Was Dmitri Sjostakovitsj een vakkundig bespeler van de esthetiek van de massa? Of was hij een genie, dat in zijn muziek niet mis te verstane kritiek leverde op de totalitaire ontaarding van het communisme in Rusland? Volgende zondag kunt u daar zelf uw gedachten over laten glijden tijdens een indrukwekkende Sjostakovitsj-dag in deSingel.

‘De Beethoven van de twintigste eeuw’ wordt hij weleens genoemd. En er zijn best wel wat aspecten die die parallel rechtvaardigen. Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) blonk uit in twee bij uitstek Beethoveniaanse genres: de symfonie en het strijkkwartet. Van elk schreef hij er vijftien, die in hun onderlinge verscheidenheid en geleidelijke ontwikkeling een haast even rijke materie vormen als die van Beethoven. Maar Sjostakovitsj’ muziek is ook Beethoveniaans door haar directe uitdrukkingskracht, haar duidelijke structuur en uitgesproken gerichtheid op de menselijke conditie. Kwaliteiten waardoor Sjostakovitsj een almaar breder publiek sterk blijft aanspreken.

Al wekt zijn muziek bij sommigen ook wel een hevige aversie op. Pierre Boulez bijvoorbeeld doet Sjostakovitsj af als ‘ersatz-Mahler’, en heeft nooit een noot van hem willen dirigeren. De Amerikaanse criticus-componist Virgil Thomson schreef naar aanleiding van de volgende week ook in Antwerpen geprogrammeerde zevende symfonie dat ze zo simplistisch geschreven is omdat Sjostakovitsj zich afstemde op massaconsumptie en dus op het bevattingsvermogen van een kind van acht jaar: ‘Of je ernaar kunt luisteren zonder af te dwalen, hangt af van je muzikale opmerkingsgave. Ze schijnt te zijn geschreven voor luisteraars die traag van begrip zijn, niet erg muzikaal, en vlug afgeleid.’

Nu heeft iedere componist wel zo zijn voor- en tegenstanders. Maar bij Sjostakovitsj liggen de kampen sterk uit mekaar. Dat heeft voor een groot deel te maken met de bereidheid om in je oordeel de politieke context van Sjostakovitsj’ muziek te laten meespelen of niet. Bij de meeste componisten – pakweg bij Schubert, Chopin of Bartok – kan het zinvol of interessant zijn je de vraag te stellen in welk politiek kader ze werkten. Maar dat speelt niet wezenlijk mee in je waardeoordeel over de muziek zelf: die heeft haar eigen inherente en onmiskenbare kwaliteit en bijna objectief te analyseren schoonheid en vernuft. Sjostakovitsj daarentegen componeerde zijn muziek bijna altijd – en willens nillens – in een nauwe maar ook heel complexe en dubbelzinnige wisselwerking met de maatschappelijke en politieke actualiteit. Daardoor moet je je vaak de vraag stellen welke ethische of inhoudelijke bedoelingen er steken achter passages waar je op het eerste gehoor, en op louter esthetische of vormelijke gronden op afknapt. De minutenlang in een groot crescendo opgevoerde herhaling van een karikaturaal marsthema in het eerste deel van de hogergenoemde zevende Leningrad-symfonie – een soort Russische Boléro, maar dan wel volkomen onsensueel en geestdood – werkt muzikaal-objectief gezien inderdaad infantiel. Zoals ook het opgeklopte optimisme aan het slot van de vijfde symfonie. Maar ga je zoeken naar de dubbele bodem in die passages, naar Sjostakovitsj’ expressieve bedoelingen, dan moet je je oordeel op zijn minst opschorten tot je de ideële betekenis ervan kan passen in een groter, vaak programmatisch opgevat geheel. De opmars van het Duitse leger richting Leningrad die Sjostakovitsj op die plaats in zijn Oorlogssymfonie wilde weergeven, kon hij moeilijk met een elegant gestileerde Habanera of een lieflijke Sarabande suggereren. De oprukkende mars heeft in het geheel dus wel degelijk haar functie. Het sociaal-realistische uitgangspunt van Sjostakovitsj’ programmatische zevende blijft daarbij hekelbaar. Maar het is natuurlijk makkelijk zo tendentieus te oordelen vanuit een comfortabele westerse situatie. In de context waarin Sjostakovitsj leefde en werkte, had muziek een niet te onderschatten maatschappelijk belang: het was een tamelijk exclusieve vrijplaats waarin bepaalde gevoeligheden impliciet gecommuniceerd konden worden. Daardoor werd ze ook zo nauwlettend door de staat in de gaten gehouden.

OVERLEVINGSSTRATEGIE

Maar nog afgezien van het feit of je muziek wilt beschouwen als een abstracte, absolute kunstvorm of je ze ook spiegel of getuigenis wilt laten zijn van een buitenmuzikale geschiedenis, is net die politieke positie van Sjostakovitsj weer onderwerp van een andere controverse. Sjostakovitsj is door de sovjetautoriteiten lang gepropageerd als componist van het communisme: de kunstenaar die loyaal zijn taak vervult om het volk bij te staan in zijn groei naar de volmaakte socialistische maatschappij. Tot de uit Rusland uitgeweken muziekjournalist Solomon Volkov in 1979 met Sjostakovitsj’ Getuigenis op de proppen kwam. Volkov baseerde zich in deze biografie naar eigen zeggen op gesprekken die hij in de loop der jaren met Sjostakovitsj en zijn naaste vertrouwelingen had gehad. Daaruit zou gebleken zijn dat Sjostakovitsj’ ogenschijnlijke buigzaamheid en zijn partijlidmaatschap pure overlevingsstrategieën waren. Alleen zo had hij zich kunnen verzekeren van de minimale rust en comfort om praktisch in staat te blijven in zijn muziek getuigenis af te leggen van het onrecht en de verdrukking waar het Russische volk in sovjettijden onder te lijden had. In plaats van een loyaal communist werd Sjostakovitsj een verbitterde dissident die via verborgen codes in zijn muziek zijn echte, vernietigende oordeel gaf over een verderfelijk regime. Hij was een joeridivy – zoals de heilige dwaas in Moussorgsky’s Boris Godounov: een soort nar of orakel, die zijn machtige werkgever ongestraft de waarheid mocht zeggen, en de misdadigheid van het regime aan de kaak stelde.

Maar ook dat beeld van Sjostakovitsj bleek enkele jaren later onjuist. Want de Getuigenis die Volkov zogezegd uit de mond van Sjostakovitsj had opgetekend, bleek op een aantal fundamentele vlakken vervalst en dus onbetrouwbaar. Pas de laatste jaren krijgen we op basis van grondig musicologisch onderzoek stilaan een genuanceerd en evenwichtig beeld van Sjostakovitsj’ politieke houding. Zoals vele – ook westerse – intellectuelen heeft Sjostakovitsj een tijdlang terecht geloofd in de idealen van het communisme, en zich nederig en plichtsgetrouw voor dat hogere doel ingezet: getuige daarvan bijvoorbeeld de symfonieën 2 en 3, respectievelijk opgedragen aan de revoluties van 1905 en 1917, en een late heropleving in de aan Lenin opgedragen twaalfde symfonie. Maar de ontgoocheling liet niet lang op zich wachten. De totalitaire zuiveringen onder Stalin – waarbij Sjostakovitsj in 1937 en in 1948 zelf zwaar onder vuur gelegen had – noopten hem ertoe zijn meest experimentele vierde symfonie ruim twintig jaar lang achter te houden, en leidden tot wellicht dubbele bodems en verborgen programma’s in de vijfde en tiende symfonie. De oorlogsperiode documenteerde hij in zijn patriottische zevende symfonie, maar veel persoonlijker in zijn achtste een symfonisch requiem, en in het duidelijk parodiërend bedoelde triomfalisme van de negende. Onder Nikita Chroesjtsjov kreeg Sjostakovitsj de moed openlijk kritiek te uiten: op Stalin in zijn tiende symfonie, op het in Rusland onuitroeibare anti-semitisme in de dertiende symfonie, en ook in zijn achtste strijkkwartet, ‘opgedragen aan de slachtoffers van het fascisme en de oorlog’. Daarna valt hij verbitterd terug in een introvert en cynisch isolement, en levert hij met zijn 14de en 15de symfonie, met de prachtige Michelangelosuite en zijn late strijkkwartetten zijn meest persoonlijke werken: meditaties over dood en vergankelijkheid, verbeten-pessimistisch in de 14de, berustend-sarcastisch in zijn laatste symfonie en liedcyclus.

SPECTACULAIRE ORKESTRATIE

Maar ondanks al die overwegingen staat het buiten kijf dat Sjostakovitsj’ oeuvre een steeds belangrijkere plaats inneemt in het repertoire. Behalve Bela Bartok en Igor Stravinsky kunnen we niet meteen een twintigste-eeuws componist bedenken van wie elke symfonie of orkestwerk in pakweg 10 verschillende uitvoeringen te vinden is. In concertprogramma’s is Sjostakovitsj ook steeds sterker vertegenwoordigd. Dit seizoen alleen al presenteerden Valery Gergiev en Paavo Berglund beiden de achtste symfonie. Gergiev deed in Antwerpen nog de negende en het eerste pianoconcerto. De vijfde symfonie kregen we het afgelopen jaar maar liefst drie keer (Michael Tilson-Thomas, Yoel Levi en Michel Tilkin), en de Beethoven Akademie zette de veertiende symfonie op stapel. De komende twee weken is er behalve de Sjostakovitsj-dag in deSingel ook nog een concert waarin het Emerson Quartet Sjostakovitsj’ laatste drie strijkkwartetten ten gehore brengt, en zet dirigent Yoel Levi zijn Sjostakovitsj-cyclus verder met twee uitvoeringen van de vijftiende symfonie.

De populariteit van Sjostakovitsj’ orkestwerken hangt samen met zijn ongemeen spectaculaire orkestratiekunst. Wie een geheel klassiek onkundige leek wil overtuigen van de mogelijkheden en de impact van een modern symfonieorkest kan moeilijk beter doen dan hem mee te nemen naar een Sjostakovitsj-avond of -dag: elk van de vijftien symfonieën van Sjostakovitsj bevat zowat alle mogelijke effecten, kleuren en dynamieken die zowel het ervaren als het onbevangen oor kunnen opwinden, imponeren, betoveren of verleiden. Al dat sonore genot en geweld wordt bovendien samengehouden door een overzichtelijke verhalende structuur die onvermijdelijk appelleert aan het plastische, of eerder nog het filmische voorstellingsvermogen van elke toehoorder.

De diepere waardering voor Sjostakovitsj’ muziek komt echter voort uit de inhoudelijke vraagstelling achter dat briljante oppervlak. Uit bijna heel zijn oeuvre spreekt een humane betrokkenheid bij het lot van elk mens die strijdt tegen of pijnlijk moet berusten in verdrukking en onrecht, angst of vereenzaming. Vandaar dat Sjostakovitsj’ beste werken het makkelijk kunnen stellen zonder oeverloze uitweidingen over politieke en andere buitenmuzikale verbanden. De Suite op gedichten van Michelangelo, de veertiende symfonie, de Altvioolsonate, de late strijkkwartetten, het tweede pianotrio, het pianokwintet, de Preludes en Fuga’s opus 87 zijn wat je noemt tijdloze meesterwerken. Het pleit voor de goede smaak en de oordeelkundigheid van de organisatoren dat de meeste van die werken de komende weken op het programma staan.

Concerten:

21/4: Sjostakovitsj – ‘Getuigenis’ (deSingel Antwerpen; van 11.30 uur tot 22.00 uur): met o.m. Symfonie nr. 7, Suite op gedichten van Michelangelo, Cellosonate, Altvioolsonate, pianotrio nr. 2, strijkkwartetten nrs. 2 en 8, pianokwintet, Preludes en Fuga’s opus 87. M.m.v. het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Rudolf Barshai, Danel Kwartet, Jan Michiels (piano), Sergej Leiferkus (bariton), Boris Pergamenschikov (cello), Isabelle van Keulen (viool/altviool), Lars Vogt (piano), en een lezing door musicoloog Francis Maes (19.15 uur).

26/4: Strijkkwartetten 13, 14 en 15 door het Emerson Quartet, deSingel Antwerpen.

27 en 28/4: Symfonie nr. 15 door VRO o.l.v. Yoel Levi, resp. in PSK Brussel en Bijloke Gent.

DVD-rom of cd-rom:DSCH Shostakovich (Chandos 55001- Cultural Heritage Series vol. 1): meer dan negen uur up-to-date documentaire met archiefbeelden, concertfragmenten, commentaren van beroemde vertolkers, uitgebreide disco- en bibliografie enz.

CD-selectie:

1. Symfonieën 1-15 o.l.v. Bernard Haitink (Decca) of Kyrill Kondrashin (Melodiya-BMG)

2. Suite op gedichten van Michelangelo (Sergej Leiferkus/N.Yärvi (DG; samen met Tsvetayeva-liederen) of Dietrich Fischer-Dieskau/Ashkenazy (Decca)

3. Sonate voor altviool en piano: Yuri Bashmet met Svjatoslav Richter (MK) of met Mikail Muntian (RCA)

Biografieën:

Solomon Volkov – ‘Getuigenis. Herinneringen van Dmitri Sjostakovitsj.’ (Arbeiderspers 1981; omstreden en voorlopig uitgeput)

Laurel Fay – ‘Shostakovich. A Life’ (Oxford 2000; grondig en kritisch, maar nog niet vertaald)

Jo Paumen

Pas de laatste jaren krijgen we een genuanceerd beeld van Sjostakovitsj’ politieke houding.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content