SPEAKER’CORNER

Het wil maar niet klikken tussen Vlaanderen en zijn migranten. Eén op de twee Vlamingen is de medeburger van vreemde afkomst liever kwijt dan rijk – dat die vaak Belg is, doet er niet toe. Het werd ons nog eens duidelijk gemaakt door een peiling van de Migratie- en Integratiemonitor (wat een naam, overigens). De helft van de Vlamingen lijdt aan smetvrees jegens het ‘andere’, hoe divers en multicultureel de wereld rondom hen ook aan het worden is. Het heeft geen zin me daarover op te winden, de mensen zijn wat ze zijn.

Ik moest wel meteen denken aan een Panorama-reportage uit begin 1999. Er was toen blijkbaar ook gepolst naar het buikgevoel van de Vlaming. Frieda Van Wijck begon haar studio-inleiding zo: ‘Sommige Vlamingen hebben het nog altijd moeilijk met migranten. Dat blijkt uit een enquête van de Vlaamse regering. Een kwart van de Vlamingen voelt zich niet op hun gemak bij contact met vreemdelingen.’ Een kwart toen, nu bijna de helft. We zijn er dus blijkbaar op achteruitgegaan. Of vooruit, dat hangt af van uw perspectief.

We hebben ons toen op de redactie suf gepiekerd hoe we dat latente racisme geloofwaardig konden tonen. Collega Paul Bottelberghs had een idee. Hij kende een jonge, intelligente Belgische Marokkaan, hij heette Rachid, we zouden hem een bril opzetten waarin een camera was gemonteerd en hem op pad sturen. Als een Vlaming zich ongemakkelijk voelt bij een vreemdeling, hoe voelt die vreemdeling zich dan bij de Vlaming, dat was ons uitgangspunt. We spraken wel af dat als Rachid-met-de-bril vriendelijk bejegend zou worden, we dat óók zouden tonen. Deontologisch correct.

We gaven de reportage de lichtjes provocerende titel Makak. Ze begon met Rachid die om halfzeven opstaat en zijn tanden poetst. Een knipoog naar de volbloedracisten onder de kijkers: hé, die Marokkanen poetsen óók hun tanden, net als wij. De off-stem van Rachid somt de koosnaampjes op waarop hij al getrakteerd werd: zwarte aap, makak, bougnoul. Hij herinnert zich ook dat sommige kinderen in de basisschool niet met hem mochten spelen van hun mama. Racisme is niet altijd spectaculair, zegt hij, het zit ‘m in kleine dingen: mensen die plots van je wegkijken op straat. Hij loopt een kledingafdeling van een warenhuis binnen en wordt nauwlettend in de gaten gehouden door het personeel. Hij heeft een donkere huid, dus hij is een risicoklant. Hij belt met een verhuurkantoor. Zodra hij zijn naam zegt, wordt ofwel de prijs opgedreven, ofwel, sorry, we hebben al te veel problemen gehad met vreemdelingen. Eén vrouw heeft geen bezwaar, het beste vriendje van mijn kleinzoon is een Marokkaantje, zegt ze, het is de beste jongen die ik ken.

’s Avonds proberen Rachid en twee vrienden een dancing binnen te raken. Blanke kleerkasten versperren de ingang. ‘Zonder uitnodiging komen jullie er niet in.’ Of: ‘Zijn jullie lid?’ Er komen twee blanke jongens naar buiten. Of zij lid zijn, vraagt Rachid. ‘Lid? Nee’, antwoorden ze verbaasd. De off-stem van Rachid: we moeten vijf of zes discotheken doen om er één te vinden waar we binnen mogen. Racisme, zegt hij, is een ziekte in het hart van de mensen. De vriend van Rachid vertelt hoe vaak zijn papieren gecontroleerd worden door de politie. Eén keer vond een agent een werkkaart tussen zijn papieren. ‘Amai,’ zei die agent, ‘een Marokkaan die werkt!’

De uitzending kreeg veel reacties, er waren veel vileine bij.

Tegen de meeste ziektes bestaan medicijnen. Tegen déze lijkt weinig te helpen. Zowel de Franse als de Italiaanse regering telt een zwarte minister, op de koop toe zijn het vrouwen en zijn ze intelligent. De eerste kreeg behalve scheldwoorden ook al een banaan naar haar hoofd geslingerd, de tweede is al uitgescholden voor ‘aap’, ‘zoeloe’ en volgens een parlementslid van de rechts-xenofobe Lega Nord verspreidt ze, als een kwalijk virus, ’tribale tradities’. Misschien heeft racisme ook zijn wetmatigheden: hoe intelligenter, hoe briljanter een donkere of zwarte man of vrouw is, hoe rabiater racisten reageren. Zulke zwarte mensen halen immers hun eerste geloofspunt onderuit: dat anders gekleurde mensen minderwaardig zijn.

In mijn stamcafé hoorde ik Dieumerci Mbokani, Congolees voetballer, een aap genoemd worden die beter terug in zijn boom zou kruipen. Mijn mailbox wordt geregeld vervuild door mensen die denken mij te plezieren met de zoveelste mop over luie, steuntrekkende migranten. Racisten? Negeer ze, ze zijn hopeloos.

Racisme is niet altijd spectaculair, zegt Rachid, het zit ‘m in kleine dingen: mensen die plots van je wegkijken op straat.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content