Wintertrein

“Dat lijkt me geen goed idee”, waarschuwt Vahan me als ik hem vertel dat ik per trein van Yerevan naar Gyumri wil reizen. “Ik heb zelf nog nooit een trein genomen in Armenie, maar naar verluid zijn ze erg traag.”
Geeft niet. Ik heb tijd.

Het is donderdag, zeven uur ’s ochtends, en van enige ochtendspits is geen sprake. De stad lijkt in een diepe winterslaap verzonken. Ik wek een taxichauffeur die achter zijn stuur, en met draaiende motor, is ingedommeld.

Het monumentale stationsgebouw van Yerevan herinnert aan het prestige van het Sovjet-spoorwegennet van weleer. Daar blijft in het Armenie van vandaag weinig van over. De stationshal is verlaten. Op een bank slaapt een dakloze. Een bedrukte man, diep in zijn lange jas verscholen, ijsbeert zich warm. De balie is gesloten, een cafetaria of winkel is er niet.

De dame van de nachtwacht roept me binnen in haar bureautje, dat ze verwarmt met twee electrische kookstellen. Ze biedt me vers gekookte koffie aan. De bedrukte man klopt zachtjes op het venster van het loket. Hij wil ook een kop, maar wordt streng weg gestuurd. De vrouw tikt met haar vinger tegen haar keel. “Dronkelap”.

Op het perron staat de trein naar Gyumri klaar. Honden verzamelen zich rond de schaarse passagiers. De machinist stapt in de locomotief. Een museumstuk, verroest, met hamer en sikkel en de letters CCCP trots op de neus.

De wagons zijn kale beestenwagens met versleten houten zitbanken. Schuifdeuren klemmen en kieren langs de ramen zuigen ijskoude buitenlucht naar binnen. De reizigers zijn op lage temperaturen voorzien. Ze dragen dikke jassen en wollen mutsen. Bij elke ademstoot ontsnapt er een wolkje uit mond of neus.

Maar de toeter werkt nog. Om acht uur trekt het gevaarte zich langzaam op gang. Twee conducteurs passeren. De rit Yerevan-Gyumri, 150 kilometer over de sporen, kost een euro.

We rijden rakelings langs de Turkse grens. Het is mistig en grijs vandaag. Geen uitzicht.

Telkens als de trein op kruissnelheid is geraakt, 30 kilometer per uur schat ik, moet er weer worden afgeremd om het volgende onooglijke station niet te missen. Daar stappen dorpelingen op, met veel bagage. Kisten appels, of zakken meel, die onmogelijk met de minibussen mee kunnen.

De hele rit door lopen bejaarde venters de trein op en af, met snoep, sigaretten, broodjes, sokken en kalenders. De reis duurt lang, de mensen krijgen honger. Moest er nu eens iemand op het idee komen om hete thee te verkopen. Succes gegarandeerd.

Hoe dichter we Gyumri naderen, hoe voller de wagon. De lichaamswarmte van de aanwezigen doet de kamertemperatuur voelbaar stijgen. Enkel mijn voeten weigeren halsstarrig op te warmen.

De bus zou er anderhalf uur over doen om van Yerevan naar Gyumri te rijden. Deze trein is zes uur onderweg. Zes lange uren stil zitten in de kou, is ook voor een treinliefhebber te veel.

In Gyumri, Leninakan genaamd tot aan de onafhankelijkheid, domineert een bombastische kroonluchter de stationshal. Er is welgeteld een loket open voor de weinige treinen die er vandaag nog passeren.

Op zoek naar een toilet, daal ik af naar de kelderverdieping. Pijlen zijn overbodig, ik volg gewoon mijn neus. De WC’s zijn een slagveld. Waterleidingen zijn gesprongen, slecht gemikte hopen bruine smurrie blijven, bij gebrek aan onderhoudspersoneel, gewoon liggen. Vijftien jaar na de val van de Sovjet-Unie is de spoorweginfrastructuur in Armenie om te huilen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content