Henk Scheermeijer was tientallen jaren werkzaam als geheim agent voor de Inlichtingen Dienst Buitenland (IDB), de ‘geheimste geheime dienst’ van Nederland. Een interview over zijn dubbelleven, zijn memoires en Brussel.

Een spion is per definitie eenzaam. Terwijl hij regelmatig zijn leven op het spel zet, zal hij zelfs met collega’s zelden over angst kunnen praten. Op verjaardagsfeestjes mag hij vragen over zijn beroep niet beantwoorden en tijdens het eten zal hij vrouw en kinderen niet kunnen vermaken met smakelijke anekdotes (ze zouden zich rot schrikken).

Jarenlang leidde Henk Scheermeijer een dubbelleven: voor de buitenwereld was hij een succesvolle zakenman, tegelijk werkte hij als geheim agent Henri Martin aan het ontmaskeren van ‘mollen’ en het opsporen en verijdelen van terroristische complotten.

Na zijn pensionering besloot hij dat de tijd van zwijgen lang genoeg had geduurd. Vooral omdat hij merkte dat zijn dochter een heel verkeerd beeld had van zijn werk. Na zijn eerste boek, dat een globaal beeld gaf van zijn spionnenleven, had hij de smaak te pakken. Geholpen door zijn fotografisch geheugen, begon hij aan zijn memoires te schrijven. Deze maand verschijnt het eerste deel, Aanval op de Euromast, dat zich afspeelt in het jaar 1982 – net lang genoeg geleden voor de autoriteiten om zich niet tegen publicatie te verzetten, hoewel Scheermeijer wel te horen heeft gekregen dat hij ‘ongezond bezig is’.

Na de aanslagen op 11 september vroeg iedereen zich af hoe het mogelijk was dat de geheime diensten daarvoor niet gewaarschuwd hadden. De CIA reageerde daarop met de tegenwerping dat wij er geen idee van hadden hoeveel aanslagen er verijdeld werden zonder dat we daar ooit iets van merkten.

Daarnaast, zegt Scheermeijer, slaap je in als er lange tijd geen ongelukken gebeuren. ‘Bush heeft al begin augustus te horen gekregen dat er iets ernstigs aan de hand was. Maar er is niets gedaan met die wetenschap. Het probleem is dat het er vaak op lijkt alsof het allemaal verzonnen is.’ Wie kon zich voorstellen dat een groep terroristen met behulp van vier gekaapte passagiersvliegtuigen op hetzelfde moment zowel het World Trade Center als het Pentagon en – wellicht – het Witte Huis zouden aanvallen?

Of dat de Palestijnse terreurgroep Al Fatah in 1982 door de bezoekers van de Rotterdamse Euromast te gijzelen een deel van de oliemarkt in hun greep wilde krijgen? Waarna later dat jaar een Indiase zakenman miljoenen dollars uitgaf aan Franse raketten van het merk Luchaire om daarmee op eerste kerstdag een aanslag te plegen op het Witte Huis.

In beide gevallen speelde Henri Martin een cruciale rol. Samen met agenten van de Israëlische geheime dienst Mossad en de CIA wist hij de snode plannen te verhinderen, zoveel kan hier wel onthuld worden. Hoe dat precies in zijn werk ging, is in zijn boek te lezen. En ook waarom niemand er iets van heeft gemerkt. Alleen wie heel goed kijkt, ziet een paar kogelgaten aan de zijkant van de Euromast.

Scheermeijer was transportondernemer en expediteur en bracht daarnaast vaak met veel succes nouveautés op de markt. Zo kwam een gigantisch bouwwerk van door zijn bedrijf geproduceerde clickets (magnetische knikkers) in het Guinness Book of Records en verkocht hij een bijzonder type markiezendoek waaronder het goed zonnen en bruinen was zonder te verbranden. Door zijn status als zakenman had hij een grote bewegingsvrijheid en kon hij makkelijk in contact komen met schimmige handelaren en bemiddelaars.

In beide zaken speelt een belangrijk deel in België. Scheermeijer ontmoet in Brussel de internationaal gezochte terrorist Carlos die op zoek is naar de blauwdrukken van de Euromast, nodig voor de voorbereiding van een aanval op het gebouw.

En de Franse raketten worden door een bedrijf in Sint-Niklaas verpakt en naar de haven van Antwerpen verscheept.

Is het toeval dat België in beide verhalen een grote rol speelt?

Henk Scheermeijer: In Brussel zit het hoofdkwartier van de NAVO, dus als je spionnen zoekt, moet je daar zijn. Niet alleen agenten uit het Oostblok, maar iedereen die iets te weten wil komen zit er. Spioneren doe je echt niet alleen bij de vijand. Ook vrienden willen precies weten wat de ander doet. Om dat duidelijk te maken, een voorbeeld uit Nederland: kortgeleden stond er in de krant – het was maar een klein berichtje – dat Nederland twee Engelse spionnen heeft uitgewezen. Spionage is heel vaak bedrijfsspionage: Philips, Unilever, ze hebben allemaal spionnen in dienst. Brussel is een verzamelplaats van spionagediensten, ook omdat de Europese Unie er zit. De stad is langzaam maar zeker het centrum van Europa geworden, daar is veel nieuws te halen. Voor een inlichtingendienst is België veel belangrijker dan Nederland.

U ontmoette Carlos in La Margherita. Is dat de echte naam van het restaurant?

Scheermijer: Het is de echte naam. Ik ben al een jaar niet in Brussel geweest, maar ik denk dat het nog steeds bestaat. Volgens mij was het in 1982 eigendom van die Palestijnse groepering. Ook de CIA had zoiets. Aan de voorkant is het een gewoon restaurant, voor iedereen toegankelijk, maar daarachter zijn de toiletten en via een deur kom je in privéruimten, met kamers voor verhoor, vergaderingen enzovoort. Het echte hoofdkantoor van de CIA zat dichtbij het station, ik kan daar uiteraard niet nader op ingaan, maar het was gevestigd in een zakenpand met een aantal koperen borden naast de voordeur. Als je naar de CIA wilde, ging je met een lift naar de tweede etage, een gang door naar een andere lift speciaal voor de CIA, waar een sleutel en een code voor nodig waren, dan ging je nog enkele etages hoger waar de agenten kantoor hielden. Het barst in de wereld van de handelsondernemingen die ook echt handeldrijven, maar in wezen allemaal dekmantels zijn. Ik heb zelf wel zes of zeven van die bedrijven opgezet.

Is er veel veranderd na de val van de Muur?

Scheermijer: De NAVO is een machtsblok. Amerika vormde met de westerse bondgenoten een front tegen het Oosten. Op zichzelf stellen Frankrijk, Duitsland, Italië niets voor. Frankrijk heeft wel atoombommen, maar met vijf van die dingen van buitenaf, is het land van de wereldkaart gewist. Samen ben je sterk, daarom is het ons gelukt een akkoord te sluiten met de Russische president Vladimir Poetin om het aantal kernwapens in de wereld te verminderen. Een niet-aanvalsverdrag was er al wat langer. Het ontgaat de meeste mensen, maar dat wij voor het eerst sinds de laatste oorlog een akkoord hebben gesloten om elkaar niet aan te vallen, is natuurlijk geweldig. Dat is voor een zeer groot deel bekokstoofd in Brussel. De gezamenlijke ministers, de premiers worden gevoed door hun geheime diensten. En dat gaat gewoon door. Zoals wij altijd zeggen: regeringen komen, regeringen gaan, maar spionage blijft altijd bestaan. Wij trekken ons eigenlijk niets aan van onze regering. Wij vormen ons eigen wereldje.

Hoe wordt er in België omgegaan met die grote hoeveelheid spionnen?

Scheermijer: De Belgische geheime dienst is heel goed georganiseerd en houdt alles heel goed in de gaten. Ze weten precies waar de Amerikanen zitten, waar de Russen zitten. Ze hebben foto’s van al die agenten.

Zo’n man als Carlos, zou die ook nu nog over de wereld kunnen reizen, zoals hij in de jaren tachtig deed?

Scheermijer: Zulke mensen bestaan nog steeds, al die aanslagen van de laatste jaren zijn toch voorbereid. Die man in Afghanistan heeft daar zelf weinig aan gedaan. Hij heeft daar mensen voor. Carlos kon niet schilderen, kon niet typen, hij kon eigenlijk niks, maar in het vak dat hij beoefende, terrorist, was hij grandioos. In vermommingen kende hij zijns gelijke niet. Ik stond in Brussel op twee meter afstand van hem en ik herkende hem niet.

Hij zou dus een geweldige geheim agent geweest zijn?

Scheermijer: Nee, daar had hij de statuur niet voor. Hij kon niet werken onder druk. Hij was niet geschikt om bevelen op te volgen, hij was een vrije vogel. Als je tegen hem zou zeggen: je moet zus en je moet zo, dan zou hij exploderen. In onze huidige samenleving zou hij in een inrichting terechtkomen.

Waar hij nu in feite ook zit.

Scheermijer: Ja, hij wordt bewaakt tegen de buitenwereld.

Wat voor man was Carlos?

Scheermijer: Het was eigenlijk een heel sympathieke vent. Hij liet zich ook van een kwetsbare kant zien. Vertelde dat hij het jammer vond dat hij geen vrouw en kinderen had. Niet dat hij ging huilen, maar hij werd wel sentimenteel. Wat spionnen en criminelen vooral missen zijn vrienden. Carlos had wel vertrouwelingen, maar dat waren ondergeschikten. Hij kon nooit echt met iemand praten. Je leeft steeds maar in een draaikolk van leugens. Als hij niet zo crimineel was geweest, had het absoluut geklikt tussen ons. Carlos had mijn vriend mogen zijn.

Diny Van De Manakker

Henk Scheermeijer, ‘De memoires van een spion – Aanval op de Euromast’, Uitgeverij M, verschijnt eind juni. ISBN 90 225 3269 0

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content