wijs ik instinctief af.

Bloemenkinderen, feminisme, socialisme – bekijkt u dat alles nog slechts met afschuw?

LESSING: Nee, er waren wel dingen in de jaren zestig waaraan ik plezier beleefd heb. Natuurlijk heb ik ook marihuana gerookt, uit nieuwsgierigheid, maar het heeft me niets opgeleverd. Wat ik graag had, was die genereuze, tolerante sfeer. Iemand belde aan de deur en het kon zijn dat hij een hele week bleef.

Het tweede boekdeel van uw autobiografie eindigt in 1962 en u schrijft niet verder omdat u geen mensen wilt kwetsen die nog leven. Stoort het u, als anderen uw biografie voltooien?

LESSING: Ja, omdat ze altijd onprecies zijn. Ik zeg altijd: ‘Kunt u alstublieft niet wachten tot ik dood ben – dan geraak ik niet meer uit mijn humeur.’

Pas is uw nieuwe verhalenbundel verschenen, ‘The Grandmothers’, uw 53e boek. Hoe schrijft u?

LESSING: Met tien vingers op een mechanische schrijfmachine. Ik toon ze vaak aan kinderen, die vinden dat zeer komisch.

En u hebt geen zin om er een punt achter te zetten?

LESSING: Ik heb mijn leven lang geschreven. Waarom zou ik moeten stoppen? Leven, dat is toch hard labeur, is het niet? Het opwindende van schrijven is orde scheppen waar er voorheen geen was. Uit het niets een verhaal maken. Ik geniet ervan om verhalen te vertellen.

En u zult tot uw laatste dag verhalen vertellen?

LESSING: Daar ben ik vrij zeker van, tenzij mijn handen ooit verlamd zouden raken.

U hebt gezegd dat u te oud was om bang te zijn van de dood.

LESSING: Sinds ik het mij kan herinneren, heb ik niet over de dood gesproken als iets waar ik bang voor ben. Niet omdat ik speciaal gelovig zou zijn, nee. Ik denk dat het een kwestie is van temperament. Er bestaan nu eenmaal zeer religieuze mensen die zich al voorstellen hoe ze in het hiernamaals met hun dode moeder bij de thee zitten, en niettemin zijn ze bang voor de dood.

Andere schrijvers, Bertolt Brecht bijvoorbeeld, hebben voor hun dood een eigen grafschrift bedacht. Hebt u daar al over nagedacht?

LESSING: O mijn god, nee. Dat is eigenlijk juist. Ik moet werk maken van mijn grafschrift.

Michael Sontheimer

‘ik ben geen feministe. bewegingen wijs ik instinctief af.’

‘ik moest voor het geld schrijven. aan roem viel niet te denken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content