Tennisser Kristof Vliegen heeft vorig jaar een grote stap voorwaarts gezet. Hij loste Olivier Rochus af als beste Belg op de wereldranglijst, op plaats 31. Hij beseft ook dat professioneel tennissen meer is dan alleen maar van toernooi naar toernooi reizen en matchen spelen.

Er zijn voor een ambitieuze tennisser betere manieren om het jaar te starten dan met een nederlaag. Toch overkwam het onze beste Belg op de wereldranglijst, de 24-jarige Kristof Vliegen. Hij begon op 1 januari aan het jaar van de bevestiging in Doha, Qatar, maar al in de eerste ronde bleek de Zweed Robin Söderling, amper een handvol plaatsen hoger gerangschikt, te sterk. Vliegen, de voorbije jaren vaker goed dan slecht aan het seizoen begonnen, weet hoe belangrijk een goede start is.

KRISTOF VLIEGEN: Het begin van het jaar is voor iedereen moeilijk. Je kunt of onmiddellijk het vertrouwen te pakken hebben, of ernaar op zoek moeten gaan. Ik heb de voorbije jaren een meer dan fatsoenlijke start genomen met twee keer een halve finale in Adelaide en Chennai, en vorig jaar ook nog die derde ronde op de Australian Open. Maar je mag ook niet te lang bij die start stilstaan, anders zit je meteen onder de stress. Een seizoen duurt lang, je moet de balans pas opmaken op het einde. Elk jaar heeft zijn ups en downs, daar ontkom je niet aan. Ik pak overigens ook al het goede uit de voorbije jaren mee. Ik probeer gewoon om mijn kansen om op hoog niveau te tennissen zo hoog mogelijk te krijgen.

Je bent tot midden november actief geweest, zes weken later begin je er opnieuw aan. Maar toch heb je ondertussen nog interclub gespeeld in Frankrijk, en heb je aan een paar demonstratietoernooien deelgenomen. Waarom eigenlijk?

VLIEGEN: Ik heb voor die interclubs en de twee demonstraties niet getraind. Ik wou gewoon de bal raken, wedstrijdjes spelen zonder druk of stress, geld, of ATP-punten voor de wereldranglijst. Je kunt een keer tennissen zoals je dat eigenlijk elke dag zou willen doen, zoals een recreant. Ik merkte in Oostende bijvoorbeeld dat Tommy Robredo helemaal anders was en speelde dan in het doordeweekse circuit. Zonder druk kunnen spelen is het ideale en optimale, je moet er ook tijdens het seizoen naar streven. Een sporter bereikt vaak zijn beste niveau als hij ongedwongen zijn ding kan doen. En ik probeer uit die demonstraties toch een paar dingen mee te nemen naar de echte competitie.

Je was vorig jaar één van de stijgers met stip. Hoe verklaar je die ruim 60 plaatsen winst, en dan nog in de top 100 waar dat niet vanzelfsprekend is.

VLIEGEN: We moeten daarvoor terug naar 2003, toen ik in Adelaide meteen de finale bereikte. Alles en iedereen kwam plots op me af. Ik stond toen al wel op 160, maar niemand die zich daarvan blijkbaar bewust was. Eigenlijk was ik toen al top 100 waard, zeg maar de zeventigste of tachtigste plaats, maar mentaal was ik daar niet op voorbereid. Ik was niet klaar om om te gaan met de aandacht van de pers, en van al die mensen die rond het tennis hangen. Ik had geen schrik op een wolk te belanden, of te gaan zweven. Ik worstelde met de vraag of dit wel was wat ik wilde. Ik wilde gewoon tennissen, en geen publiek persoon of BV worden.

In 2003 en 2004 kwam ik met één goede week telkens even in de top 100. In 2005 had ik vijf à zes echt goede weken, was er meer regelmaat. En in 2006 heb ik tien à elf goede toernooien gehad. Ik denk niet dat je zomaar vanuit het niets doorschiet naar de top, dat is alleen weggelegd voor de supertalenten. De anderen, ook ik dus, moeten er hard voor werken. Nu voel ik dat ik elke week met volle concentratie aan een toernooi of een wedstrijd kan beginnen, dat kon ik vroeger niet.

Hard werken, wat houdt dat concreet in?

VLIEGEN: Mijn werkdag duurt acht tot negen uur. Ik speel gemiddeld vier uur tennis per dag. Maar daarna ga ik niet in mijn zetel liggen. Ik ga naar de kinesist, de sauna, doe plichtsbewust mijn stretching, ik werk mijn conditietraining af onder de leiding van een conditietrainer. Dan gaat de tijd snel. Ik vul mijn dag gewoon anders dan de meeste mensen, maar ik ben meestal niet voor zes of zeven uur thuis. En dan ben ik blij dat ik een zetel heb. Rust is voor een sportman van cruciaal belang als je een paar jaar wilt meedraaien.

Ik ben ook bewust bezig met mijn voeding. Vroeger at ik bij wijze van spreken alles, alleen fruit kende ik niet. Maar die eetgewoonten zijn aangepast. Ik volg geen specifiek dieet, maar wel een programma dat me in staat stelt om me telkens honderd procent te kunnen geven op training en in wedstrijden. En ik luister goed naar mijn lichaam, waardoor ik tot nu toe ernstige blessures heb kunnen vermijden. Ik verzorg me om als topsporter toch ruim tien jaar mee te kunnen.

Ik ben nu zes jaar professioneel met tennis bezig, ik heb wel het gevoel dat ik sneller oud word. Recupereren gaat al iets minder snel. Ik begrijp best dat Kim Clijsters beslist heeft om te stoppen. Ze heeft ook niet de meest ontspannen manier van tennissen. Ze vergt veel van haar lichaam omdat ze zo krachtig speelt. Als het telkens kleine ongemakken waren geweest, had ze er nog niet mee gekapt, denk ik. Maar telkens van ver moeten terugkomen, is mentaal enorm belastend.

Je werkt opnieuw samen met je vroegere coach, Philippe Dehaes. Hoe belangrijk is hij?

VLIEGEN: Een coach is altijd belangrijk. Hij geeft de ’tweede mening’. De speler heeft zijn eigen ideeën over matchen en tegenstanders, over wat hij presteert op de baan. Ikzelf vind altijd wel iets waar ik niet tevreden over ben, soms ben ik te kritisch en te negatief voor mezelf. Het is goed dat een coach dan een andere visie kan geven, kan aanvullen en corrigeren. Het is ook belangrijk dat je naast de baan goed kunt opschieten met je coach, en dat je over alles en nog wat open kunt praten. Ik heb echt nood aan iemand die bijna altijd bij me is.

Is goed presteren op een grand slam de logische volgende stap in jouw carrière?

VLIEGEN: Op papier zijn het de belangrijkste weken van het jaar natuurlijk. Jammer genoeg waren mijn resultaten op die grand slams nog niet goed. Toen ik als prof begon door te breken, voelde ik me niet op mijn gemak in het gewone ATP-circuit. Ik was ook lange tijd niet in mijn sas in de Masters-series, dat zijn de toernooien waar al wat meer geld en punten te rapen zijn. En ook met de grand slams moest ik me stevig aanpassen. Plots zijn de camera’s er weer, de journalisten willen snel weten hoe het geweest is tijdens de weken waarin ze het circuit niet zo intensief konden volgen. Het is dus een pak drukker, en daar moet je mee leren omgaan. De grand slams zijn een nieuwe doelstelling, misschien nog niet voor dit jaar, maar ik geloof wel dat ik er ooit ver kan geraken. De tweede week zit er zeker in.

Je hebt vorig jaar een paar spelers uit de top 10 verslagen. Hoe voelt het aan om een Gaston Gaudio te verslaan, en James Blake zelfs twee keer?

VLIEGEN: Ik ben de eerste om zaken te relativeren. Toen ik Gaudio geklopt had, zei ik meteen dat het maar op hardcourt was, en niet op zijn favoriete gravel. James Blake heb ik ook twee keer op hardcourt liggen gehad, maar voor hem is dat wél zijn lievelingsterrein. Hij is een fantastische tennisser, maar heeft ook een paar forse tekortkomingen en daar heb ik perfect op ingespeeld. Er komt wat geluk bij kijken ook: in Memphis versloeg ik Blake met twee keer 6-4, maar ik heb wel twaalf breakpunten moeten wegwerken, ik pakte er twee van de drie op zijn service. Nadien bekeken, waren die matchen tegen Gaudio en Blake tennistechnisch wel bij mijn beste prestaties van het jaar.

Anderzijds verlies je in Bergen kansloos tegen Stefan Wauters, een landgenoot die zich een paar honderd plaatsen lager in de hiërarchie bevindt. Ligt het dan allemaal zo dicht bij elkaar?

VLIEGEN: Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Wauters speelde een van zijn beste matchen ooit, de omstandigheden waren ideaal voor hem. Vergeet niet dat Olivier Rochus en ikzelf een week eerder in Bratislava mentaal en fysiek erg diep waren gegaan om Slowakije uit te schakelen in de Davis Cup. De week nadien had ik absoluut geen zin om te tennissen, zo leeg was ik. Mijn recuperatietijd was gewoon te kort geweest. Olivier Rochus heeft in Bergen ook kansloos verloren tegen Janko Tipsarevic. Als ik op voorhand geweten had dat Bratislava zo slopend zou zijn, had ik me nooit voor Bergen ingeschreven.

Iedereen in de top 300 kan natuurlijk tennissen, maar bij wie blijft hangen ontbreekt er meestal wel iets. Het is knap dat Stefan Wauters, die 282e staat, hard blijft proberen. Hij was mee met de Davis Cupploeg naar Oekraïne, en ik heb hem leren kennen als iemand die agressief kan tennissen en voor zijn kansen gaat, zoals tegen mij in Bergen. Maar dan zie ik hem een dag later weer te defensief spelen, én verliezen tegen Alex Bogdanovich. Dan verdien je de winst niet, en ook niet het klassement dat daarbij hoort. Je moet proberen je kansen optimaal te verdedigen. Tegen Roger Federer zal dat niet vanzelfsprekend zijn, maar als je 250e staat en je speelt tegen de 150e, dan moet je voluit voor de overwinning gaan.

Het hoofdstuk Davis Cup. Jullie dwongen de promotie naar de wereldgroep af, en kunnen mogelijk een paar rondes overleven. In februari al thuis tegen Australië, daarna bij winst opnieuw in eigen land tegen Kroatië of Duitsland. Leeft het al wat en hoe hard zijn jullie op succes gebrand?

VLIEGEN: Met Australië zitten we al in ons hoofd. Verder kijken we niet. Australië is, ook met Lleyton Hewitt erbij, een haalbare kaart. Zwaar wordt het sowieso. Hewitt maakt nauwelijks fouten, maar Olivier en ik geloven erin. Normaal moeten we allebei de tweede Australiër kunnen verslaan, en dan is er het allicht beslissende dubbelspel waarvoor hun beste speler, Wayne Arthurs, al afgemeld heeft. We leven ook voor die Davis Cup. We ruimen jaarlijks nogal wat weken in voor de voorbereiding en de nasleep. Da’s telkens drie weken voor drie dagen, een stevige investering. Met de hele ploeg werken we ook hard aan de sfeer. Met Julien Hoferlin als coach en Phillipe Dehaes in de entourage, hebben we ook mensen die ons bijna wekelijks aan het werk zien. Dat is anders dan vroeger met Steven Martens en Thierry Van Cleemput, die we maar af en toe zagen. Het is allemaal professioneler nu.

Om echt eens heel ver te raken, moet je ook wat geluk hebben, een hele reeks thuismatchen kunnen afwerken bijvoorbeeld. Ik weet niet of het al voor 2007 is, maar ik hoop toch echt dat we eens voor een stunt kunnen zorgen, het zou een stevige opsteker zijn voor ons mannentennis.

Voor een buitenstaander is het wel raar. Jij en Olivier kunnen het prima vinden met Xavier Malisse. Toch zeggen jullie nu expliciet neen tegen Malisse voor de komende campagne. Nochtans is een derde klassespeler geen overbodige luxe.

VLIEGEN: Xavier komt er in 2007 zeker niet bij. We hebben in 2006 met z’n allen geprobeerd om hem bij de ploeg te krijgen, zowel in Oekraïne als later voor Slowakije. We hebben vergaderd, er is gepraat met de federatie, en met Xavier zelf. Maar hij wilde niet. Blijkbaar speelt er nog altijd iets uit het verleden. Olivier en ik hebben ons vier jaar ingezet om weer in die wereldgroep te geraken, we hebben Xavier vaak de hand gereikt, maar als hij telkens neen zegt, moet hij maar begrijpen dat we zonder hem verder gaan. Dat is niet prettig. We waren altijd goede vrienden, dat is nu allicht wat veranderd omdat we hem hebben uitgesloten. Mét Malisse in de ploeg zijn we sterker, maar we hebben gekozen voor een goede sfeer boven een extra goede speler. Mocht Xavier er nu nog bijkomen, zou ik trouwens niet graag in de schoenen staan van de coach die moet beslissen wie de eerste dag op de bank moet beginnen. Ik ben eerlijk: als ik dat zou zijn en Xavier zou spelen, dan zou ik de ploeg wel steunen maar zou het binnenin toch wringen.

Jullie staan alle drie in de top 40. Nooit eerder gezien. Vertel nog eens iets meer over de kwaliteiten van Olivier Rochus en Xavier Malisse.

VLIEGEN: Iedereen kent de kwaliteiten van Xavier. Kenners zeggen dat hij al jaren in de top 15 zou moeten staan, maar om een of andere reden komt dat er niet van. Sommigen zeggen dat hij te veel teert op zijn talent, te weinig werkt. Ik weet niet hoe hij zich in Amerika voorbereidt op het seizoen. Alleen Xavier zelf weet of hij er alles voor doet.

Bij Olivier Rochus komen we altijd terug op zijn kleine gestalte. Hij haalt alles uit zijn lichaam. Volgens sommigen heeft hij zijn plafond bereikt, ik denk dat hij nog hoger kan. Ik heb Olivier dit jaar twee keer aan het werk gezien tegen Roger Federer, matchballen gehad, twee keer nipt verloren, dat is weinigen gegeven. Met zijn snelheid, zijn ’touch’ en zijn positieve instelling zal hij nog wel beloond worden voor wat hij doet.

Tot slot de VTV, de Vlaamse Tennis Vereniging. Je hebt er een groot deel van je opleiding gekregen en bent er dan vertrokken om in een privé-initiatief te stappen. Wat is het succes en wat is de zwakte van het VTV-systeem?

VLIEGEN: Ik denk dat de VTV een goede opleiding geeft tot achttien jaar. Maar het is na je achttiende dat je echt iemand nodig hebt, omdat dan het reizen begint. Dan moet iemand je hand vasthouden, en je zeggen wat mag en wat niet. Zitten de programma’s van die beginnende profs die veel kwalificaties spelen ook wel goed in elkaar? Ik heb mijn twijfels. Veel heeft te maken met geld. Is er voldoende geld om de beste trainers binnen te halen? Ik stel gewoon vast dat de beste trainers niet voor de federatie werken, maar voor een privé-initiatief. Wat me ook opvalt, is dat er nu in het tenniscentrum in Wilrijk wel vijfentwintig kinderen rondlopen. Ook dat heeft mogelijk met geld te maken. In mijn tijd waren er niet eens tien. Hebben die vijfentwintig allemaal het grote potentieel? Als de grootte van de groep ten koste gaat van de kwaliteit van de training, ben je dan nog goed bezig? Pas op, ik wil niet te negatief doen. Het gaat behoorlijk goed met het tennis in België, maar het zou nog zoveel beter kunnen.

DOOR DIRK GERLO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content