Met het project ‘zingen op school, zingen in de opera’ opent de Munt zijn deuren voor de jeugd.

‘Zingen op school, zingen in de opera’, op 19 maart om 13 uur in De Munt (02 229 13 73) en op 23 maart om 11 uur in het Flageygebouw (02 542 11 22). De toegang is gratis.

Hoe laat je 600 Brusselse lagereschoolkinderen in één uur tijd lunchen in de gebouwen van de Munt? Het is een ongewone vraag die door de hoofden van Linda Lovrovic en Sabine de Ville spookt. Zij zijn de coördinatoren van het project Zingen op school, zingen in de opera, het orgelpunt van de viering van tien jaar Educatieve dienst van de Munt en vijftien jaar Ars Musica.

Het is prachtig dat een van de belangrijkste operahuizen van Europa een project opzet waarmee het geen sociaal onderscheid wou maken tussen de jonge deelnemers én dat de coördinatoren het aandurven om daarvoor zeshonderd lagereschoolkinderen te engageren. En ja, al die monden moeten snel gevuld worden op 19 maart, voor de kinderen na een doorloop hun opwachting mogen maken in de grote zaal van de Munt voor de eerste samenzang.

‘We vinden er wel iets op’ lacht Linda Lovrovic, ‘want in de loop van de tien jaar dat we een educatieve werking hebben, is het klimaat in huis sterk veranderd. In het begin vonden sommigen het nogal hinderlijk dat hier kinderen en jongeren rondliepen, want dat zou het werk aan de hoge kunst van de operaproducties verstoren. Nu vindt iedereen het normaal dat onze deuren openstaan.’

Met het zangproject van de Munt wordt onbewust verwezen naar het misverstand waardoor opera ontstaan is. Op het eind van de zestiende eeuw verenigden dichters, wetenschappers en musici zich namelijk in Firenze tot de Camerata. Dat genootschap probeerde voor een wedergeboorte van het Griekse theater te zorgen. De leden van de Camerata gingen er verkeerdelijk van uit dat in het antieke theater ook de dialogen op muziek gereciteerd werden. Een misverstand, maar een vruchtbaar misverstand, want zo ontstond de opera als een vorm van zingend reciteren van tekst. Al vrij snel zorgde Claudio Monteverdi voor een accentverschuiving: niet zozeer de woorden zijn belangrijk, stelde hij, maar de emoties die via het zingen en de muzikale begeleiding opklinken.

Zingen, zingen, zingen, om uit de partituren levendige en betoverende emoties te toveren, dat is wat die zeshonderd kinderen op heel korte tijd werd aangeleerd. Lovrovic: ‘Het is snel gegaan. We speelden al enkele jaren met de gedachte om een zangproject voor kinderen te organiseren. Onze werking richt zich meestal op relatief kleine groepen, maar omdat onze educatieve werking tien jaar bestaat, wilden we deze keer iets groots. Daarvoor sloegen we de handen in elkaar met Arsmuzikina, de pedagogische verantwoordelijken van Ars Musica. Zij suggereerden om een compositieopdracht te geven aan vier hedendaagse componisten. Wij zorgden ervoor dat het een artistiek tweeluik kon worden door het kinderkoor van de Munt erbij te betrekken, omdat zij op het einde van dit seizoen een Britten-cd zullen opnemen. Voor het programma van het project Zingen op school, zingen in de opera kozen we voor enkele liederen uit Benjamin Brittens Friday Afternoons, opus 7, omdat het een verzameling van 12 liederen is die oorspronkelijk ook voor kinderen bedoeld was. Britten componeerde ze voor de Cliff House preparatory school, waar zijn broer directeur was.’

NIET OP DE KNIEëN

En waren de hedendaagse componisten gemakkelijk warm te krijgen, want voor kinderen schrijven ligt toch niet voor de hand? Lovrovic: ‘Pierre Bartholomée, Philippe Boesmans, Luc Brewaeys en Wim Henderickx kregen pas in oktober een compositieopdracht, maar ze waren zo enthousiast dat hun werk in een drietal maanden klaar was. Samen met Bernard Foucroulle, die vanaf zijn aanstelling duidelijk gemaakt heeft dat hij veel belang hecht aan educatieve werking, zijn we eerst met hen rond de tafel gaan zitten, want ze moesten rekening houden met muzikale beperkingen, zoals hoge en lage tonen of niet meer dan twee stemmen voor het koor van de lagere scholen. Het werk van Wim Henderickx lijkt het gemakkelijkst in te oefenen, maar je kan niet zeggen dat iemand van het viertal compositorisch of inhoudelijk op zijn knieën is gaan zitten. En dat is ook niet nodig, want het maakt de uitdaging voor de kinderen groter.’

‘De componisten overlegden met elkaar om hun werk onder een gemeenschappelijke noemer te brengen. Het werd ‘de weg’, omdat Pierre Bartholomée volop geconcentreerd was op zijn operacreatie Oedipe sur la route, die trouwens onlangs in première ging. Hij noemde zijn compositie Ils étaient trois sur la route. Philippe Boesmans zoekt het hogerop in Le bâillement d’Eole. Je hoort er Eolus, de god van de wind in geeuwen. Luc Brewaeys koos de weg van Odysseus in Come here, Ulysses en Wim Henderickx gaat Or-feus achterna met Orpheus, toverzanger in de onderwereld. De componisten hebben er ook voor gezorgd dat alle stukken met dezelfde twee klanken beginnen, om de kinderen gemakkelijker hun toon te laten nemen. De composities zijn niet zo gemakkelijk, maar de moeilijkste passages worden door het kinderkoor van de Munt gezongen. De componisten hebben in hun partituren aangeduid wat het kinderkoor en wat het lagerescholenkoor voor hun rekening moeten nemen.’

Zijn de kinderen in die korte tijd betere zangers geworden? Ronald Jozef Jansen van Basisschool De Wemelweide uit Watermaal-Bosvoorde vindt het wel: ‘Toen we, net zoals alle andere Brusselse lagere scholen, een uitnodiging kregen om in dit project te stappen, ben ik er met plezier op ingegaan. Ik neem al sinds enkele jaren met mijn vijfde leerjaar deel aan de opera-ateliers van de Munt, die hen perfect voorbereiden op het bijwonen van een voorstelling, omdat de aanpak een beroep op hun verbeelding doet en niet belerend is. Samen met acht andere Nederlandstalige en vijf Franstalige scholen werden we geselecteerd. De voorbereiding gebeurt in tien sessies, door een muziekpedagoog van de Munt. Bij ons is dat Koen Laukens. Het is fantastisch om te zien hoe hij de kinderen enthousiast maakt voor het zingen. Niet zo evident, toch, want ik heb een jongensklas en die doen graag stoer. Maar hij biedt het geheel als een puzzel aan. Hij leert de kinderen op een speelse, associatieve manier hoe ze zich moeten concentreren, hoe ze vanuit de buik en niet vanuit de keel of vanuit de borstkas moeten ademen. Ze ontdekken dat ze anders zingen als ze staan of zitten. De kinderen ontdekken zelf tot welke verrassende resultaten ze met hun stem kunnen komen. Hoe ze de wind of de regen kunnen nabootsen. En dat zingen ook door elkaar of in verschillende stemmen zingen kan zijn. De muziekpedagoog werkt niet met partituren, maar zingt de kinderen voor. En hij vertelt tussendoor verhaaltjes, om aan te geven wie de personages zijn. Ook dat werkt erg op hun verbeelding.’ ‘Het is trouwens het werkproces dat telt, benadrukt Linda Lovrovic.’

Pas op 17 maart oefenen alle kinderen, die zullen plaatsnemen op het parterre in de grote zaal, omdat ze niet op de scène kunnen, voor het eerst samen. Met hun centrale positie in de zaal drukken we ook symbolisch het doel van dit project uit: de kinderen staan centraal. De toeschouwers kunnen rond hen op de balkons zitten.

Paul Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content