Prettige lectuur biedt het jaarlijks rapport van de organisatie Amnesty International alweer niet.

Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens afkondigden. Wellicht de mooiste tekst die ooit geschreven is. Want daarin wordt – in dertig artikels – vastgelegd dat alle mannen, vrouwen en kinderen van bij hun geboorte alle rechten hebben die hen tot mens maken. Of anders gezegd: als we een rechtvaardige samenleving willen, waarin iedereen met respect wordt behandeld, moeten we bepaalde regels volgen.

De Verklaring was geïnspireerd door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Begrippen als racisme, misdaden tegen de mensheid, genocide hebben toen hun definitieve inhoud gekregen. De tekst ontstond ook uit het idealisme van die naoorlogse tijd. We zouden er met z’n allen voor zorgen dat zoiets verschrikkelijks nooit meer zou gebeuren.

Dat de tekst de tijdgeest weergaf, blijkt ook uit andere zaken. We moesten wachten tot 1990 voor expliciet de rechten van kinderen werden vastgelegd, tot 1995 voor de rechten van vrouwen werden omschreven. Misschien openden de voortdurende schendingen van de rechten van kinderen en vrouwen de wereld de ogen.

Vijftig jaar na de Verklaring weten we dat mensenrechten in veel landen routinematig in het gedrang komen. De organisatie Amnesty International plakt er cijfers op: 141 van de 190 staten ontzeggen hun inwoners de rechten waarop elke mens aanspraak kan maken. Meer dan een miljard mensen moeten overleven met geen veertig frank per dag. Elke dag sterven 35.000 kinderen omdat ze ondervoed of ziek zijn. Meer dan de helft van de wereldbevolking kan niet lezen of schrijven, miljoenen kinderen werken elke dag, een op drie landen foltert gevangenen, veel landen sluiten ingezetenen op omdat ze anders denken, anders zijn of vrijheid eisen.

Steeds meer regeringen zeggen dat de rechten van de mens, zoals die in 1948 werden afgekondigd, in hun land niet tellen. Ze argumenteren dat het om een westers product gaat en Aziaten en Afrikanen, bijvoorbeeld, zijn en denken anders. De Verklaring zou ingaan tegen de cultuur, de tradities, de lokale godsdienst.

DE RECHTEN ZIJN ONDEELBAAR

Niemand zal ontkennen dat maatschappijen van elkaar verschillen. Maar is er zoveel verschil tussen de Indonesiërs die een beter loon eisen en vakbonden die hen beschermen en de arbeiders van het negentiende-eeuwse Aalst die via priester Adolf Daens hun recht zochten? Is de Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela wel of geen Afrikaan als hij de dictators veroordeelt die in zoveel Afrikaanse landen aan de macht zijn? Kan traditie worden ingeroepen om vrouwen te besnijden en te verminken? Is godsdienst een geldige reden om oorlog te voeren?

Mensen zijn mensen, stelt Amnesty. En ze hebben dezelfde rechten. De ontkenning van die rechten steunt op uitvluchten.

Politieke, bijvoorbeeld. Recht en orde tot de economie draait. Dictatuur tot we rijk zijn. Of economische uitvluchten. “Concurrentiepositie” is een moloch waaraan in vele landen – ook westerse – de rechten van de mens worden geofferd tot het land rijk genoeg is.

Machthebbers geven hun macht niet zomaar af, dat merken we elke dag in de media. Maar hun uitvluchten zetten wel een helse spiraal aan het draaien. Economische achterstand verspert de toegang tot politieke rechten. Wie geen politieke rechten heeft, kan makkelijker worden uitgebuit omdat er geen vakbonden zijn die de zwakken beschermen. Wie zijn rechten niet kent, kan ze niet opeisen.

Wie arm is en ongeletterd valt ook in rijke landen door de mazen van het net. In de Verenigde Staten of op de Filipijnen krijgen arme mensen sneller de doodstraf dan rijke.

Amnesty International startte in 1961 met een enkel thema: mensen die opgesloten zitten omwille van hun opvattingen vrij krijgen. Het werkt nu rond alle rechten van de mens. Omdat het nodig is en omdat mensenrechten ondeelbaar zijn.

Is pessimisme op zijn plaats? Neen, zegt Amnesty. Over heel de wereld vechten steeds meer mensen tegen dictaturen. De Verenigde Naties – ook hun financiële en economische afdelingen – hebben steeds meer aandacht voor de rechten van de mens. Het probleem is dat leidende staten wel sancties willen afkondigen tegen landen die atoomproeven doen (Pakistan en India) of terreurorganisaties steunen (Libië), maar veel vriendelijker zijn voor staten die mensenrechten schenden. Irak werd politiek, diplomatiek en economisch totaal geïsoleerd omdat het wapens bezit waarmee het zijn buurlanden kan aanvallen. Turkije, dat met steun van Irak zijn eigen Koerdische bevolking terroriseert, wordt niet gestraft.

Op een grote conferentie in Rome wordt gepraat over een permanent internationaal gerechtshof dat grove schendingen van mensenrechten, waar en wanneer ook begaan, kan onderzoeken en straffen. Tegenkanting komt van de Verenigde Staten, Singapore, China, Iran, Irak, Cuba, India en Pakistan.

Amnesty International jaarboek 98, Amsterdam 1998, 486 pag.

M.V.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content