Ohrid, Macedoni mooiste

“De parel van Macedonië”. “Het juweel op de kroon”. Ohrid wordt overladen met superlatieven en gepromoot in toeristische brochures. Niet geheel onterecht. De stad en het gelijknamige meer, beiden beschermd door de UNESCO, zijn met voorsprong de meest populaire onderwerpen van de Macedonische postkaartbusiness.

We arriveren laat in de avond in Ohrid en vragen de taxichauffeur om ons naar een goedkoop hotel te brengen, Dat wordt Hotel Lovec, op een kwartier stappen van het centrum. In de inkomhal staat een opgezette beer op zijn achterste poten, de muur stelt hertengeweien tentoon, en pelzen van vossen en marters bengelen als een luguber gordijn in een deurgat.
We zijn in een jagershotel verzeild geraakt. Enige notie van klantvriendelijkheid is de man aan de receptie totaal vreemd. Nog nooit voelde ik me zo onwelkom in een hotel als hier. En hoewel de kamers ruim, netjes en goedkoop zijn, verhuizen we morgen. Ohrid heeft vast sympathiekere slaapplaatsen.

Het beeld dat ik van Macedonië had, was grotendeels bepaald door Manchevski’s “Before the rain”. Het was een idyllisch beeld, van eenzame kloosters in de bergen. Ik zag de film samen met medestudent Kris, 12 jaar geleden in de Gentse Sphinx. Ik herinner me nog goed hoe we na de middagvertoning, op klaarlichte dag, totaal van de kaart, tussen de winkelende massa in de Veldstraat stonden. We hadden niets meer tegen elkaar te zeggen. “Before the rain” is zo’n film die je bij het nekvel grijpt en niet los laat.

Het kerkje uit de film, dat ik sindsdien vereenzelfdigde met Macedonië, staat in Ohrid. Sint-Jovan Bogoslav in Kaneo kijkt, hoog op de rotsen, over het meer uit, en bezorgt me een aangename aha-erlebnis.

Beneden wachten watertaxi’s op passagiers. Het is laagseizoen en de schippers doen hun uiterste best om ons een rondvaart te verkopen. De hippe winkelwandelstraat Kliment Ohridski leidt naar de 900 jaar oude plataan aan de Ali Pasha moskee in het Turkse stadsdeel.

Daar laat ik bij fotograaf Sedo mijn foto’s op CD branden. Tijdens het wachten krijgen we een donderpreek te aanhoren, genre “politici zijn maffia”, zoals we die al eerder tijdens deze reis ondergingen. “Wie vroeger om een sigaret kwam bedelen, is nu een rijk man. Wie zijn hele leven heeft gewerkt, is nu een arme stakker. Ikzelf mag niet klagen. Ik was mijn hele leven zelfstandige. Ik heb nu een groot huis, een auto en ik kan elk jaar op vakantie gaan naar Antalya. Maar met een bloem leg je geen park aan. In het algemeen gaat het niet goed met het land. Na de onafhankelijkheid sloten heel wat fabrieken de deuren, waardoor duizenden mensen werkloos werden.”

Sedo raadt ons aan een bezoekje te brengen aan het klooster van Sveti Naum, in het zuidelijkste puntje van het meer aan de Albanese grens. “Als je dat niet hebt gezien, dan heb je Macedonie niet gezien.”

We willen de bus nemen naar Sveti Naum. De taxichauffeurs aan het busstation zijn opdringerig, en halen hun trukendoos boven om ons er van te overtuigen de 30 kilometer lange rit per taxi te doen. “Er is geen bus vandaag”, beweert er een, terwijl we net een ticketje gekocht hebben. “Er is geen bus terug”, zegt hij wanneer we hem dat ticketje tonen.

Op zondag trekken heel wat dagjestoeristen en bedevaarders naar Sveti Naum. Een marktje met streekprodukten leidt de bezoekers naar het klooster. Op de binnenplaats bevindt zich het charmante 16de eeuwse kerkje, gebouwd op de fundamenten van de oorspronkelijke kerk van Sint-Naum. Terwijl de pauwen op het dak genieten van de winterzon, knielen pelgrims devoot over het graf van de heilige Naum. Als een volgetattoeeerd lichaam, is elk hoekje van de kerk bedekt met eeuwenoude fresco’s.

Naum (835-910) was een volgeling van Methodus en Cyrillus, die aan de basis liggen van het cyrillisch alfabet. Samen met de missionaris Clement stichtte hij kloosters om de Slavische taal te verspreiden.

Sveti Naum is om een nog ander reden een gezegende plek. Net buiten het klooster bevinden zich 45 bronnen, die het meer van Ohrid voeden. Nikola Pavlevski overtuigt ons in een oogwenk om de twee laatste zitplaatsen in zijn bescheiden roeibootje in te nemen, voor een tochtje naar de bronnen. “Je zal er geen spijt van hebben. Naomi Campbell en Richard Gere zaten ook al in mijn boot.”

Nikola toont de borrelende bronnen in het glasheldere meer. “Het water is zo zuiver dat je er van kan drinken. Maar dat raad ik u niet aan. Onze raki is namelijk veel beter.”

Tussen de ingestudeerde flauwe grappen door, geniet ik van het geluid van de roeispanen in het water, het schommelen van de boot, de rust.

Een groep van 40 jongeren dwaalt door avondlijk Ohrid. Vertegenwoordigers van verschillende ngo’s uit Europa werden uitgenodigd door de Europese Unie, om elkaar via seminaries beter te leren kennen en samenwerkingen te smeden. Er zijn ook Belgen bij. Kurt werkt voor Balkanactie van de Gemeenten.

Vanavond gaat de groep uit eten in een deftig hotel nabij de Sint-Sofiakerk. Kurt krijgt twee extra stoelen geregeld aan de lange feestdis. Er speelt een traditionele Macedonische band. Na het eten heffen de Serviërs drinkliederen aan. Kroaten, Slovenen, Bosniers en Albanezen vallen elkaar in de armen. Uiteindelijk draait de hele bende, aangevuld met Letten, Nederlanders, Potugezen, Finnen, Italianen en noem maar op, in polonaise rond de lange tafel. Een gordijn wordt uit de muur gedanst. Als het bandje stopt, zingt het gezelschap zelf verder. Liedjes die iedereen kent. “Satisfaction”, “No woman no cry” en “The yellow submarine”. De ober smeekt om stilte. “Hierboven zijn appartementen.” “OK, dan gaan we naar boven!”, roept iemand terug. Dolle pret.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content