Elke dag maken in België zeven mensen een eind aan hun leven. Gemiddeld zijn dat drie Vlamingen en vier Walen. En voor elke zelfmoord zijn er dagelijks nog tien à vijftien suïcidepogingen. En néé, benadrukt suïcidoloog Karl Andriessen, dat is lang niet altijd een schreeuw om hulp.

Late slapers plegen vaker zelfmoord. Rokers lopen een hoger risico op zelfmoord. Slanke mannen begaan sneller zelfmoord. Vrouwen met nepborsten gaan vaker tot zelfmoord over. Jongeren met piercings of tatoeages denken vaker aan zelfmoord. En niet te vergeten: hoe meer countrymuziek, hoe meer zelfmoorden. Auteur Bart Demyttenaere sluit het cijfergedeelte van zijn boek De last van het leven af met een kort overzicht van de resultaten van een aantal onderzoeken over zelfmoord die de laatste jaren de krantenkolommen opleukten.

In het boek plaatst de Nederlandse psychiater Jan Mokkenstorm vraagtekens bij de waarde van dat soort wetenschappelijke informatie. ‘Dertig jaar suïcidologisch onderzoek heeft geen antwoorden geboden op de vraag hoe je kunt voorspellen of iemand al dan niet een eind aan zijn leven zal maken.’ En toch blijft volgens Mokkenstorm ‘de hele wetenschappelijke industrie koppig zoeken naar zogenaamde significante factoren die suïcidaal gedrag in de hand zouden werken’. Vanuit klinisch oogpunt is dat volgens de psychiater irrelevant. ‘In Nederland zijn we geëvolueerd naar een meer empathische, psychologische benadering om te voorkomen dat mensen tot zelfmoord overgaan.’

En dat is niet anders in Vlaanderen, zo bevestigt Karl Andriessen. De suïcidoloog coördineert het suïcidepreventiebeleid van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG), en schreef het voorwoord bij de vierde, herwerkte editie van De last van het leven. ‘Als we in de hulpverlening inmiddels van één zaak overtuigd zijn, is dat als je vermoedt dat iemand levensmoe is, je dat beter gewoon vraagt. Je kunt iemand beter één keer te veel vragen of hij suïcidaal is dan één keer te weinig. Wanneer een hulpverlener een persoon letterlijk vraagt of hij denkt dat zijn problemen van de baan zouden zijn mocht hij dood zijn, is de opluchting aan de andere kant vaak groot. Want de weg richting suïcide is voor veel mensen bijzonder eenzaam.’

Existentiële crisis

Een overlijden, jobverlies, scheiding, gezondheidsproblemen of een combinatie van factoren. Er kan zo veel tegengaan waardoor de weg naar een existentiële crisis open komt te liggen. ‘En iedereen denkt wel eens aan de dood’, meent Karl Andriessen. ‘Alleen valt de meerderheid van de mensen weer in de plooi wanneer een crisis bezworen is of een probleem is opgelost. Voor een aantal mensen geldt dat niet. Ze blijven rumineren, doorbomen en in cirkels draaien. Als dat gebeurt, neemt hun hopeloosheid toe. Die kwetsbaarheid is deels genetisch doorgegeven. Dat geldt trouwens ook voor impulsiviteit. Maar aan de andere kant bepaalt ook je opvoeding hoe je met problemen en stresssituaties omgaat. Een combinatie van beide maakt dat bepaalde mensen sneller aan zelfmoord zullen denken dan anderen. Eraan denken. Het niet noodzakelijk doen. Want het is niet omdat je kwetsbaar bent voor impulsiviteit of hopeloos denken dat je sneller suïcide zult uitvoeren. Dat zal dan weer afhangen van een heel aantal omgevingsfactoren.’

Een andere misvatting over zelfmoord is dat elke suïcidale mens depressief is. En omgekeerd. ‘Depressie en suïcide zijn duidelijk verschillende fenomenen. Depressie is een risicofactor voor suïcide, dat klopt. Naar schatting 7 à 9 procent van alle mensen met een ernstige depressie die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis achter de rug hebben overlijdt door suïcide. Andere psychische aandoeningen geven een veel hoger risico: schizofrenie, bipolaire stoornis, verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsstoornissen als borderline, om er een paar te noemen. Ook eetstoornissen en traumatische rouwverwerking geven een verhoogd risico van suïcidaal gedrag.’

Hoewel zelfmoord een impulsieve daad kan zijn, blijken de meeste mensen volgens Andriessen vergevorderd in een suïcidaal proces vooraleer de tekenen van suïcidaal gedrag aan de oppervlakte komen. En dat proces is geen stijgende lijn van nul naar heel erg. ‘Voor het tot een eerste suïcidepoging komt, koesteren heel veel mensen suïcidegedachten zonder dat hun omgeving daar iets van merkt. Mensen kunnen dat heel goed verbergen. En vaak hebben ze, al dan niet bewust, heel goede redenen om dat te doen. Wanneer iemand problemen heeft om zijn emoties te controleren, vaak huilt of agressief is, wordt dat niet altijd geïnterpreteerd als elementen in een suïcidaal proces.’

‘Waarom’ is een van de grote vragen waarmee nabestaanden achterblijven. Volgens Andriessen is een suïcidepoging in veel gevallen opvallend genoeg geen bewuste vraag om hulp. ‘Mensen die een suïcidepoging ondernemen, willen wel ontsnappen aan de omstandigheden die hen het leven onmogelijk maken. Dat is iets anders dan een schreeuw om hulp. Dat betekent dat je mensen eerst moet motiveren voor hulp vooraleer je het hulpverleningsproces kunt opstarten. Dat doe je door met de persoon in kwestie te praten over waarmee hij bezig is. En dat zijn zelfmoordgedachten. Hulpverleners voelen zich daar lang niet altijd comfortabel bij. Maar het is wel de enige manier om iemand op dat moment te helpen.’

Voor vrienden en familieleden van mensen die in een suïcidale rollercoaster zitten, is het zo mogelijk nog moeilijker om de dingen bij hun naam te noemen. En zelfs wanneer mensen een letterlijke noodkreet slaken met de mededeling dat ze een eind aan hun leven zullen maken, ketst die boodschap vaak af op een muur van angst of onbegrip. Toch is een van de klassieke vragen die nabestaanden zich stellen: ‘Hadden we iets kunnen doen?’ Zonder met de vinger te willen wijzen, bevestigt Andriessen dat familieleden, vrienden of collega’s de persoon die zelfmoordgedachten koestert vaak overpraten. ‘Ze nemen ze niet ernstig, of minimaliseren de problemen waarmee iemand kampt. Vaak gebeurt dat met de beste bedoelingen, omdat mensen denken dat ze iemand er zo weer bovenop krijgen. Het is trouwens schrikken als je de boodschap krijgt dat iemand die je graag ziet dood wil. Alleen werkt een dergelijke aanpak niet bij iemand die suïcidaal is. Die persoon krijgt alleen bevestiging van het gevoel dat niemand hem begrijpt, dat hij er alleen voor staat en niemand hem kan helpen. Die tunnelvisie en het bijbehorende isolement nemen alleen toe naarmate het suïcidale proces vordert. Sommige mensen die in het ziekenhuis worden opgenomen na een suïcidepoging zullen alles doen om familie en vrienden gerust te stellen. Want “het was maar een ongelukje”. Alleen merken we dat als er niets verandert aan de probleemsituatie van die persoon de suïcideneiging nadien weer aantrekt. En dat het risico van een nieuwe poging en overlijden door suïcide weer groot wordt. Familieleden en vrienden van personen die een crisis doormaken, moeten geen psycholoog willen spelen. Luisteren vanuit hun rol van partner, vriend of collega is het belangrijkste wat ze kunnen doen.’

Deskundigheidsbevordering

In 2006 pakte de Vlaamse overheid uit met een ambitieus ‘Vlaams Actieplan Suïcidepreventie’. Het objectief: tegen 2010 moest het aantal zelfmoorden bij zowel mannen als vrouwen gedaald zijn met 8 procent tegenover het referentiejaar 2000. Hoewel de cijfers sinds 2007 weer stijgen, noemt Karl Andriessen de aanpak van de suïcidepreventie geslaagd. ‘Ik weet zeker dat zonder de coördinatie en samenwerking die sindsdien is opgezet tussen de verschillende lijnen van de hulpverlening de cijfers nog veel meer zouden zijn gestegen. De doorstroming van informatie verloopt nu veel vlotter dan vroeger. Als iemand na een suïcidepoging wordt opgenomen in een ziekenhuis, vertrekt bij ontslag uit het ziekenhuis een brief naar de huisarts. Vroeger werd die persoon doorverwezen zonder dat werd opgevolgd of hij daadwerkelijk hulp zocht. Huisartsen bleken trouwens vragende partij voor het nieuwe systeem. En ik ben er zeker van dat het zijn vruchten afwerpt.’

Suïcidepreventie heeft veel gezichten. Uit de laatste geestelijkegezondheidsenquête die vierjaarlijks wordt gehouden, blijkt dat 4 procent van de bevolking aangeeft in het laatste jaar ernstig aan zelfmoord te hebben gedacht. Maar het aantal mensen dat overlijdt door suïcide ligt veel lager. Een deel van de preventie gebeurt volgens Andriessen dus spontaan. ‘Omdat de situatie van de persoon in kwestie verandert. Of omdat hij de juiste hulp of opvang vindt. Een vlotte toegang tot laagdrempelige psychosociale begeleiding is een van de beste manieren om het suïciderisico in een bevolking te beperken. En er kan zelfs worden gemeten hoeveel zelfmoorden worden vermeden door eerstelijns psychosociale begeleiding ter beschikking te stellen. Uit onderzoek blijkt dat deskundigheidsbevordering van hulpverleners werkt. Als men in een regio training rond suïcidepreventie geeft aan huisartsen-therapeuten, merk je dat zowel de suïcidepogingen als de suïcides er dalen in vergelijking met regio’s waar dat niet gebeurt.’

Vorig jaar stonden zestien medewerkers van de CGG’s in voor de opleiding rond zelfmoordpreventie van niet minder dan 3700 hulpverleners. ‘Omdat vaststaat dat het werkt, zetten we in Vlaanderen verder in op die deskundigheidsbevordering. De bijscholing die brandweerlui of cipiers krijgen, zal uiteraard verschillen van de aanpak die we gebruiken voor thuisverpleegsters of CLB-medewerkers. Maar uiteindelijk is het ons doel die mensen met bijscholing en netwerkverbreding te versterken, zodat ze op hun niveau kunnen bijdragen aan suïcidepreventie. Alleen moeten we het doen met de middelen die we hebben. Als je weet dat Vlaanderen 6000 à 7000 huisartsen telt, is het duidelijk dat we nog heel wat werk voor de boeg hebben.’

Een andere manier om het aantal zelfmoorden naar beneden te krijgen, is door in te grijpen in de beschikbaarheid van suïcidemiddelen. En uiteraard gebruiken mensen de middelen die voorhanden zijn. Zo is de Waalse jachtcultuur een van de verklaringen voor het hogere zelfmoordcijfer aan de andere kant van de taalgrens. Maar ook aan de andere kant van het Kanaal zijn er bewijzen dat zelfmoord in te dijken valt zonder dat suïcidale personen op zoek gaan naar een andere uitweg. Andriessen: ‘In het Verenigd Koninkrijk gebeurden negen op de tien suïcidepogingen door middel van pijnstillers. Sommige van die middelen leggen de lever lam. Het probleem is dat dat pas enkele dagen na de zelfmoordpoging gebeurt. En dat het een zeer pijnlijke dood is waar niets tegen te beginnen valt, behalve een levertransplantatie. Wel, met een wetswijziging verkleinde de overheid de verpakkingen met pijnstillers, waardoor de inhoud van een pakje niet langer dodelijk was. Het gevolg? Niet alleen daalde het aantal suïcidepogingen bij de spoedopnames, er trad geen verschuiving op naar andere methodes. En daarenboven daalde het aantal levertransplantaties.’

Dubbele moraal

Vorig jaar steeg het zelfmoordcijfer in Griekenland met 40 procent. Karl Andriessen is er niet van overtuigd dat de suïcidecijfers in Vlaanderen onder vergelijkbare omstandigheden evenredig zouden stijgen. ‘De Griekse maatschappelijke structuren hebben te lijden onder de economische crisis in het land. Banken en bedrijven gaan failliet, mensen verliezen hun werk en hun inkomen. Maar of de suïcidecijfers exponentieel stijgen, zal afhangen van de sociale normeringen en de structuren die in het land aanwezig zijn.’

Misschien had Emile Durkheim, een van de grondleggers van de sociologie, het altijd al bij het rechte eind. In zijn standaardwerk Le Suicide betoogde hij dat mensen die zich bewegen binnen een streng normatief kader beschermd worden tegen zelfmoord. Zowel de sociale integratie als de sterkte van de sociale structuren binnen een samenleving bleek een voorspellende factor voor het aantal zelfmoorden. Karl Andriessen: ‘Ik denk dat het ook vandaag nog altijd klopt dat die twee krachten in onze samenleving een rol spelen ten aanzien van het aantal suïcides. Snelle veranderingen binnen de samenleving leiden ertoe dat ofwel de structuren ofwel de normen veranderen. En ik denk dat die leiden tot hogere suïcidecijfers. Nederland telt relatief gezien precies de helft van het aantal zelfmoorden in Vlaanderen. Er zijn veel theorieën over hoe dat komt, maar we weten het gewoon niet. Interessant is dat het verschil honderd jaar geleden al even groot was, lang voordat er nog maar sprake was van een preventiebeleid op het vlak van suïcide. We kunnen er ons dus niet zomaar van afmaken door te zeggen dat het suïcidebeleid in Nederland zo veel beter is dan bij ons.’

De suïcidoloog in Karl Andriessen vindt het boeiend om zien hoe in onze samenleving wordt omgegaan met dood en zelfmoord. ‘Als je dat bestudeert bij andere culturen en door de eeuwen heen, zie je parallellen. Eigenlijk zitten wij met een dubbele moraal tegenover suïcide. Enerzijds is de persoonlijke vrijheid in onze maatschappij zeer groot. En dat geldt ook voor de keuzevrijheid over leven en dood. Maar als we het dan hebben over zelfdoding, is er een hele preventiecultuur. Voor alle duidelijkheid: ik sta volledig achter de preventie van suïcide.’

En dan hadden we het nog niet over het verband tussen persvrijheid en suïcide. Een aanbeveling van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) vraagt dat bij elk persartikel over zelfdoding ook noodnummers worden vermeld. Maar niemand die het waagt om bij hoofdredacteuren een regel te suggereren om niet langer korte berichten over zelfmoorden te publiceren – zelfdoding herleid tot fait divers dus. ‘Media kunnen een beschermende factor zijn wanneer ze suïcide bespreekbaar maken. Maar journalisten zouden inderdaad meer stil moeten staan bij de nieuwswaarde van de berichten die ze brengen. “Man springt van dak.” Ik vermoed dat sommige hoofdredacteuren dat echt een belangrijk nieuwsfeit vinden. Alleen moeten ze daarbij in het achterhoofd houden dat dergelijke berichten een trigger kunnen zijn voor wie suïcidaal is. Het navolgingseffect speelt vooral bij berichtgeving over suïcide met grote koppen, foto’s van zelfmoordlocaties, vermelding van de methode. En niet te vergeten: de vermelding dat de suïcide geslaagd is. Lezen over een succesvolle suïcide is voor een persoon die zelfmoordgedachten koestert een boodschap: “Hij heeft het gekund. Dan kan ik het ook.”

BART DEMYTTENAERE, DE LAST VAN HET LEVEN, STANDAARD UITGEVERIJ, 255 BLZ.

DOOR KATRIEN BRUYLAND

‘Mensen die een suïcidepoging ondernemen, willen wel ontsnappen aan de omstandigheden die hen het leven onmogelijk maken. Dat is iets anders dan een schreeuw, om hulp.

‘Familieleden en vrienden van personen die een crisis doormaken, moeten geen psycholoog willen spelen. Luisteren vanuit hun rol van partner, vriend of collega is het belangrijkste wat ze kunnen doen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content