Vier jaar na het begin van de bombardementen op Irak maakt Noam Chomsky de balans op. Een exclusief gesprek met de man die al ruim 30 jaar het geweten van Amerika probeert te zijn. Over Vietnam en Irak, de VS en Iran, en waarom hij – zij het ‘niet met veel plezier’ – straks het liefst zou stemmen op Al Gore.

Behalve van de transformationeel-generatieve grammatica waarmee hij als linguïst geschiedenis schreef, is Noam Chomsky uiteraard ook – en misschien vooral – bekend als politiek denker en antioorlogsactivist. Anderhalf jaar geleden werd hij door de lezers van het Britse maandblad Prospect en het Amerikaanse Foreign Policy nog verkozen tot the world’s top public intellectual – ’s werelds belangrijkste publieke intellectueel. ‘Maar in de VS heeft haast niemand daar aandacht aan besteed’, zegt hij tijdens een kort telefoongesprek met Knack. ‘Het is hier heel erg stil rond mij. Mijn standpunten zijn niet erg populair.’

U bent toch niet de enige die de oorlog in Irak bekritiseert?

NOAM CHOMSKY: Natuurlijk niet. Linkse intellectuelen hebben er uiteraard geen probleem mee dat ik de oorlog bekritiseer, want dat doen en deden zij ook. Het punt is dat ik de oorlog op een fundamenteel ándere manier bekritiseer. Ik zeg datgene waarvan ik denk dat het de waarheid is, namelijk dat de oorlog in Irak geen vergissing was, maar gebaseerd was op rationele overwegingen en berekeningen, die op hun beurt teruggaan op compleet verkeerde vooronderstellingen die toevallig wel geaccepteerd worden door zowat de gehele intellectuele klasse.

Welke vooronderstelling bedoelt u dan precies?

CHOMSKY: Dat wij zogezegd deze oorlog moeten winnen. Dat onze overwinning een kwestie van rechtvaardigheid zou zijn. En dat de enige vraag is of we die overwinning kunnen behalen tegen een aanvaardbare kostprijs voor onszelf. En dat aanvaard ik niet. Ik aanvaard niet dat iedereen ervan uit lijkt te gaan dat de Verenigde Staten de eigenaar van de hele wereld zijn. Ik aanvaard niet dat ook de linkse intellec- tuelen de staatsmacht dienen door de fundamentele uitgangspunten van die staat te accepteren, namelijk: dat deze oorlog een rechtvaardig doel dient, dat de bedoeling waarmee deze oorlog is begonnen van nobele aard was… Ik beweer dat die uitgangspunten niet deugen. En dat het doel en de bedoelingen van deze oorlog helemaal niet nobel zijn. Ik beweer dat deze oorlog wordt gevoerd vanuit een volstrekt helder en rationeel imperialistisch oogpunt, net zoals dat het geval was in Vietnam. Met nobele bedoelingen of welke vorm van rechtvaardigheid dan ook heeft en had het allemaal niets te maken.

U was al een vooraanstaande antioorlogsactivist ten tijde van die Vietnamoorlog. Ziet u vooral overeenkomsten of vooral verschillen met toen?

CHOMSKY: Beide oorlogen worden op een vergelijkbare manier in beeld gebracht, en ook de reactie die beide oorlogen uitlokten van de geprivilegieerde sectoren in de samenleving is sterk vergelijkbaar. Net zoals nu waren er toen ook mensen die de oorlog aanvankelijk steunden, maar zeer kritisch werden toen bleek dat het een en ander was uitgelopen op een nachtmerrie. Maar de reden voor de oorlog was wel helemaal anders. Vietnam mocht geen onafhankelijke koers varen, omdat een sociaal en economisch succesvol Vietnam een slecht voorbeeld voor de regio zou zijn geweest, dat zich als een virus had kunnen verspreiden. Volgens de zogenaamde superdominotheorie zou uit zo’n kettingreactie een sterk Zuidoost-Aziatisch machtsblok kunnen groeien, met Japan als industrieel centrum. En dat wilden de VS, zo kort na de Tweede Wereldoorlog, kost wat kost vermijden. Om te voorkomen dat het virus zich zou verspreiden, werd besloten om Vietnam gewoon te vernietigen. Vervolgens werden hier en daar in de regio door de VS gesteunde dictaturen gevestigd, onder meer in Indonesië.

En wat is volgens u de reden voor de oorlog in Irak?

CHOMSKY: Irak werd aangevallen omdat het zich in het hart bevindt van een regio met een van ’s werelds grootste energievoorraden. En nu zit alles vast, want de VS kunnen niet blijven en ze kunnen niet vertrekken. Als ze vertrekken, kunnen ze niet zomaar een dictatuur installeren om de zaken voor hen te regelen. Nee, als de VS Irak verlaten, zal het land toch een min of meer onafhankelijke koers kunnen varen, en dat is een absolute nachtmerrie voor de VS. Het zou immers betekenen dat die enorme olievoorraden onder controle zullen komen van de sjiieten in het zuiden, wat de relaties tussen Irak en Iran, en de relaties met de sjiieten in Saudi-Arabië ongetwijfeld ten goede zal komen. Kunt u zich dat voorstellen, een onafhankelijk sjiitisch machtsblok dat die olievoorraden controleert? Met het risico dat dat machtsblok toenadering zoekt tot China? Dat zou betekenen dat Amerika een tweederangsmacht zou worden, en dus is het ondenkbaar.

Was het verzet tegen de Vietnamoorlog groter dan dat tegen de oorlog in Irak?

CHOMSKY: Integendeel. In de VS is het verzet tegen de oorlog in Irak veel groter dan het verzet tegen de oorlog in Vietnam was. De steun voor de oorlog in Vietnam was dan ook uitzonderlijk groot. De meeste mensen herinneren zich dat niet meer, maar toen John F. Kennedy in 1962 Zuid-Vietnam binnenviel, was er in het Westen haast niemand die zich daar ook maar een grammetje voor interesseerde. Nochtans ging het over chemische oorlogvoering, over de vernietiging van oogsten, werden grote populaties van hun land verdreven en bijeengebracht in concentratiekampen of sloppenwijken – vandaag zouden we dat etnische zuivering noemen. En toch was er niemand die zich daar zorgen over leek te maken. Men ging er kennelijk van uit dat de VS het recht hadden om dat te doen. Het protest tegen de oorlog in Vietnam begon pas jaren later, en was vooral gericht tegen de bombardementen op Noord-Vietnam. Maar toen hadden duizenden Amerikaanse soldaten de Vietnamese maatschappij allang vernietigd.

George W. Bush wordt op spandoeken soms vergeleken met Hitler. Slaat dat ergens op?

CHOMSKY: Helemaal niet, die vergelijking is belachelijk. Maar ik vind wel dat we de verantwoordelijken voor de oorlog in Irak voor een soort Nürnbergtribunaal moeten brengen. Het Nürnbergtribunaal was destijds natuurlijk fundamenteel immoreel: het sloot bijvoorbeeld expliciet uit dat ook geallieerde misdaden, zoals het bombarderen van steden, zouden kunnen worden aangeklaagd. Niettemin hebben die processen geleid tot de veroordeling van een aantal belangrijke nazi’s, zijnde toch de grootste oorlogsmisdadigers uit de geschiedenis van de mensheid. En er zijn toen een aantal serieuze principes afgesproken: dat militaire agressie de ultieme internationale misdaad is, bijvoorbeeld, en dat alle ellende die daaruit voortvloeit al in die daad van agressie besloten ligt. Daarvoor zijn verscheidene nazi’s opgehangen. En dat is wat de VS in Irak hebben gedaan.

Wie mag van u de volgende Amerikaanse president worden?

CHOMSKY: De Democraat Dennis Kucinich, zonder enige twijfel de enige echt progressieve antioorlogskandidaat. Maar hij maakt geen kans, want hij trekt het grote geld niet aan. En dus is hij al bij voorbaat uitgesloten van deelname aan het Amerikaanse politieke systeem.

Welke kanshebber op een nominatie draagt dan wel uw voorkeur weg?

CHOMSKY: Misschien maakt Al Gore een kans om genomineerd te worden voor de Democraten. En in dat geval zou ik wel op hem stemmen, zij het niet met veel plezier. Maar hij is beter dan de alternatieven.

Liever Gore dan Barrack Obama of Hillary Clinton?

CHOMSKY: Absoluut. Van Obama weten we bijna niets. Amerikaanse verkiezingen zijn een soort ritueel geworden, dat gestuurd wordt door de pr-industrie. Inhoudelijke kwesties en echte debatten moeten absoluut worden vermeden. Het gaat alleen maar over illusies en imago’s. Presidentskandidaten worden op precies dezelfde manier verkocht als tandpasta. In 2004 wisten de meeste kiezers niet eens welke standpunten de verschillende kandidaten verdedigden. De kiezers van Bush dachten zelfs dat hij een voorstander was van het Kyotoprotocol, omdat de meesten onder hen daar zelf grote voorstanders van zijn.

Meent u dat?

CHOMSKY: Zeker. Er is trouwens een goede reden waarom de presidentskandidaten nogal karig zijn met informatie over hun echte standpunten. In vergelijking met de meeste kiezers staan ze wat de fundamentele kwesties betreft nogal rechts in het politieke spectrum.

Tot slot: hoe zal de situatie in Iran volgens u evolueren?

CHOMSKY: Wat mij enorm verbijstert, is de discussie over de betrokkenheid van Iran bij de oorlog in Irak. De haviken zeggen: ze bemoeien zich met de toestand in Irak, dus laten we achter hen aan gaan. De duiven zeggen: het is niet duidelijk of ze zich met de toestand in Irak bemoeien, laten we eerst afwachten of daarvoor bewijzen bestaan. Dat is de discussie. Ofwel zijn deze mensen allemaal krankzinnig, ofwel komen ze van een andere planeet, want hoe kun je deze discussie in godsnaam voeren? Hoe kun je nu discussiëren over het feit dat een land zich bemoeit met de toestand in een buurland dat wordt bezet door een vreemde mogendheid die daarvoor helemaal van de andere kant van de wereld is gekomen. Hoe kun je daar zelfs maar over beginnen te discussiëren? Wel, omdat je dus uitgaat van het feit dat de Verenigde Staten de eigenaar zijn van de hele wereld. Als je dat uitgangspunt wegneemt, zoals ik doe, dan wordt deze hele discussie dus totaal krankzinnig.

Bestaat het risico dat de VS straks Iran beginnen te bombarderen?

CHOMSKY: De kans is klein, want iedereen is ertegen, tot en met het leger en de inlichtingendiensten. Maar misschien doen ze het tóch, want momenteel zitten ze vast. Ze zijn de gevangenen geworden van hun eigen retoriek. Dus ze zijn zo wanhopig dat ze misschien alsnog beslissen om Iran aan te vallen. Het helemaal uitsluiten, kun je nooit.

DOOR JOëL DE CEULAER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content