‘Duitsland moet van zichzelf leren houden’

BERLIJN, DE VAL VAN DE MUUR IN 1989Gauck: 'Het moeilijkste was om de heerschappij van de angst te overwinnen.' © reuters

Dominee Joachim Gauck was in de jaren tachtig woordvoerder van Neues Forum, de belangrijkste oppositiebeweging in de DDR. Na de val van de Berlijnse Muur en de hereniging van beide Duitslanden werd hij belast met het beheren en openbaar maken van de Stasidossiers. Afgelopen zomer droeg de oppositie hem voor als kandidaat voor het Duitse bondspresidentschap, maar hij moest het afleggen tegen regeringskandidaat Christian Wulff. Knack trok naar Berlijn en sprak met Gauck over de Duitse natie en de erfenis van het verleden.

Overal waar u komt, slaat u uw toehoorders met uw improvisaties in de ban. Waar hebt u de macht van het woord geleerd?

Joachim Gauck: Toen ik 11 jaar was, werd mijn vader wederrechtelijk door de sovjet-bezettingsmacht opgehaald en naar Siberië gedeporteerd. Dat had niets met zijn Duitse oorlogsverleden, maar alles met de stalinistische veiligheidsobsessies te maken. Als kind zag ik geen goede kanten aan het communisme. Maar omdat de communistische leer op school het hoofdprogramma was, moest ik wel bij de pinken en goed van de tongriem gesneden zijn. Ik leerde argumenteren en me met een kwinkslag uit kritische situaties redden. Later ben ik dominee geworden omdat de kerk in de DDR een grotere geestelijke vrijheid genoot. Als geestelijke kon je vrijer spreken dan als leraar of journalist.

In uw boek noemt u uzelf een reiziger in democratie. Zou uw rol als bondspresident een andere geweest zijn?

Gauck: Nee. Heel wat mensen zien me als een morele instantie, maar die rol heb ik niet zelf gezocht. Met de kennis en de ervaring die ik heb, reageer ik op wat rondom mij gebeurt. Die rol speel ik als burger hoe dan ook. Als bondspresident had ik wel diplomatieker en voorzichtiger moeten zijn.

Wat is uw belangrijkste thema?

Gauck: Mijn lievelingsthema is de vrijheid die op verantwoordelijkheid steunt. Je hoeft geen politiek mens te zijn om te begrijpen dat je pas vrij kunt zijn als je vóór iets bent: als je van iemand houdt, als je een kind, een opgave, een geloof of iets anders hebt dat je koestert. De grote kracht van het Europese democratische project berust erop dat je vrijheid en je rechten verbonden zijn met de vrijheid en de rechten van de ander. Dat is voor mij de kern van wat we in onze democratische traditie als vrijheid begrijpen.

Wat betekent dit concreet in de huidige Duitse constellatie?

Gauck: Ondanks de crisis verkeert Duitsland in een vrij goede conditie. Anders dan in andere tijdperken in de Duitse geschiedenis hoeft niemand bang voor ons te zijn. Het is een grote verworvenheid dat we in een goede verstandhouding met onze Europese partners leven.

Maar de Duitsers hebben een probleem met zichzelf. De cultuurbreuk, de diepe val waardoor wij onder het naziregime de grootste moordenaarsnatie van de wereld werden, zal nog decennia op de natie wegen. Dat heeft tot gevolg gehad dat Duitsland zichzelf slechts een minimaal nationaal ego veroorloofde. Het was haast verboden Duitser te zijn. Alleen al dat woord: Duitser! Iedereen wil Hamburger en Europeaan of Nedersakser en Europeaan zijn, maar geen Duitser. Goed daaraan is dat we geen nationalisten willen zijn en slecht daaraan is dat we het niet meer wagen een patriot te zijn. Daaraan doet de jonge generatie niet meer mee. De jonge Duitsers willen zich positief met hun land verbinden. Dat maakt heel wat mensen van mijn leeftijd bang. Die denken dan: God, het nationalisme steekt de kop weer op. Toen die jongeren afgelopen zomer tijdens de Weltmeisterschaft met Duitse vlaggen stonden te zwaaien, vroegen veel ouders zich angstig af: ‘Wordt mijn kind nu een nationalist?’ Wat in Frankrijk of in Polen doodnormaal is – het zwaaien met de nationale vlag als een teken van vreugde – ging hier samen met een angstreflex.

De Duitsers zijn trots op hun economisch succes, maar in werkelijkheid voelt het land zich nog altijd onzeker. Dat bevalt me niet. En dat zeg ik ook. Want ik hou niet van mensen die het voor een deugd houden om klein en zonder betekenis te zijn. Duitsland moet leren een natie te zijn die zichzelf vertrouwt, die zichzelf acht en van zichzelf houdt. Tijdens het naziregime was er de overmoed: de misdaad. Daarna kwam het vergeten, de tabula rasa. En de post-achtenzestigers hebben de Duitsers ingeprent: nooit weer een natie, nooit weer trots. Maar wat voor een toekomst heeft een land dat geen vertrouwen in zichzelf mag hebben? Ik kan de jonge generatie toch niet belasten met de schuld van haar grootvaders? De jonge Duitsers moeten natuurlijk weten wat er gebeurd is, maar ze hoeven toch geen schuld te voelen?

U staat bekend als een harde tegenstander van de ‘Linkspartei’, een partij die leeft van het gedachtegoed van de voormalige communistische partij in de DDR.

Gauck: De Linkspartij spreekt veel over de noodzaak om ons systeem te veranderen, maar als burger vraag ik me af welk systeem ze dan wil invoeren. Welk systeem moet er in de plaats van de parlementaire democratie komen? Mijn bedenkingen en bezwaren tegen de Linkspartij resulteren natuurlijk ook uit het feit dat meer dan 90 procent van de leden ervan ooit mijn onderdrukkers waren.

In Berlijn en Brandenburg regeren op deelstaatniveau coalities van SPD (sociaaldemocraten) en Linkspartij, rood-rode regeringen dus. Voor een buitenstaander is het moeilijk te begrijpen waarom zo’n constellatie, die op deelstaatniveau wel mogelijk is, voor u op federaal niveau maatschappelijk, moreel en politiek ondenkbaar is.

Gauck: Op deelstaatniveau is de impact van de Linkspartij niet zo groot. Als coalitiepartner van de regering in Berlijn en Brandenburg ziet die partij zich ook genoodzaakt om een besparingsprogramma op te leggen. De populistische thesen, die de Linkspartij elders in de verkiezingsstrijd zo beklemtoont, hoor je veel minder in de deelstaten waar ze meeregeert. Er zit dus wel een positieve kant aan haar regeringsdeelneming op deelstaatniveau: de Linkspartij stelt er zich realistischer op. Toch geef ik ook op deelstaatniveau de voorkeur aan andere coalities.

Maar op federaal niveau zou een regeringsdeelneming van de Linkspartij onverdraaglijk zijn, juist omdat die partij haar relatie met de democratie niet opgehelderd heeft. Als je ziet hoe sommige mensen in die partij de vroegere DDR-dictatuur ophemelen, vraag je je af of ze al bij onze Europese waarden zijn aanbeland. Die partij heeft nog altijd geen coherent programma, ze heeft een democratisch deficit. Ik ontken niet dat ze ook hervormers in haar rangen heeft, maar die geven niet de toon aan. In de Linkspartij zitten te veel reactionaire linksen zoals Sahra Wagenknecht en anderen, van wie we niet weten waar ze ons naartoe willen leiden. De Linkspartij is een populistische partij, en ik hou niet van populisme, of het nu van links of van rechts komt. Europa is erg waakzaam als het om rechtse populisten gaat, maar kijkt te veel de andere kant op als het om populisten ter linkerzijde gaat.

Niemand was verbaasd dat de Linkspartij uw kandidatuur voor het bondspresidentschap niet steunde.

Gauck: Ook om die reden was mijn kandidatuur maatschappelijk verhelderend. De Duitse publieke opinie heeft toen gemerkt hoezeer de Linkspartij het oude systeem verdedigt. Iedereen kon toen zien dat ik voor de Linkspartij een probleem was omdat ik niet aarzelde onrecht en dictatuur bij hun naam te noemen.

Was u achteraf ook niet een beetje opgelucht dat u níét tot bondspresident verkozen was?

Gauck: Ik kan niet zeggen dat ik erg droevig was. Aan de vooravond van de verkiezing zeiden veel vrienden en familieleden me: ‘Als burgers willen we dat je bondspresident wordt, maar als medemens zouden we blij zijn als je het niet wordt.’ Natuurlijk zou ik dat ambt zo goed mogelijk uitgeoefend hebben, maar het is ook mooi om zonder bodyguards te leven, om gesprekken te voeren en artikels te schrijven waarin ik niet voortdurend aan de staatsraison hoef te denken. Maar toch, het was een interessante tijd en ik was aangenaam verrast door de grote instemming waarmee de Duitsers op mijn kandidatuur reageerden. Grote delen van de bevolking die politiek niet actief waren, begonnen zich plots voor politiek te interesseren. Dat heeft heel wat politici aan het nadenken gezet. De opinie van de oudere burgers dat de Duitse jongeren apolitiek zijn, werd weerlegd. De jongeren zagen in me iemand die hun wens naar meer authen-ticiteit en geloofwaardigheid een gezicht kon geven. Het was voor mij een aangename en ontroerende ervaring om dat te mogen beleven.

Misschien bent u over vijf jaar weer kandidaat?

Gauck: Dat is meer dan onwaarschijnlijk. Over vijf jaar ben ik 75. De Duitsers hebben nu in Christian Wulff een bondspresident met wie ze vriendelijk omgaan en die ze steunen. Alleen in de media heerst nog wat scepsis.

Wat was de moeilijkste periode in uw openbare leven?

Gauck: Dan moet je terug naar 1989, toen ik lid van de oppositiebeweging Neues Forum was. Moeilijk was voor mij de onzekerheid of onze rebellie in de DDR met succes bekroond zou worden. Die onzekerheid heerste in de periode vóór de mensen in de DDR massaal op straat kwamen, toen de oppositie en de beweging voor burgerrechten er nog uit minderheden bestonden. We wisten niet of we zouden slagen. De moeilijkste tijd was de fase waarin we de heerschappij van de angst moesten overwinnen. Moeilijk was ook de periode van het verenigingsverdrag, toen in de lente van 1990 het debat geopend werd hoe er met de Stasidossiers, de rapporten van de staatsveiligheid in de DDR, omgegaan moest worden. Moest men die dossiers openen of niet?

Die vraag rees na de verkiezingen van 18 maart 1990, toen voor de eerste keer in de geschiedenis van de DDR het Oost-Duitse parlement, de Volkskammer, democratisch verkozen werd.

Gauck: Ja. De West-Duitse regering onder kanselier Helmut Kohl wilde tabula rasa maken en had het liefst gezien dat men de Stasidossiers helemaal niet openbaar maakte. De nieuwe DDR-regering onder premier Lothar de Maizière was dezelfde mening toegedaan. Ik vond het des te belangrijker om in de Volkskammer voor mijn wetsvoorstel van open dossiers een parlementaire meerderheid te winnen, wat niet gemakkelijk was, want in het parlement was ik een afgevaardigde van de oppositie.

Ik was ervan overtuigd dat we in Duitsland geen tweede keer een tabula-rasamodel mochten hanteren. Ik heb de volksvertegenwoordigers duidelijk gezegd: denk aan de naoorlogse periode toen kanselier Konard Adenauer een tabula-rasapolitiek in West-Duitsland doorvoerde. Dat leek tot 1968 goed te gaan. Maar sedert de protesten van 1968 weten we dat een tabula-rasabeleid geen goede politiek is, dat het niets oplost en alleen maar nieuwe problemen schept. Tabula rasa is ook slecht voor het politieke en maatschappelijke klimaat, want zo’n beleid begunstigt altijd de oude elites en benadeelt altijd de onderdrukten. Ik heb mijn pleidooi voor de openbaarheid van de Stasidossiers met succes kunnen bekronen in alle fracties. Op 24 augustus 1990 werd de Stasidocumentenwet haast unaniem door de Volkskammer goedgekeurd. Voor de eerste keer in de politieke geschiedenis werd een archief van een geheime politie openbaar gemaakt en kregen burgers het recht om hun dossiers in te kijken. Voor mij was de goedkeuring van die wet zo belangrijk omdat het de enige manier was om duidelijk te maken dat een geloofwaardig afscheid van de dictatuur niet mogelijk is door er de spons over te vegen of door te zwijgen. Tot dat afscheid behoorden open ogen, open dossiers en open debatten.

In Polen heeft het toedekken van de dossiers van de geheime politie de politieke en maatschappelijke sfeer achteraf wel behoorlijk vergiftigd.

Gauck: Het Poolse model was zeker verbonden met humane bedoelingen en verwachtingen. Het klonk christelijk om verzoenend te zijn, de ogen te sluiten en blanco te willen starten. Maar enkele jaren nadat dit programma staatspolitiek was geworden, ontstond inderdaad een vergiftigde sfeer waarin iedereen de ander verdacht maakte. In Rusland was er na de omwenteling al helemaal geen sprake van om het verleden te zuiveren. De mogelijkheid om een democratie te ontwikkelen verloopt altijd gemakkelijker in een samenleving waarin de civiele maatschappij al embryonaal bestaat. Zo’n maatschappij is ook in staat om de eigen natie zelfkritisch te bekijken. Dat zelfkritische discours is zeer problematisch als de fase van nation building nog niet afgesloten is. In die fase wordt elke kritiek op de natie als een vorm van nestbevuiling afgedaan.

Het mentale overwinnen van de DDR-dictatuur heel veel langer geduurd dan u verwachtte.

Gauck: Ja, omdat we zo weinig wisten over de traagheid van de mentaliteitsverandering. Dat de Linkspartij in het voormalige Oost-Duitsland nog altijd op zo veel steun kan rekenen, komt niet omdat de mensen daar weer een communistisch systeem willen invoeren, maar omdat de open maatschappij hen angst inboezemt. Ze kiezen voor het vertrouwde en verwerpen wat hun vreemd voorkomt. Als je uit een dictatuur komt, is het niet gemakkelijk om aan je rol van burger en citoyen te wennen, het is moeilijk om je een eigen mening te vormen en de kracht tot zelfkritiek op te brengen. Het onderdanenbestaan is vrij comfortabel als de dictator niet al te brutaal is.

Sinds 2000 bent u partijloos. Waarom?

Gauck: Die constatering ergert mezelf vaak genoeg. Ik ageer zeker niet tegen partijen, maar ik vind geen partij waarvan het programma voldoende met mijn denkbeelden overeenstemt om er lid van te worden. De Poolse filosoof Lech Kolakowski beschreef zichzelf eens als een linkse, conservatieve liberaal. Daarin vind ik mijn eigen politieke bestaan goed beschreven. Ik ben links omdat ik meen dat een mens als burger in staat is om voor zijn overtuiging op te komen. Vandaar mijn grote sympathie voor vrije vakbonden, burgerbewegingen en emancipatorische partijen. Liberaal ben ik wegens mijn liefde voor de vrijheid. Conservatief ben ik vanzelf, omdat het voor de hand ligt dat we de grote waarden niet telkens opnieuw hoeven uit te vinden.

Was u afgelopen zomer verbaasd toen de SPD en de Groenen u vroegen om kandidaat voor het bondspresidentschap te zijn?

Gauck: Toch wel een beetje. Ik bewoog me de laatste jaren meer onder christendemocraten en liberalen dan onder sociaaldemocraten en Groenen. Maar de Groenen zijn realo’s geworden. Ik kan me goed verzoenen met hun engagement voor een intacte schepping. In de SPD hebben ze gemerkt dat mijn thema van vrijheid en verantwoordelijkheid de mensen aansprak. Ze hebben van mij niet verwacht dat ik hun partijteksten sprak.

RECENT PUBLICEERDE JOACHIM GAUCK ZIJN AUTOBIOGRAFIE: WINTER IM SOMMER – FRüHLING IM HERBST, SIEDLER VERLAG, MüNCHEN, 346 BLZ., 22,95 EURO, ISBN: 9783886809356.

DOOR PIET DE MOOR

‘Helmut Kohl wilde tabula rasa maken en had het liefst gezien dat men de Stasidossiers helemaal niet openbaar maakte.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content