‘IK LEER NU PAS MIJN GRENZEN KENNEN’

BART SWINGS 'Het mooie aan langebaanschaatsen is dat de sterkste altijd wint.' © VINCENT JANNINK/IMAGE GLOBE

Op de afgelopen Europese Kampioenschappen allroundschaatsen in Boedapest werd de twintigjarige Bart Swings knap tiende. Een tussendoortje, op weg naar het absolute einddoel: een medaille op de Olympische Winterspelen van Pyeongchang, in 2018. ‘Als je wereldkampioen skeeleren bent, stap je niet over om tiende te worden.’

Sire, er zijn nog schaatsende Belgen. Op de voorbije Europese Kampioenschappen allround schaatste de twintigjarige Bart Swings naar een knappe tiende plaats. De allroundkampioenschappen, waarbij de rijders zich zowel op de 500, de 1500, de 5000 als de 10.000 meter met elkaar meten, waren eigenlijk maar een test, als voorbereiding op het WK afstanden, dat eind maart in Heerenveen wordt gereden. In Friesland wil Swings pas echt super zijn.

Maar het verhaal begint eigenlijk veertien maanden eerder, op 8 november 2010. Die dag stapt de op dat moment negentienjarige Swings voor het eerst op het ijs, in het Duitse Grefrath. Hij is op dat moment net voor de derde keer wereldkampioen skeeleren geworden, en wil graag wat afwisseling in het trainingsschema. Al gauw blijkt dat Swings ook op het ijs over uitzonderlijke kwaliteiten beschikt. Twee maanden later schaatst hij op zijn eerste grote internationale wedstrijd meteen de limiet voor het Europees Kampioenschap. Een opmerkelijke prestatie, des te uitzonderlijker omdat Swings twee dagen voor de wedstrijd doodziek tussen bed en toilet pendelt: zijn maag kan de nieuwjaarsmaaltijd dat jaar blijkbaar maar matig appreciëren. In combinatie met een autorit van vijf uur een rampzalige voorbereiding. Swings laat het echter niet aan zijn hart komen, en schaatst op de 5000 meter vijf seconden onder de EK-limiet.

De anekdote zegt veel over Swings’ doorzettingsvermogen en mentale sterkte. In het dagelijks leven is hij echter de rust zelve, een beetje timide zelfs. Tenzij hij verliest. ‘Ik kan niet tegen mijn verlies’, zegt hij lachend. ‘Nooit gekund. En ja, dat gaat echt ver: zelfs gezelschapsspelletjes met mijn vriendin zijn een probleem. Ze wint niet gemakkelijk.’

Dan moet schaatsen een aanpassing zijn. Daar kom je voorlopig tekort voor de zege.

Bart Swings: Wat dat betreft, leert schaatsen me wel relativeren. Als ik op een schaatstoernooi een slechte dag heb, is het sowieso voorbij. Bij skeeleren kun je dan nog op je sprint speculeren. (lachend) Niet dat ik er écht mee kan leven als ik nu verlies, maar ik maak me er al minder druk in.

Steekt het niet, als wereldkampioen skeeleren in B-reeksen starten?

Swings: Helemaal niet. Ik schaats nog maar een jaar, dan is het normaal dat je niet alles wint. Toen ik vorig jaar de limiet voor de Europese Kampioenschappen schaatste, was dat eigenlijk ook per ongeluk. En trouwens, het heeft zo zijn voordelen. Op de Wereldbeker in Tsjeljabinsk won ik de B-reeks van de vijf kilometer. Ik heb dus wel al eens op een schaatspodium gestaan. (lacht)

Waarom ben je eigenlijk beginnen te schaatsen?

Swings: Aanvankelijk wou ik enkel wat schaatsen als voorbereiding op het skeelerseizoen. Ik wou het eens proberen, omdat het me een leuke afwisseling leek. Ik moest in de eerste plaats nog leren schaatsen, ik ben dus zonder grote ambities begonnen. Maar in het achterhoofd speelde natuurlijk mee dat schaatsen een olympische sport is, en skeeleren niet. Dat als ik er goed in zou blijken, de mogelijkheid zou bestaan eens naar de Olympische Spelen te mogen. De klik kwam er toen ik Koen Verweij als junior vijfde zag worden op het Nederlands Kampioenschap. Vier maanden tevoren was ik wereldkampioen bij de junioren geworden, hij werd toen derde. Niet dat ik ervan uitging dat ik dan ook goed zou kunnen schaatsen, maar het was toch een extra motivatie.

Hoe groot is de stap tussen skeeleren en schaatsen?

Swings: Fysiek hoeven skee-leraars nauwelijks onder te doen voor schaatsers, maar technisch is schaatsen veel moeilijker. Op de schaatsen kun je amper corrigeren, terwijl het bij skeeleren weinig uitmaakt waar je je voeten zet. Ook de wedstrijdformule is helemaal anders. Bij skeelerwedstrijden rijd je in groep, langebaanschaatsen is eigenlijk een tijdrit. Dat is het mooie aan langebaanschaatsen: de sterkste wint altijd.

Is de concurrentie bij het schaatsen groter dan bij het skee-leren?

Swings: Skeeleren is een grotere sport dan schaatsen. In Zuid-Korea en Colombia is het echt extreem populair, vergelijkbaar met het veldrijden hier. Ik doe het momenteel goed in de schaatswedstrijden, maar ik heb eigenlijk nog nooit een wedstrijd geschaatst met de conditie die ik op een WK skee-leren heb. Het feit dat ik zelfs zonder topconditie al ver kom, bewijst dat skeeleren een echte topsport is. Het probleem is dat skeeleren een contactsport is. Het lijkt gevaarlijker dan het is, maar als er een renner valt, sleurt die vaak het hele pak mee.

Kun je skeeleren en schaatsen blijven combineren?

Swings: Ik wil echt blijven skeeleren. Er zijn zo veel afstanden en disciplines, elke race is compleet anders. Het maakt me sterker, dus ik zie niet in waarom ik ermee zou moeten stoppen. Ik ga het wel wat afbouwen naarmate we dichter bij de Spelen komen, maar ik wil het zeker blijven doen. ’s Zomers trainen de meeste schaatsers toch met de fiets, dan kun je maar beter skeeleren. Ik kan harder trainen op de skeelers, ik kan me er meer in uitputten. Er zijn wel skeeleraars die olympisch schaatskampioen zijn geworden, zoals Derek Parra of Chad Hedrick, maar die zijn volledig overgestapt. De combinatie is vrij zeldzaam.

Hoe ver kun je komen in het schaatsen?

Swings: Als je wereldkampioen skeeleren bent, stap je niet over om tiende te worden. Ik wil een medaille op de Olympische Winterspelen van 2018. In 2018 wil ik bij de absolute toppers horen. Ik hoop er ook op de Spelen in Sotsji al bij te zijn, maar voor topprestaties komt 2014 te vroeg. Normaal gezien zou ik me wel moeten kunnen kwalificeren: er zijn 28 startplaatsen, en in de Wereldbeker sta ik momenteel dertiende op de vijf kilometer. Iederéén wordt beter zodra de Spelen dichterbij komen, maar het komt wel goed.

Waaraan moet je bij het schaatsen nog werken?

Swings: Aan mijn techniek. Dat speelt me vooral op de 500 meter parten, daar verlies ik veel te veel tijd. Al voel ik dat ik daar progressie boek. Op de lange afstanden heb ik het probleem dat ik vaak te traag van start ga. Vorig jaar gebeurde het vaak dat mijn laatste ronde de snelste van allemaal was. Dat is een slecht teken: dan heb je niet alles gegeven. De laatste wedstrijden begin ik mezelf op te blazen. Dat is dan weer een goed teken: ik kan mezelf stilaan tot het uiterste drijven. Ik leer nu pas mijn grenzen kennen. Eigenlijk moet je de laatste ronde steendood zitten. Bij het skeeleren is dat helemaal anders, omdat je iets moet overhouden voor de eindsprint. Vanuit het skeeleren heb ik de drang om op mijn tegenstander te focussen, dat moet er nog uit. Ik kan het me nog niet veroorloven, omdat ik anders mijn techniek verwaarloos.

Heb je al een favoriete afstand?

Swings: De meeste skeelerwedstrijden gaan over 10 of 20 kilometer, we zijn dus vooral lange afstanden gewoon. In het schaatsen wil ik me in eerste instantie toeleggen op de 5 kilometer. Voor de 1500 meter heb ik te weinig snelheid, en de 10 kilometer is te zwaar om elk weekend te doen. Ironisch genoeg heb ik het Belgisch record op de 5 kilometer nog altijd niet gebroken. Maar dat record van Bart Veldkamp gaat eraan, gegarandeerd.

Welke faciliteiten heeft een schaatsende Belg in eigen land?

Swings: Zeer kort: die zijn er niet in België. Je kunt wel shorttracken, maar voor het langebaanschaatsen moeten we uitwijken naar Eindhoven. Maar eigenlijk is België een van de beste landen om te gaan schaatsen. In Nederland heb je veel rijders, die allemaal aan de wereldbeker zouden kunnen deelnemen maar niet geselecteerd raken. Als Belg is het veel gemakkelijker je te kwalificeren. Je kunt als Belg ook gemakkelijk in Nederland trainen, omdat het niet ver is en je de taal spreekt. Het belangrijkste nadeel is dat het in België geen grote sport is, maar dat kan nog komen.

Legt dat gebrek aan faciliteiten geen hypotheek op je mogelijkheden?

Swings: Ach, zelfs in Eindhoven is het ijs eigenlijk niet goed om te trainen. Je kunt niet alleen op het ijs trainen, je moet ook op con-ditie en kracht trainen. Voor onze stages wijken we doorgaans uit naar Inzell of Erfurt. We pakken het een beetje anders aan dan de meeste schaatsers. In september en oktober houden we twee stages van twee weken, met telkens een week tussenpauze. Op trainingskampen focussen we puur op de techniek, conditie bouwen we op een andere manier op. Het grootste nadeel is dat ik niet zo vaak op het ijs sta. Elke wedstrijd die ik kan schaatsen, doe ik mee.

Moet je niet vaker op het ijs staan om wereldtop te worden?

Swings: Topschaatsers als Sven Kramer staan ook niet elke dag op het ijs. Er is een soort gulden regel dat topschaatsers maar een keer per dag op het ijs staan. Al zondigen wij daar op stage wel tegen, om in korte tijd meer ijsgevoel te krijgen. Schaatsen is veel meer belastend dan skeeleren. Ik zou gemakkelijk elke dag twee skeelertrainingen kunnen afleggen, op het ijs ligt dat veel moeilijker. In de toekomst zal ik wel iets vaker op het ijs moeten staan, maar voorlopig gaat het goed.

In Nederland had Bart Swings nu al bij een grote ploeg gezeten.

Swings: Ik zou inderdaad iets meer verdienen dan nu, maar wat dan nog? Mijn prestaties op het ijs zijn aan het verbeteren, dan kom ik misschien vanzelf in aanmerking voor een grote ploeg. Maar ik ben er niet echt naar op zoek. Als mijn prestaties goed genoeg zijn, krijg ik mijn kosten vergoed door Bloso. Ik zal iets langer moeten studeren, omdat ik mijn jaren spreid. Dat kost natuurlijk wat meer, maar ik heb het ervoor over.

Wat kun je nog professioneler aanpakken?

Swings: Ongeveer alles. Sinds kort werken we samen met de KU Leuven, om onze trainings- en voedingsschema’s te evalueren. Ik eet gezond, maar ik ben niet maniakaal met mijn voeding bezig. Als schaatser hoef je ook niet supermager te zijn, omdat je vaak in koude omstandigheden sport. Het is vooral belangrijk het juiste te eten voor en na de training. Je spieren geen vochttekort bezorgen, is veel belangrijker dan vetpercentages. Belangrijk is wel alles stap per stap te doen. Je kunt niet zomaar harder gaan trainen als je niet weet of dat verbetering opbrengt. Je spieren laten recupereren, dat is ook training.

Is de sfeer onder skeeleraars anders dan onder schaatsers?

Swings: Schaatsen is profes-sioneler. In het skeeleren moet je wel met iedereen overeenkomen, omdat ze je tijdens de wedstrijden anders van de baan rijden. Schaatsen is iets minder collegiaal. Skeele-ren heeft geen geheimen: als je iets wilt weten, vraag je het gewoon aan een collega. Bij schaatsen wordt er mysterieuzer gedaan. Het slijpen van je messen is zogezegd een kunst, maar ik vind er niets speciaals aan. Vooral de Nederlanders doen dat vaak, die vinden ook elk jaar zogezegd een nieuw aerodynamisch pak uit. Allemaal overdreven, als je het mij vraagt.

DOOR JEROEN ZUALLAERT

‘Dat record van Bart Veldkamp gaat eraan. Gegarandeerd.’

‘Als je bij het schaatsen een slechte dag hebt, maak je geen schijn van kans.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content