De omvang van de BSE-factuur zorgt voor de eerste paniekreacties. De dolle koeien zouden het Belgische voorzittersfeestje grondig kunnen verstoren.

Al een paar weken is Sabena de inzet van een grootschalig sociaal conflict. De maatschappij heeft zowat 18 miljard frank vers geld nodig. Vier miljard moet van de Belgische regering komen en het is duidelijk dat minister van Overheidsbedrijven Rik Daems (VLD) zo’n bedrag niet graag ophoest.

In de Europese Unie daarentegen werken ze met andere normen en cijfers. Vorige week maakte de Europese Commissie van Romano Prodi bekend dat er 39 miljard frank voor de bestrijding van de BSE-crisis wordt vrijgemaakt. Het nieuws haalde met moeite de kranten. Als het over Europese landbouw gaat, tilt niemand eraan dat er met tientallen miljarden wordt gegoocheld, en nog minder wordt verwacht dat het vele geld de problemen voorgoed zal oplossen.

Ook het extraatje dat vorige week werd vrijgemaakt, is niet meer dan een druppel op een hete plaat en volgens hoge Europese kringen is er een veelvoud nodig om de acute noodsituatie te keren. Dat de BSE-crisis daarmee tot het verleden zal behoren, gelooft niemand nog. Hooguit kan men verwachten dat de gigantische overschotten rundvlees zo worden weggewerkt. In die overschotten dreigt de Unie zich de volgende maanden te verslikken.

Op 1 juli gaat het Belgische voorzitterschap van start en de regeringstop heeft ambitieuze plannen om in december met een grensverleggende verklaring over de eindtermen van Europa uit te pakken. ‘Laken’ zou een nieuwe start voor de Europese integratie moeten worden. De BSE-factuur dreigt al die mooie plannen en vernuftige strategieën te doorkruisen. Als de Europese consument de volgende maanden zijn steak blijft weigeren, krijgt premier Guy Verhofstadt (VLD) nauwelijks de tijd om zich met Laken en het Europese einddoel bezig te houden. Dan wordt het alle hens aan dek om een financiële crisis te bezweren. Zo’n crisis zou in een grootschalig dispuut over het Europese landbouwbeleid uitmonden.

In de Wetstraat 16 kunnen ze momenteel alleen hopen dat die kelk aan hen voorbijgaat. Maar vorige vrijdag werd al duidelijk dat de zaken vlug uit de hand kunnen lopen. In Daussoulx, op het kruispunt van de E25 en E411, blokkeerden zeshonderd landbouwers met hun tractoren urenlang de autoweg. De vierhonderd federale politiemannen kregen de knoop niet ontward en mobiliseerden dan maar Waals minister van Landbouw José Happart (PS). Die zei dat hij volledig solidair was met de protesterende boeren, en dat Europees landbouwcommissaris Franz Fischler niets oploste. Enkele minuten later werd de blokkade opgeheven. Ongeveer op hetzelfde ogenblik kreeg Fischler een sneer van de premier. Na afloop van de kabinetsraad kapittelde Verhofstadt de commissaris. ‘De Belgische regering kan niet akkoord gaan met zijn uitlatingen. Wij vragen dat de Europese Commissie eerst overleg pleegt met de lidstaten vooraleer zij met remedies aankomt.’

DE HEILIGE LANDBOUWKOE

Wat een paar duizend Sabena-werknemers niet kunnen, hebben zeshonderd boeren in een paar uur voor elkaar: een regionaal minister en de federale premier voor hun kar spannen. Daarmee werd een traditie gerespecteerd die sinds het verdrag van Rome in 1958 het Europese landbouwbeleid kenmerkt. De landbouwers slagen er nog steeds in om politieke hefbomen in werking te zetten, waarvan anderen alleen kunnen dromen. De reprimande van Verhofstadt tegen Fischler is opmerkelijk omdat hij binnen het kransje van eerste ministers een van de meest overtuigde pleitbezorgers van een sterke en onafhankelijke Europese Commissie is.

En er is meer. De Europese landbouwpolitiek is een haast totale negatie van alles wat het liberalisme over vrije wereldhandel voorhoudt. Sinds het verdwijnen van de Sovjet-Unie en de communistische planeconomie is het Europese landbouwbeleid zowat het enige domein waar overheidsinterventie een beslissende rol speelt. Met alle gevolgen van dien. Het systeem is surrealistisch complex en dus nog steeds een Eldorado voor gewiekste fraudeurs. De tijd dat de baten van het Europese landbouwbeleid veel groter waren dan de kosten, is allang voorbij. Reeds in 1968 publiceerde toenmalig landbouwcommissaris Sicco Mansholt een rapport waarin hij de noodzaak van radicale hervormingen verdedigde, anders dreigden even dramatische als onbetaalbare melkplassen, boter- en vleesbergen. Ook Mansholt werd toen door de regeringen teruggefloten en de meeste van zijn voorstellen bleven dode letter. Pas in 1992 kregen de eerste hervormingen een kans.

In maart 1999, tijdens de top van Berlijn, deed de Commissie – Fischler was toen al in functie – een nieuwe doorbraakpoging. Ondanks de steun van Duitsland dat zich als nettobetaler onheus behandeld voelde, werden de meest ingrijpende hervormingen van tafel geveegd. Vooral de Franse president Jacques Chirac viel tijdens de lange, Berlijnse nacht op door onverzoenlijke taal en dito gedrag. Meer dan welke lidstaat ook haalt Frankrijk immers voordeel uit het systeem. Het enige wat de toegeeflijke en toen nog onervaren Gerhard Schröder in Berlijn binnenhaalde, was de plechtige toezegging dat onder geen beding geraakt kon worden aan de begrotingspakketten die tot 2006 waren vastgelegd.

Reeds op de terugweg van Berlijn waren er regeringsleiders die deze resultaatverbintenis totaal irrealistisch noemden. Ze hadden daar twee redenen voor: de oorlog in Kosovo en de uitbreiding van de Unie. Als landen als Polen van de gulle Europese landbouwsubsidies zouden genieten, was de Unie op de kortst mogelijke tijd bankroet. Daar ligt trouwens een van de redenen waarom de datum van de eerste toetredingen voortdurend werd verdaagd.

Omdat regeringsleiders niet alles kunnen voorzien, hield niemand in Berlijn rekening met de gekke koeien. Voor velen was het een Brits dossier dat definitief was afgehandeld. In november 2000 bleek het tegendeel en werden ook in Duitsland besmette koeien gevonden. En begin december moesten in de EU alle niet op BSE geteste runderen ouder dan dertig maanden vernietigd worden. Eind januari van dit jaar is het verbruik van rundvlees in de Unie met gemiddeld 27 procent gedaald, en tekent zich een gigantisch begrotingstekort af. Zonder een even vlugge als spectaculaire ommekeer van het consumentenvertrouwen is de budgettaire ravage niet te overzien. Dan moet het Belgische voorzitterschap de loopgraven in om de begroting voor volgend jaar op te stellen. Ofwel wordt het dan kunst- en vliegwerk en schipperen tussen Frankrijk en Duitsland, ofwel durft Verhofstadt eindelijk de heilige koe van de Europese landbouw aan te pakken.

EEN FOUT SYSTEEM

De kans dat Verhofstadt eerst de eindtermen van de Europese landbouw moet definiëren, voor hij aan de Europese eindtermen kan beginnen, wordt elke dag waarschijnlijker. In de VLD zien ze de bui al hangen, en onlangs werd de werkgroep Landbouw opgericht. ‘Het is tijd’, aldus europarlementslid Dirk Sterckx, ‘dat we eindelijk eens duidelijk maken waar we als liberalen met de Europese landbouw naartoe willen. In essentie is dat beleid allesbehalve liberaal.’ In plaats van de koevoet, de bevoegdheidsafbakening waarmee de premier het debat over de eindtermen van Europa wou forceren, krijgt hij nu een echte, zij het dolle koe. Of Chirac het graag hoort of niet, het huidige landbouwbeleid is onbetaalbaar. Vooral de agro-industrie en de grote landbouwlobby’s, die in het verleden niet zelden de richtprijzen dicteerden, worden er beter van.

De consument die veertig jaar geleden nog met een vol bord gepaaid kon worden, is zijn vertrouwen na alle dioxines en prionen kwijt. Ook Schröder en Fischler hebben ondertussen begrepen dat het zo niet verder kan en dat de uitgangspunten van het landbouwbeleid, productie, kwantiteit en grootschaligheid, aan herziening toe zijn. Niet alleen is het huidige beleid te duur – 46 procent van het Europese budget -, het is ook onverantwoord riskant. Al in 1998 schreef professor Franklin Dehousse dat de BSE-crisis het gevolg is van een beleid waarbij de kwantiteit belangrijker was dan de kwaliteit. ‘Deze crisis is allerminst een ongeluk. De gekkekoeienziekte is vooral het logische resultaat van een fout systeem.’

In 1996 moest toenmalig europarlementslid José Happart hemel en aarde bewegen om een onderzoekscommissie over BSE op te starten. Van de 162 vereiste handtekeningen kwamen er bijna geen uit de eigen socialistische fractie, en evenmin van de christen-democraten. Die terughoudendheid had een reden. De onderzoekscommissie legde zoveel anomalieën bloot dat de Commissie van Jacques Santer in moeilijkheden kwam. Vooral de prioriteiten van de Unie kwamen toen heel duidelijk naar voren. Niemand die het beter formuleerde dan toenmalig commissaris Emma Bonino, bevoegd voor het consumentenbeleid. ‘Mijn diensten tellen 41 ambtenaren van categorie A, landbouw meer dan duizend. We hebben niet eens voldoende personeel om hun documenten te lezen, laat staan uit te vlooien.’

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content