‘Zeker 10.000 werklozen bij een volledige sluiting’

© Belga

Walter Pauli, redacteur bij Knack, over de gevolgen die een sluiting van Ford Genk hebben.

1. Hoe belangrijk is Ford Genk als werkgever voor Limburg en de Limburgers?

Zeer belangrijk. Ook al werkt er bij Ford maar tien procent van de 40.000 werknemers die destijds in de Kempense Steenkolenmijnen (KS) aan de slag waren, toch is een industrieel bedrijf met 4.500 werknemers natuurlijk bijzonder groot. Bovendien zijn er nog eens duizenden werknemers in andere Genkse en Limburgse bedrijven die rechtstreeks of in tweede orde afhangen van Ford Genk. Zonder de auto-assembleur zullen die zo goed als zeker de deuren moeten sluiten, in het beste geval flink downsizen. Reken maar op een effect van zeker tienduizend werklozen bij een volledige sluiting.

Het gaat ook niet om 4.500 werklozen, het gaat om een belangrijk structureel verlies aan arbeidsplaatsen. Genk was sinds halfweg de jaren zestig een van de voornaamste werkgevers. De tewerkstelling schommelde met de conjunctuur (Ford Genk had ooit 14.000 arbeiders en bedienden in dienst), maar het was een belangrijke motor van welvaart. En die valt compleet stil.

2. Wat is de impact van een sluiting van de fabriek op de provincie?

Om wat hierboven geschetst is: zeer groot. Er zijn wel pogingen om van Limburg het achterland van de Antwerpse haven te maken, maar dat moet nog allemaal gerealiseerd worden. Een bedrijf als Ford zorgt voor knowhow, laat andere bedrijven (bijvoorbeeld in de transportsector) werken, is een belangrijke partner voor de industriële hogescholen enzovoort. Dat gat maak je niet goed door snel een aantal kmo’s aan te trekken. Als die er al komen.

De massale werkloosheid betekent ook dat er massaal gesolliciteerd zal worden, door een groep actieve werkzoekenden met ongeveer dezelfde arbeidservaring en competenties. Dat is niet alleen voor hen een probleem (overaanbod in bepaalde ‘jobsegmenten’), maar het is ook slecht nieuws voor de Limburgse schoolverlaters.

Bovendien is Limburg een ‘hoekprovincie’ – in het oosten begrensd door Nederland (en amper een paar tientallen kilometer verder al Duitsland), in het zuiden door Wallonië. Een provincie bovendien zonder grootstad (zoals Antwerpen in Antwerpen, Brussel in Brabant of Gent in Oost-vlaanderen) die door haar omvang een sluiting van één belangrijk bedrijf gemakkelijker kan absorberen. Dat betekent dat ook de aanpalende delen van de Antwerpse Kempen (zeker Geel, Turnhout) en Vlaams-Brabant (zeker tot Leuven) ook ‘concurrentie’ van Limburgse werkzoekenden krijgen. Van Ford-werknemers, maar ook van andere Limburgers die wel verplicht zullen zijn verder uit te wijken, willen ze werk vinden. Het Ford-effect van tienduizend extra werklozen en dus bijna zoveel bijkomende werkzoekenden zal zich dus tot buiten de provinciegrenzen manifesteren.

3. Kan de overheid bij een sluiting een rol spelen in de opvang van een sociaal bloedbad?

Tja. De overheid kan natuurlijk zorgen voor outplacement – denk aan de cel-Renault, die redelijk succesvol is geweest. Maar er is een tendens van opeenvolgende regeringen om het werklozen zéker niet gemakkelijker te maken. De regels voor het brugpensioen zijn verstrengd, de hoogte van de werkloosheidsuitkering is degressief gemaakt in de tijd. De Ford-werknemers zullen daarvoor een prijs betalen, en het is politiek niet mogelijk (en in zekere zin maatschappelijk ook ongezond) om alleen voor Ford-werknemers een uitzondering te maken.

Men kan in de toepassing van de regels hoogstens enige soepelheid hanteren – en die zal dit keer nodig zijn om het sociaal bloedblad (dat er sowieso is) nog een beetje binnen te perken te houden. Maar het maakt voor het Ford-volk de pil wel bitterder om slikken, want er valt de werknemers (en zelfs de Genkse directie) weinig te verwijten: een zeer performant presterende fabriek, met hoge productiviteit. Dus de eerste politicus die denkt een “positieve boodschap” te moeten brengen, gezwam over hoe dan ook kansen in eigen streek en dat crisissen uitdagingen zijn – ik verzin maar wat – of iemand die “matter-of-fact-achtig” komt uitleggen dat de auto-industrie nu eenmaal in crisis zit en dat afbouw onvermijdelijk is – riskeert met pek en veren te worden buitengedragen.

En dat is logisch, want de Ford-mensen wachten echt geen makkelijke tijden: met duizenden collega’s tegelijk werkloos worden, en dan elkaar moeten beconcurreren in het zoeken naar een nieuwe job, terwijl het sociale vangnet voor werklozen grotere gaten vertoont dan vroeger – hetgeen precies het gevolg is, want juist de bedoeling, van het volgehouden beleid van een aantal opeenvolgende regeringen van uiteenlopende politieke samenstelling.

Als ‘de’ politiek al iets structureel kan doen, dan op middelkorte termijn: orde op zaken krijgen, ook in de begrotingen, en zorgen voor een industrieel beleid zodat er opnieuw meer groei komt en meer arbeidsplaatsen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content