De Belgische kolonel Luc Marchal getuigde vorige week voor het eerst voor het Internationaal Rwanda-tribunaal. Hij veroorzaakte opschudding met enkele nieuwe stellingen. Een bericht uit Arusha.

Hoe betrouwbaar was Jean-Pierre? De vraag krijgt veel aandacht op het Internationaal Rwanda-tribunaal dat voor rekening van de Verenigde Naties (VN) in het Noord-Tanzaniaanse stadje Arusha de verantwoordelijken voor de Rwandese genocide moet aanduiden en berechten. In de lente van 1994 maakte de slachtpartij in enkele maanden tijd meer dan 800.000 slachtoffers.

Hamvraag op het proces is niet of er een genocide heeft plaatsgevonden, en door wie die werd uitgevoerd, wel of die genocide op voorhand gepland was. Om daarop een antwoord te krijgen is de figuur van Jean-Pierre cruciaal. Het heeft lang geduurd voor men een familienaam op de man kon plakken, maar hij bleek Turatsinze te heten, en hij had een belangrijke positie in de politieke partij van de op 6 april 1994 vermoorde Rwandese president Juvénal Habyarimana.

Het vliegtuig waarin de president toen van Arusha, waar definitieve afspraken over een overgangsregering in zijn door etnische spanningen geteisterde land waren gemaakt, naar zijn hoofdstad Kigali terugreisde, werd uit de lucht geschoten. De moordaanslag luidde het begin in van de genocide en van een burgeroorlog, die uitmondde in een overwinning van het Rwandees Patriottisch Front (RPF) van huidig president Paul Kagame.

Jean-Pierre had in januari 1994 een aantal contacten met Belgische militairen, die in Rwanda actief waren in het kader van een VN-operatie om het land naar vrede te begeleiden. Hij ontmoette twee keer kolonel Luc Marchal, de nummer twee van de VN-vredesoperatie, na de Canadese generaal Romeo Dallaire. Hij ontmoette er ook kapitein (tegenwoordig luitenant-kolonel) Frank Claeys, inlichtingenofficier van de blauwhelmen in Rwanda.

Jean-Pierre bracht sterke elementen aan die erop wezen dat extremistische Hutu’s in Rwanda een genocide planden, waarin alle Tutsi’s en gematigde Hutu’s (zoals Hutu’s die pro de vredesakkoorden van Arusha waren) geëlimineerd zouden worden. Ook de Belgische blauwhelmen zouden geviseerd worden, om hen te dwingen het land te verlaten. Zware beschuldigingen die aandacht kregen, maar Jean-Pierres demarche kon niet vermijden dat de genocide plaatsvond.

De verklaringen van Jean-Pierre zijn het belangrijkste element dat de openbare aanklagers op het Rwanda-tribunaal kunnen aandragen om de gedetailleerde planning van de genocide te bewijzen. Luitenant-kolonel Claeys moest al drie keer in Arusha opdraven om, als getuige van het openbaar ministerie, zijn ontmoetingen met Jean-Pierre te beschrijven. Hij blijft bij het oorspronkelijke verhaal dat Jean-Pierre wroeging had, omdat hij merkte dat er zoveel burgers zouden worden gedood, en dat hij daarom met zijn verhaal naar de blauwhelmen stapte. Een relaas dat gesteund wordt door twee getuigenissen van Jean-Pierres weduwe voor het tribunaal.

SPION VAN HET RPF

Maar een week na Claeys’ laatste getuigenis kwam Marchal, opgeroepen door de verdediging van de van genocide beschuldigde Rwandese generaal Gratien Kabiligi, met een ander verhaal. Een verhaal dat hij nooit eerder bracht, zelfs niet in zijn eind 2001 verschenen boek Aan de poorten van de Rwandese hel.

Marchal verbaasde het tribunaal met zijn stelling dat Jean-Pierre een dubbelspion was, en was uitgestuurd door het RPF om de Hutu’s, en met name de kringen van de president, in diskrediet te brengen. Zo hoopte het RPF een conflict uit te lokken, zodat het de oorlog kon beginnen en de macht grijpen.

In één moeite door somde Marchal een aantal moorden op, die tot dusver waren toegeschreven aan extremistische Hutu’s (zoals de doodseskaders van het fameuze Réseau Zéro dat zou geleid zijn door familieleden van de vrouw van Habyarimana), maar die in zijn visie door het RPF zouden zijn gepleegd.

De verdediging van Kabiligi, geleid door de Canadese advocaat Paul Skolnik die Marchal aan zijn keukentafel klaarstoomde voor zijn getuigenis, lijkt er overigens van overtuigd dat er een derde verklaring van de weduwe van Jean-Pierre bestaat, waarin ze niet alleen zijn contacten met het RPF bevestigt, maar waarin ze ook stelt dat haar man na de start van de genocide naar het RPF overliep, en niet veel later gedood werd in de buurt van het stadje Byumba. Gestorven aan het front, zou het RPF daarover verklaard hebben. Vermoord omdat hij te veel wist, is nu de stelling van Marchal.

Het openbaar ministerie zou die getuigenis achter de hand houden, omdat ze niet in zijn kraam past. Als dat correct is, zouden de Amerikaanse Barbara Mulvaney en haar rechterhand Drew White (een Canadees) zwaar in de fout gaan.

Het blijft natuurlijk wel vreemd dat geen enkele advocaat tot dusver vragen over dat vermeende document heeft gesteld. In kringen van de aanklagers wordt het bestaan van zo’n derde verklaring overigens met klem ontkend.

Marchal beweerde ook dat het RPF het vliegtuig met de president had neergeschoten, en dat het bewust niets had gedaan om de genocide te stoppen. Claeys had een week eerder nog de klassieke stelling verdedigd, dat extremistische Hutu’s het presidentiële vliegtuig neerschoten om de genocide te kunnen beginnen. Claeys weigert te getuigen voor de verdediging. Marchal wil niet meewerken met de openbare aanklagers.

Marchals verklaringen hadden tot gevolg dat het ophefmakende recente rapport van de Franse onderzoeksrechter Jean-Louis Bruguière over de genocide zeer tegen de zin van het openbaar ministerie als officieel document door het tribunaal werd erkend. De Fransen, die amper gehoord worden door het tribunaal, stonden ten tijde van de crisis aan de zijde van de Hutu’s. Het rapport van Bruguière stelt de Tutsi-entourage van Kagame verantwoordelijk voor nagenoeg alles wat er in Rwanda misliep. Een conclusie die de beklaagden voor het tribunaal nieuwe hoop geeft.

Toen de uiterst nauwgezette Noorse rechter Erik Møse, samen met zijn mederechters uit Rusland en de Fiji-eilanden, besliste om het rapport als bruikbaar bewijsmateriaal te erkennen, groeide er ongerustheid. Vlakbij het tribunaal, in het hartje van Arusha, ligt het door de Belg Jef Vercammen gerunde reiscafé Via Via, waar tegenwoordig niet alleen rugzaktoeristen, maar ook rechters en advocaten komen eten. Het cliënteel is een vreemde, maar interessante mix, want de juristen letten niet speciaal op wat ze vertellen.

Zo ventileerde een aantal van hen de vrees dat het aanvaarden van het rapport de werking van het tribunaal zou kunnen hinderen, omdat de Rwandese autoriteiten hun medewerking zouden staken, wat onder meer zou betekenen dat er geen getuigen uit Rwanda meer kunnen worden gehaald. Rwanda heeft al meermaals dwarsgelegen, heeft het tribunaal al voor maanden lamgelegd – de laatste keer in september, toen een Rwandese medewerker van het tribunaal zelf van betrokkenheid bij de genocide beschuldigd werd.

GODVRUCHTIGE GEVANGENEN

‘Het is een schande wat hier gebeurt’, zegt de Belgische pater Edgard Cuypers, aalmoezenier van de VN-gevangenis waarin de beschuldigden zijn opgesloten. Toen Cuypers de door glas afgesloten publiekszaal van het hof binnenkwam, was het meteen duidelijk dat hij een Belgische pater moest zijn – Belgische paters zijn zo herkenbaar. Een Limburger met veel Zaïre-ervaring die als een van de laatste blanke assumptionisten in de regio actief is.

‘In de gevangenis zitten alleen Hutu’s, geen Tutsi’s’, verduidelijkte de pater zijn oprisping. Hij voegde er nog aan toe dat de meeste gevangenen godvruchtige mensen zijn. Over hoe dat te rijmen valt met betrokkenheid bij de genocide, was hij categorisch: ‘Wie zegt dat ze betrokken waren bij de genocide?’ Veel paters kozen in Rwanda de zijde van de Hutu’s, want dat zijn de armste mensen in het land.

Cuypers vertelde ook dat drie beschuldigden die al maanden geleden door het tribunaal werden vrijgesproken, nog altijd in Arusha zijn en op kosten van de VN in een hotel logeren, omdat ze niet weten waar ze naartoe moeten. Niemand wil ze helpen. ‘De familie van Emmanuel Bagambiki woont in de Ardennen, en toch geeft België de man geen papieren, ondanks het feit dat hij vrijgesproken is. Dat kan toch niet’, vindt Cuypers. Bagambiki werd verdedigd door de Belgische advocaat Vincent Lurquin.

Het Rwanda-tribunaal is een monsterinstelling. Er werken ongeveer duizend mensen van meer dan negentig nationaliteiten. Het begon zijn activiteiten in 1995 en wordt verondersteld in 2008 klaar te zijn met de werkzaamheden. Het zal dan een miljard dollar gekost hebben. Dat is meer dan de vredesoperatie in Rwanda, die een echte lowbudgetoperatie was. Marchal vertelde dat ze zelfs geen geld kregen om identificatiepasjes te maken voor de RPF-soldaten in Kigali, zodat ze die tenminste konden herkennen, waardoor ze infiltratie van de stad konden voorkomen.

Met dat miljard dollar werden 72 Rwandezen opgespoord en gearresteerd. Dat is ongeveer 14 miljoen dollar per gevangene. Zeven gevangenen zijn vrijgelaten, zes zitten hun straf uit in een Malinese gevangenis, twee zijn er gestorven, van de rest is het proces nog bezig.

Ondanks het vele geld lijkt het werk dus niet te vlotten. Een van de redenen zou kunnen zijn dat de goedbetaalde werknemers van het tribunaal niet staan te springen om snel af te ronden, want dan moeten ze een andere baan zoeken. Ze ondernemen ook graag buitenlandse missies, om getuigen te gaan zoeken, want dan krijgen ze hoge onkostenvergoedingen.

Er zijn de kleinmenselijke facetten die hier grote gevolgen kunnen hebben. De oorspronkelijke advocaat van Kabiligi, de Togolees Jean Degli, had zijn jonge minnares als juridisch assistente aangenomen, maar nadat de dame een affaire begonnen was met de Senegalese hoofdgriffier van het tribunaal bleek dat ze geen advocate was. Ze had bij haar aanwerving valse documenten voorgelegd. Degli naar af, en de verdediging van Kabiligi kon herbeginnen. Het steekt blijkbaar niet op een jaartje, hoewel een aantal waarnemers er ondertussen van uitgaat dat de man, die al in 1997 gearresteerd werd, vrijgesproken zal worden.

‘De bewijslast tegen hem is licht’, zegt de Franse journalist Pierre Briand van de Fondation Hirondelle, die met Belgisch geld permanent verslag uitbrengt van de activiteiten van het tribunaal. De man verwonderde zich er ook over dat een woordvoerder van het tribunaal het rapport van de Franse onderzoeksrechter bijna onmiddellijk afdeed als ‘iets dat even weinig waarde heeft als een brief aan de Kerstman’. Briand stelt dat het tribunaal een groot historisch belang heeft, maar dat het juridische en politieke vragen oproept. Juridische, omdat de eerste veroordeelden héél zware straffen kregen, ongetwijfeld deels omdat ze de eersten waren die veroordeeld werden, en het tribunaal zijn spieren moest laten rollen. En politieke, omdat het aanslepen van het onderzoek slecht is voor de verzoening tussen Hutu’s en Tutsi’s in Rwanda. De spanning kan niet wegebben.

OMGEKOCHTE GETUIGEN

Er rijzen praktische problemen die tijd en energie kosten. Zo zou het tribunaal onderzoeken laten uitvoeren naar enkele advocaten die in Rwanda arme mensen omkopen om hun getuigenis tegen een beschuldigde in te trekken. Er zouden recent ook discreet drie ‘anonieme’ beschuldigden aan de lijst zijn toegevoegd, waartegen het onderzoek nog moet starten. Drie mannen van het RPF, fluisteren kwatongen, die nu worden toegevoegd om het tribunaal later de kans te geven te stellen dat het objectief is geweest. Maar omdat de drie zo laat zijn aangeklaagd, zouden ze na het sluiten van het tribunaal berecht worden in Rwanda, waar de kans klein is dat ze worden veroordeeld.

Dat is het belangrijkste onderscheid met het Internationaal Joegoslavië-tribunaal in het Nederlandse Den Haag. De oorlog in ex-Joegoslavië leverde geen duidelijke winnaar op, zodat vertegenwoordigers van de drie etnische groepen gearresteerd worden. In Rwanda was er wel een winnaar. Die is nu aan de macht en blijft grotendeels buiten schot. De winnaar wint alles.

Ondanks het vele geld moet er op het tribunaal soms gevochten worden voor basiselementen, zoals pennen en papier. ‘Toch is het een leerzame ervaring’, zegt de Antwerpse juriste Inneke Onsea die eerder al bij het Joegoslavië-tribunaal werkte, en die nu in Arusha deel uitmaakt van het openbaar ministerie in de beroepskamer. ‘Het gaat misschien traag, maar we moeten rechtssystemen waartussen grote verschillen bestaan, zoals het napoleontisch en het Angelsaksisch recht, op elkaar afstemmen. Alles moet ook in drie talen vertaald worden. Het tribunaal kost misschien ook veel, maar het onderzoekt dan ook de dood van 800.000 mensen. En het is nog altijd goedkoper dan oorlog voeren. Gerechtigheid kost minder dan geweld.’

Onsea wijst erop dat de beroepsprocedures aanslepen, omdat de veroordeelden voortdurend pogen nieuwe elementen aan te dragen om een herziening van hun proces te vragen. Elementen die ze puren uit contacten met andere beschuldigden in de gevangenis. Er schijnt een betere samenwerking te bestaan tussen de gevangenen dan tussen hun verdedigers, die zelden uit elkaars werk putten.

Onsea’s man Dirk Janssens, die een mooie baan in België achterliet om zijn vrouw te volgen, investeerde met zijn neef Axel, een kok met ervaring in Belgische sterrenrestaurants, in een prachtig guesthouse aan de rand van Arusha, dat hij Onsea House doopte, nadat hij ontdekte dat de naam van zijn vrouw deel uitmaakt van de Latijnse naam van de jaguar, de Zuid-Amerikaanse variant van de luipaard. De luipaard is het logo geworden van de romantische gelegenheid, waar nogal wat mensen van het tribunaal regelmatig goed komen eten.

Maar niet kolonel Marchal (wel luitenant-kolonel Claeys). Marchal was niet op zijn gemak in Arusha, zeker ook omdat zijn getuigenis samenviel met een bezoek van de Rwandese president Kagame aan de stad. Marchal wilde aanvankelijk gewapende lijfwachten uit België meenemen, maar dat mocht niet. Hij werd in Brussel afgehaald door het hoofd van de veiligheidsdienst van het tribunaal (een generaal uit Malawi), maar die moest achterblijven na problemen op de luchthaven met zijn taksvrije aankopen – hij was niet op de hoogte van de nieuwe maatregelen inzake de preventie van terroristische aanslagen.

‘De hele wereld heeft gezien wat er in Londen met de Russische spion is gebeurd’, verantwoordde de generaal zijn voorzichtigheid inzake Marchal.

In Arusha ruilde Marchal zijn hotel voor een safe house, waarin de veiligheidsdiensten van het tribunaal belangrijke getuigen onderbrengen en bewaken – dat in tegenstelling tot sommige Rwandese risicogetuigen, die wel anoniem willen blijven, maar toch liever in een chic hotel zitten dan in zo’n safe house.

Marchal leek zenuwachtig voor zijn getuigenis. Het was de eerste keer sinds 19 april 1994, toen hij uit Rwanda geëvacueerd werd, dat hij weer in Afrika was. ‘Bent u er zich van bewust dat het gisteren de dertiende verjaardag was van uw aankomst in Rwanda’, begon een cynische procureur White op 5 december zijn kruisverhoor, waarna hij peilde naar de kracht van het geheugen van de kolonel, en de vraag stelde waarom zijn geheugen nu beter zou zijn dan dertien jaar geleden. Want het valt niet te ontkennen dat Marchals positie inzake de genocide sterk geëvolueerd is. En dat hij het steeds meer over zijn visie en overtuiging heeft en steeds minder over feiten.

DE BAARLIJKE DUIVEL

Maar Marchal was niet van zijn stuk te brengen, drong de procureur regelmatig in de hoek en wist op de meeste vragen – zeker de concrete – overtuigend te antwoorden, vooral op basis van zijn sterke kennis van het dossier en van de details in zijn dagboeken uit zijn tijd als blauwhelm (twee volgeschreven Atoma-schriftjes met verslagen over elke dag behalve de dag van de aanslag op het vliegtuig). ‘Ik was zelf verbaasd over het zwakke verhoor’, zei Marchal achteraf. ‘Ik was voorbereid op het ergste, op zware aanvallen, maar die kwamen niet. Ik begrijp niet wat de man bezielt.’

Marchal kreeg wel aanvallen te verduren van de nochtans minzame Franse advocaat Raphael Constant, de verdediger van de vermeende aanstichter van de genocide, kolonel Théoneste Bagosora, ooit als de baarlijke duivel in Rwanda gepresenteerd. Er kwamen onder meer verwijten over de zwakke acties van de blauwhelmen, maar dat is Marchal ondertussen gewoon. Hij heeft al een hele batterij ondervragingen achter de rug, voor allerhande instanties. Hij was trouwens de allereerste die zich voor zijn activiteiten tijdens de genocide voor een rechtbank moest verantwoorden.

Een van de zwaarste elementen uit de akte van beschuldiging tegen Bagosora steunt op een verklaring van Marchal, namelijk dat hij Bagosora op een diner had horen zeggen dat er maar één oplossing was voor het Rwandese probleem, namelijk het elimineren van alle Tutsi’s. Zonder verpinken stelde Marchal vorige week dat hij er niet zeker meer van is dat Bagosora dat gezegd heeft, dat hij toen vooringenomen was, dat hij zich al op voorhand een negatief beeld van de man had gevormd, vooral op basis van informatie in de media. Maar hij kan zich nu geen enkele daad of uitspraak van de man herinneren die hem in een slecht daglicht plaatst.

Zo zette Marchal een van de hoofdverdachten in het genocidedossier deels uit de wind. Het spreekt voor zich dat niet iedereen in Arusha even enthousiast was over zijn ommezwaai.

‘Daar lig ik niet wakker van’, stelt Marchal. ‘Ik ben al jaren bezig met introspectie en met een eigen onderzoek. Mijn enige echte bekommernis, naast het vinden van de waarheid, is het zuiveren van mijn geweten. Ik wil de rest van mijn leven een zuiver geweten.’

In Arusha zitten ze nu met de vraag: hoe betrouwbaar is kolonel Marchal? Want ook hij is een kroongetuige.

VOLGENDE WEEK IN KNACK EEN INTERVIEW MET LUC MARCHAL.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content