‘Een man die 50 keer met een mes op zijn geliefde inhakt, is daarom nog geen psychopaat’, zegt strafpleiter Ferdinand von Schirach. Over de hele wereld werdenzijn misdaadverhalen een succes. Een gesprek in Berlijn.

‘Tot de dood ons scheidt.’ Hoe bitter kan de bijsmaak van die huwelijksgelofte zijn? Neem nu Friedhelm Fähner, een huisarts uit Rottweil. Zijn huwelijksleven is een hel. Dag aan dag wordt Fähner gekweld door Ingrid, zijn vrouw, aan wie hij beloofde dat hij haar nooit in de steek zou laten. Ze gooit zijn platenverzameling weg. Ze vindt dat hij zijn bestek verkeerd vasthoudt. Ze gooit pannen naar zijn hoofd en schreeuwt dat hij een ondankbaar varken is. In de nacht van zijn zestigste verjaardag begrijpt de huilende Friedhelm Fähner dat hij tot aan zijn dood een gevangene zal blijven. Maar dan, op zijn tweeënzeventigste, gebeurt er iets ingrijpends: ‘In hem, heel diep beneden, was een onbarmhartig en scherp licht beginnen te branden.’ Hij roept Ingrid in de kelder en splijt haar schedel met de Zweedse bomenbijl (‘hij was ingevet en zonder roest’). Zo gaat het toe in het verhaal Fähner, de eerste vertelling uit de pas vertaalde bundel Misdaden van de Berlijnse strafpleiter Ferdinand von Schirach. 46 is hij, en intussen is hij wereldwijd een succesauteur. Met zijn vorige maand verschenen, nieuwe verhalenbundel Schuld voert hij alweer de bestsellerlijst van het weekblad Der Spiegel aan.

You can judge a man by his shoes, zeggen ze. Bij onze ontmoeting in Berlijn vragen we de schrijver waarom Friedhelm Fähner, die na de moord op zijn vrouw de politie belt, wel een pak maar geen sokken of schoenen aantrekt. Von Schirach: ‘Ik neem aan dat het Fähners bedoeling was om zich helemaal aan te kleden. Maar in dat crisismoment, direct nadat hij zijn vrouw eerst heeft doodgeslagen en daarna haar hoofd, armen en benen van de romp heeft gescheiden, kunnen de hersenen het waarschijnlijk niet meer aan. Het aankleden, wat anders een mechanische handeling is, blijft onvoltooid. Misschien omdat de hersenen het als een onzinnige handeling ervaren.’

Het is typisch voor de verhaalstijl van Ferdinand von Schirach dat hij in zijn verhalen graag aan de oppervlakte blijft. Hij beschrijft zonder te psychologiseren. Zijn stijl is minimalistisch en gedistantieerd, zijn toon droog en laconiek. Het tempo van zijn vertellingen is altijd hoog. Voor je er erg in hebt, ben je aan de laatste regels, waarin het vertellende ‘ik’, een strafpleiter, zichtbaar wordt. Jazeker, voor zijn verhalen put Von Schirach uit zijn ervaringen als verdediger. Ze steunen allemaal op feiten, maar de schrijver geeft er een draai aan zodat de personages onherkenbaar worden. Von Schirach: ‘De short story is de literaire vorm die het best aansluit bij de natuur van een assisenzaak. Zo’n proces duurt een dag of tien. In die tijd kun je een mens tamelijk goed leren kennen. Weet u, je hebt niet veel woorden nodig om een mens te karakteriseren. Ik hou niet van verbloemen. Ik ben geen Proust, die in tientallen bladzijden beschrijft hoe de hertogin de zaal binnenschrijdt. Zoals een assisenzaak met de natuur van het korte verhaal strookt, zo correspondeert het korte verhaal met mijn temperament. Ik schrijf zoals ik ben.’

Ferdinand von Schirach vertelt graag een anekdote over Gustave Flaubert, aan wie op een avond in de salon gevraagd wordt om op een postkaart een paar troostende woorden aan het adres van een afwezige, zieke vriend te schrijven. Flaubert trekt zich in een zijkamertje terug. Als hij na een uur, uitgeput, weer in het gezelschap verschijnt, drommen de omstanders samen om te lezen welke woorden de grote schrijver op de kaart geschreven heeft. ‘Snelle beterschap’, staat erop. Von Schirach grijnst. ‘Ik laat de adjectieven weg’, zegt hij als we hem vragen wat het recept is van zijn stijl. ‘Sommige critici beweren dat er uit mijn werk een onmiskenbare Schirach-sound opklinkt. Dat klopt misschien wel, maar als schrijver ben ik wel de slechtst geplaatste persoon om daarover te oordelen. Ik ben geen mens die barst van de emoties. Ik weet ook niet waarom mijn zinnen zijn zoals ze zijn. Schrijven is heerlijk. Ik schrijf alleen voor mijn plezier. Ik heb geen missie.’

Uw moorddrift is interessant

In zijn verhalen geeft Ferdinand von Schirach terloops zijn visie op de wereld van de misdaad. Eigenlijk is het juister om te spreken over twéé werelden. De eerste misdaadwereld is die van de georganiseerde criminaliteit. Von Schirach: ‘De beroepscriminelen zijn doorgaans mensen die zich buiten de burgerlijke samenleving hebben geplaatst. Ze laten zich leiden door hun begeerte naar geld. Ze leven in een parallelle wereld. Ze blijven onder elkaar en de kans is klein dat je ermee te maken krijgt. Als schrijver vind ik ze niet erg interessant. Je zou kunnen zeggen dat ze een beroep uitoefenen waarvoor ze zelf gekozen hebben. Ze zijn voorspelbaar in hun gedragingen. Je kunt ze zelfs herkennen aan de manier waarop ze zich bewegen. In de film M – eine Stadt sucht einen Mörder van Fritz Lang zegt de commissaris dat hij zijn varkens herkent aan de manier waarop ze lopen. Ik zou me zo niet uitdrukken, maar raar genoeg klopt het wel. Ik herken bedriegers aan hun gewoonte om veel te praten. Ze zijn op het krankzinnige af beleefd. Als ik zo iemand zie, durf ik weleens te denken: dat is een cliënt.’

De andere misdaadwereld is ‘onze’ wereld, de wereld van iedereen. Von Schirach: ‘In die wereld gaat het om gewone mensen zoals u en ik, gewone en normale burgers die falen, die iets doen wat ze eigenlijk niet willen, die een stommiteit of een misdaad begaan. Plots overkomt hen iets vreselijks. Zúlke mensen zijn interessant, omdat ze zo zeer op ons lijken. Wat met hen gebeurt, zou ook met ons kunnen gebeuren, als we pech hebben. Want ieder van ons loopt het gevaar zich op een bepaald moment strafbaar te maken. Het leven zit vol onverwachte wendingen zonder enige logica. Mensen gedragen zich vaak heel irrationeel. Neem nu de moorden en doodslagen in een geïndustrialiseerd land als Duitsland. In 70 procent van de gevallen wordt een geliefde gedood. De man die zijn geliefde doodt, is geen beroepsdoder. De kans dat hij nog eens doodt, is gering. Zo’n doder wordt door escalerende omstandigheden tot zijn daad gedreven. Een man die 50 keer met een mes op zijn geliefde inhakt, is daarom nog geen psychopaat. Die daad getuigt niet noodzakelijk van een bijzondere wreedheid. Waarschijnlijk is ze het resultaat van een ontlading, van een opgestuwd affect dat plots uitbreekt.

‘Veel gevaarlijker is de man die zijn vrouw één enkele kogel door het hoofd jaagt. Dat ziet er minder erg uit dan zo’n steekpartij, maar de kans is groot dat die daad géén uitdrukking van een emotionele explosie is. Een strafpleiter moet het gedrag van zijn cliënt begrijpen. Dat betekent niet dat de strafpleiter zijn gedrag goedkeurt, wél dat hij zich inleeft. Als verdediger moet ik begrijpen waarom de dingen zo en niet anders zijn gebeurd. Als we geconfronteerd worden met het beeld van een in mootjes gehakte vrouw, dan willen we dat die misdaad gewroken wordt. Pas als we de details verstaan, pas als de strafpleiter de rechtbank en de gezworenen een verhaal kan vertellen waarin de verschillende stappen die tot die daad hebben geleid, opgesomd en verhelderd worden, zal de bestraffing in de regel rechtvaardiger gebeuren. De bestraffing zal doorgaans milder zijn.’

De strafpleiter vertelt het tribunaal het verhaal van de aangeklaagde, die zich vaak niet goed kan uitdrukken. Maar in het beroepsleven is Ferdinand von Schirach geen verdediger die voor de rechtbank om het even welk verhaal vertelt – al was het maar omdat hij niet elke zaak aanvaardt. Met sommige misdaden, zoals misbruik van kinderen, wil hij niets te maken hebben. Maar als hij een zaak aanneemt, dan doet hij zijn best om de rechtbank het levensverhaal van zijn cliënt te vertellen. Die verhalen zijn vaak ontnuchterend. Zijn nieuwe bundel, Schuld, opent met het relaas over een aantal mannen van een blaaskapel (‘het waren keurige mannen met keurige beroepen’) die op een volksfeest een meisje onder de planken van het podium verkrachten. Omdat er geen bewijzen zijn, gaan de verkrachters vrijuit. De strafpleiter, die de belangen van de ‘keurige’ mannen behartigt, beseft dat hij zijn onschuld al in zijn eerste zaak verloren heeft.

Op de vraag of een strafpleiter zich door een verdediging ook moreel schuldig kan maken, antwoordt Von Schirach: ‘Als de strafpleiter een zaak aanvaardt en zich voor zijn verdediging binnen het kader van de wet beweegt, maakt hij zich niet schuldig maar creëert hij juist rechtvaardigheid. Als de strafpleiter het standpunt zou innemen van de procureur, dan zou de weegschaal van de rechtvaardigheid, waarmee justitie altijd wordt voorgesteld, niet meer in balans zijn. Door een geëngageerde en consequente verdediging komt de weegschaal weer in balans. De strafpleiter maakt zich dus moreel niet schuldig als hij zijn werk naar behoren doet.’

‘Misdaad is niet lyrisch’

Nieuwsgierigheid naar het verhaal en de afloop ervan, dát is wat de strafpleiter drijft, aldus Ferdinand von Schirach, die zijn bundels graag laconieke motto’s meegeeft. In Schuld is dat een uitspraak van Aristoteles: ‘De dingen zijn zoals ze zijn.’ In Misdaden wordt Werner Heisenberg geciteerd met ‘De werkelijkheid waarover we kunnen praten, is nooit de werkelijkheid op zich’. Die laatste uitspraak prikkelt de fantasie van de schrijver, die niet vies is van schijnbare paradoxen. In het verhaal Noodweer meent hoofdinspecteur Dalger dat de meest absurde verhalen waar en de geloofwaardige vaak gelogen zijn. Maar in het verhaal Summertime zegt de verteller: ‘Het voor de hand liggende is het waarschijnlijke. En dat is bijna altijd ook het ware.’ Voor Ferdinand von Schirach gaat het juist om het strategische woordje bijna. Achter een ondubbelzinnig beeld kan immers een gecompliceerde werkelijkheid schuilgaan. Von Schirach: ‘Als je een man met een bloedend mes uit een huis ziet komen, is de kans groot dat hij de dode vrouw in dat huis heeft vermoord. Het is onwaarschijnlijk dat hij daar toevallig voorbijkwam, via de openstaande deur het huis binnenstapte, daar de moord ontdekte en het mes uit het lichaam van de vermoorde vrouw trok. Maar toch, die mogelijkheid bestaat.’

Von Schirach maakt van de gelegenheid gebruik om zich te verdedigen tegen het verwijt dat hij plezier beleeft aan het beschrijven van grof geweld: ‘De misdaden die ik beschrijf zijn niet lyrisch. Je moet soms zeer harde punten zetten, zodat de lezer goed beseft waar het om gaat. Ik wil tonen hoe een lichaam dat met een bijl is bewerkt eruitziet. Zulke taferelen moeten drastisch zijn opdat de lezer goed beseft: de dode is dood, die staat nooit meer op, het is voorgoed voorbij en wat zich daar heeft afgespeeld was vreselijk.’

Om goede voorbeelden in de literatuur zit Von Schirach niet verlegen. Hij bewondert het werk van Ernest Hemingway, Raymond Carver en Richard Ford. Wat hem in een goed boek of een pakkend verhaal het meest aanspreekt, is de atmosfeer. Omdat Misdaden binnenkort verfilmd wordt, merkt de schrijver op dat geslaagde verfilmingen van boeken niet steunen op de inhoud van het voorbeeld, maar op het treffen van de sfeer in het boek. Daarom houdt hij zo van de verfilmde serie van Evelyn Waughs Brideshead Revisited uit 1981, en vooral van Visconti’s verfilming van Thomas Manns Dood in Venetië. Von Schirach: ‘Visconti’s film heeft maar weinig te maken met de inhoud van de vertelling, maar de atmosfeer van de film is onmiskenbaar die van het boek. Dat is wat ik in de verfilming van Visconti zozeer bewonder. Ik hou van films die een verhaal vertellen. Wat ik me het best van films en verhalen herinner, is de sfeer die erin opgeroepen wordt.’

Over zijn toekomstplannen als schrijver wil Ferdinand von Schirach alleen kwijt dat hij geen korte verhalen meer zal publiceren. Wat dan wel? ‘Dat zou mijn uitgever ook graag weten’, zegt hij. Alsof hij een van de personages uit zijn met vaart geschreven verhalen is, groet hij hoofs, pakt zijn spullen en verdwijnt.

FERDINAND VON SCHIRACH, MISDADEN, VERTAALD DOOR HANS DRIESEN EN MARION HARDOAR, DE ARBEIDERSPERS, 172 BLZ., 18,95 EURO, ISBN 9789029573115.

DOOR PIET DE MOOR

‘Ik herken bedriegers aan hun gewoonte om veel te praten. Ze zijn op het krankzinnige af beleefd. Als ik zo iemand zie, durf ik weleens te denken: dat is een cliënt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content